ONTWERPRESOLUTIE over de haalbaarheid van de invoering van stabiliteitsobligaties (2011/2959(RSP))
25.1.2012
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement
Sharon Bowles, Sylvie Goulard namens de Commissie economische en monetaire zaken
B7‑0016/2012
Resolutie van het Europees Parlement over de haalbaarheid van de invoering van stabiliteitsobligaties (2011/2959(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (onderdeel van het "six pack"),
– gezien het Groenboek van de Commissie van 23 november 2011 over de haalbaarheid van de invoering van stabiliteitsobligaties;
– gezien de presentatie door vicevoorzitter Rehn voor de Commissie economische en monetaire zaken op 23 november 2011 en de gedachtewisseling met de Duitse Raad van economische deskundigen over het Europese schuldaflossingsfonds op 29 november 2011,
– gezien het tussentijds verslag van voorzitter Van Rompuy getiteld "Naar een sterkere economische Unie" van 6 december 2011,
– gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Parlement de Commissie heeft gevraagd een verslag in te dienen over de mogelijkheid van de invoering van Europese effecten, wat integraal deel uitmaakt van de overeenkomst tussen het Parlement en de Raad over het maatregelenpakket voor de economische governance ("six pack");
B. overwegende dat de eurozone zich in een unieke situatie bevindt, aangezien de leden van de eurozone een gemeenschappelijke munt hebben, maar geen gemeenschappelijk begrotingsbeleid en geen interne obligatiemarkt;
C. overwegende dat voor de emissie van obligaties onder hoofdelijke aansprakelijkheid een proces van verdergaande integratie vereist is;
1. is ernstig verontrust over de aanhoudende druk op de markten voor staatsobligaties in de eurozone, die tot uiting komt in grotere spreads, grote instabiliteit en kwetsbaarheid voor speculatieve aanvallen in de afgelopen twee jaar;
2. is van mening dat de eurozone, als emittent van 's werelds tweede internationale munt, mede verantwoordelijk is voor de stabiliteit van het internationale monetaire stelsel;
3. benadrukt dat het in het strategische langetermijnbelang van de eurozone en zijn leden is om zo veel mogelijk voordeel te halen uit de emissie van de euro, die een wereldwijde reservemunt zou kunnen worden;
4. wijst er met name op dat de markt voor VS-schatkistpapier en de totale staatsobligatiemarkt van het eurogebied vergelijkbaar zijn qua omvang, maar niet qua liquiditeit, diversiteit en prijsstelling; wijst erop dat het in het belang van de eurozone kan zijn om een gemeenschappelijke liquide en diverse obligatiemarkt te ontwikkelen, en dat, na de geloofwaardige invoering van een cultuur van stabiliteit in de eurozone, een markt voor stabiliteitsobligaties een werkbaar alternatief zou kunnen vormen voor de VS-dollarobligatiemarkt en de euro als mondiale "veilige haven" zou kunnen fungeren;
5. is tevens van mening dat de eurozone en zijn leden verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de stabiliteit op lange termijn van hun valuta, die wordt gebruikt door meer dan 330 miljoen mensen en een groot aantal bedrijven en beleggers, hetgeen indirect van invloed is op de rest van de wereld;
6. wijst erop dat stabiliteitsobligaties zouden verschillen van obligaties uitgegeven door federale staten als de VS en Duitsland en daarom niet zonder meer vergeleken kunnen worden met VS-staatsobligaties en Bundesanleihen;
7. verwelkomt de publicatie van het Groenboek, waarmee wordt tegemoetgekomen aan een lang geleden gedaan verzoek van het Europees Parlement, en beschouwt het als nuttig uitgangspunt voor nadere bezinning; is bereid tot en kijkt uit naar een actieve discussie over alle aspecten, zowel sterke als zwakke punten, met betrekking tot de haalbaarheid van de invoering van stabiliteitsobligaties in verschillende configuraties; moedigt de Commissie aan om haar analyse verder te verdiepen na een brede maatschappelijke discussie waaraan moet worden bijgedragen door het Europees Parlement en de nationale parlementen, alsmede door de ECB, indien deze dit passend acht; beschouwt geen van de drie door de Commissie gepresenteerde opties als een direct antwoord op de huidige crisis op het gebied van de staatsschulden;
8. neemt kennis van de beoordeling van de Commissie, opgenomen in het Groenboek over de haalbaarheid van de invoering van stabiliteitsobligaties, dat stabiliteitsobligaties de uitvoering van het monetaire beleid in de eurozone zouden vergemakkelijken en een efficiënte werking van de obligatiemarkt en het bredere financiële stelsel van de eurozone ten goede zouden komen;
9. herhaalt zijn standpunt dat als noodzakelijke voorwaarde voor een gemeenschappelijke obligatie-emissie een duurzaam begrotingskader aanwezig moet zijn, zowel gericht op versterkte economische governance als op economische groei in de eurozone, en dat een juiste volgorde van wezenlijk belang is, waartoe een bindend tijdpad moet worden vastgesteld, analoog aan de criteria van Maastricht voor de invoering van de gemeenschappelijke munt, en waarbij gebruik moet worden gemaakt van de opgedane ervaringen;
10. is van mening dat de doelstellingen op basis waarvan de besluiten van de Europese Raad van 8 en 9 december 2011 zijn genomen, gericht op het vergroten van de duurzaamheid van overheidsfinanciën, ook bijdragen aan de invoering van de nodige voorwaarden voor de mogelijke invoering van stabiliteitsobligaties;
11. is van mening dat stabiliteitsobligaties een aanvullende stimulans kunnen vormen voor de naleving van het stabiliteits- en groeipact, mits hierbij rekening wordt gehouden met moreel risico en gezamenlijke aansprakelijkheid; wijst erop dat verder moet worden gewerkt aan de opties die worden gepresenteerd in het Groenboek, onder meer met betrekking tot:
– doeltreffende marktstimulerende maatregelen ter verlaging van de schulden,
– criteria voor toe- en uittreding, overeenkomsten inzake voorwaarden en looptijd, herverdeling van financieringsvoordelen voor de huidige AAA-landen,
– een stelsel van differentiëring van rentetarieven onder de lidstaten met uiteenlopende ratings,
– begrotingsdiscipline en een toename van het concurrentievermogen,
– procyclische en schuldengerelateerde deflatoire effecten,
– voldoende aantrekkelijkheid voor marktinvesteerders, met beperking of voorkoming van te sterke collateralisatie en herverdeling van risico over landen,
– de hogere rangorde van stabiliteitsobligaties ten opzichte van nationale obligaties indien een lidstaat zijn schuld niet inlost,
– de criteria voor de toewijzing van leningen aan lidstaten en de capaciteit om de schuld af te lossen,
– meetbare en uitvoerbare schuldenprogramma's,
– de modaliteiten voor een bindende routekaart, vergelijkbaar met de criteria van Maastricht voor de invoering van de gemeenschappelijke munt,
– