Ontwerpresolutie - B7-0012/2012Ontwerpresolutie
B7-0012/2012

ONTWERPRESOLUTIE over de conclusies van de Europese Raad (8- 9 december 2011) over het ontwerp voor een internationale overeenkomst voor een Unie van begrotingsstabiliteit (2011/2546(RSP))

16.1.2012

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Søren Bo Søndergaard, Jean-Luc Mélenchon, Miguel Portas, Marisa Matias, Kyriacos Triantaphyllides, Takis Hadjigeorgiou, Paul Murphy, Cornelis de Jong, Willy Meyer, Patrick Le Hyaric, Mikael Gustafsson, Nikolaos Chountis, Marie-Christine Vergiat, Ilda Figueiredo namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2011/2546(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0012/2012
Ingediende teksten :
B7-0012/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0012/2012

Resolutie van het Europees Parlement over de conclusies van de Europese Raad (8- 9 december 2011) over het ontwerp voor een internationale overeenkomst voor een Unie van begrotingsstabiliteit (2011/2546(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van 9 december 2011,

–   gezien het ontwerp voor een international verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie,

–   gezien artikel 110, lid 2 van zijn Reglement,

A. overwegende dat het begrotingspact geen soelaas biedt tegen de belangrijkste factoren die tot de crisis hebben geleid, namelijk de liberalisering, deregulering en een overgroot vertrouwen in de financiële markten, de toenemende macro-economische discrepanties in de eurozone en het opdringen van neoliberale beleidskeuzes;

B.  overwegende dat de door de staatshoofden en regeringsleiders voorgestelde maatregelen neerkomen op voortzetting van een falend beleid en dat de onderliggende oorzaken van de financiële en economische crisis nog steeds niet worden aangepakt, met name de verdergaande deregulering van belangrijke economische sectoren en de toenemende macro-economische discrepanties binnen de eurozone;

C. overwegende dat de afhankelijkheid van de financiële markten, ondanks de rampzalige gevolgen daarvan, sinds het begin van de financiële crisis zelfs groter is geworden; overwegende dat alleen overheidscontrole op de banken en toekenning aan de lidstaten van leningen tegen lage rente door de Europese Centrale Bank hieraan een einde kan maken;

D. overwegende dat het voorgestelde begrotingspact de keuzes voor het begrotingsbeleid aan de democratisch gekozen regeringen van de lidstaten, en aan het democratisch toezicht van de volken van Europa, dus van de nationale parlementen, zal onttrekken, om daarvoor in de plaats een permanent bezuinigingskader in te voeren;

E.  overwegende dat de regeringen in Europa zich neerleggen bij het dictaat van de financiële markten en daarmee hun beleidsvoorstellen volkomen oriënteren op het tevredenstellen van die markten;

F.  overwegende dat de regels voor de euro in de bestaande verdragen zijn vastgelegd en zonder wijziging van die verdragen niet kunnen worden veranderd;

G. overwegende dat de vertrouwenscrisis tussen de bevolking in de EU-lidstaten en de EU-instellingen steeds groter wordt, hetgeen de crisis rond democratie en legitimatie voor de EU nog verhevigt;

H. overwegende dat de mensen de EU, als gevolg van haar beleid, steeds meer gaan zien als bedreiging voor hun economisch en sociaal welzijn, als bron van toenemende onzekerheid over hun werk en inkomen, als aanstichter tot ongelijkheid en onrechtvaardigheid en als obstakel voor volledige democratie, hetgeen de nationalistische terugtrekneiging versterkt, voedsel geeft aan xenofobische ideeën en een laag opkomstniveau bij - ook Europese – verkiezingen in de hand werkt;

1.  gelooft dat de maatregelen van de Europese Raad de mondiale kapitalistische crisis zal verergeren;

2.  verzet zich krachtig tegen het international verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie en de recente wijzigingen in de EMU-structuur (Economisch bestuur, Europees semester, Euro Plus-pact); beschouwt deze wijzigingen als de meest reactionaire, ondemocratische en extreem neoliberale respons op de huidige crisis;

3.  hekelt dat het ontwerp voor een international verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie, in plaats van de economische ontwikkeling in de EU-27 weer in de richting te voeren van volledige werkgelegenheid (waaronder meer en betere banen) sociaal-economische groei, sociale cohesie (met name bestrijding van armoede, inkomensongelijkheid en werkeloosheid) en milieubescherming, op dezelfde instrumenten blijft gefixeerd als die welke tot de crisis hebben geleid, en het tekort aan democratische legitimatie in het bestaande beleid nog verergert door de rol van het Europese Parlement en van de nationale parlementen te negeren;

4.  meent voorts dat het ontwerp voor een internationaal verdrag het bezuinigingsbeleid zal institutionaliseren en het beginsel van democratische gelijke rechten onder alle 27 lidstaten zal loslaten, hetgeen onvermijdelijk moet leiden tot verheviging van de crisis, aantasting van de levensstandaard van het merendeel van de mensen in de EU en vergroting van de ongelijkheid tussen de lidstaten, en verdeeldheid zal doen ontstaan die in een meersnelheden-EU moet uitmonden, waarbij niet alleen het bestaan van de euro in gevaar komt, maar misschien dat van de EU in haar geheel;

5.  houdt staande dat het debat over de uitweg uit de economische crisis niet alleen aan de EU-instellingen en de regeringen van de lidstaten mag worden overgelaten, maar dat maatschappelijke organisaties, vakbonden, werkelozen en andere sociaal uitgesloten groepen in de Europese samenlevingen daar ook bij moeten worden betrokken; pleit voor een alomvattend debat onder de volkeren van Europa over hun verwachtingen van de EU en haar doelstellingen;

6.  gelooft dat plannen van een reikwijdte als in het ontwerp voor een international verdrag worden aangekondigd, dwingen tot een zo breed mogelijke volksraadpleging door middel van referenda volgens de nationale regelingen daaromtrent; verlangt dat die referenda zonder politieke inmenging van de Europese Commissie worden gehouden;

7.  wijst erop dat voor elke wijziging in de Ierse grondwet een referendum nodig is; en dat de begrotingsmacht door de Ierse grondwet bij het Ierse parlement en de regering wordt gelegd, zodat in geval van eventuele overdracht van begrotingsmacht wijziging van de grondwet nodig is;

8.  gelooft dat de regeringen in de lidstaten waar geen referendum mogelijk is, het volk de macht moeten geven om over de ratificatie van dit ontwerpverdrag te beslissen door middel van een volksraadpleging;

9.  benadrukt dat alle toekomstige wijzigingen van de verdragen moeten worden aangenomen in overeenstemming met de gewone herzieningsprocedure; wijst gebruik van de snelle procedure af;

10. gelooft dat stemmen over alternatieve economische of budgettaire beleidsmaatregelen die door politieke partijen worden voorgesteld, een elementair onderdeel uitmaakt van de democratie in de lidstaten, en dat dit ontwerpverdrag de mogelijkheid van toekomstige gekozen regeringen om eigen beleid uit te voeren, aanmerkelijk zal verminderen; dit geldt niet alleen voor budgettair en economisch beleid, maar ook voor sociale, onderwijskundige en culturele kwesties; ziet hierin een fundamentele bedreiging voor het subsidiariteitsbeginsel;

11. verzet zich tegen overdracht aan het Europese Hof van Justitie en de Europese Commissie van nieuwe bevoegdheden om zich met het begrotingsbeleid van de lidstaten te bemoeien;

12. wijst erop dat de regels voor de euro in de bestaande EU-Verdragen zijn vastgelegd en dat dit niet kan worden veranderd zolang er geen wijziging komt in de bestaande Verdragen;

13. betreurt de juridische en politieke verwarring rond dit ontwerp voor een internationaal verdrag, namelijk door het gemis van een concreet en openbaargemaakt ontwerp van dat verdrag;

14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.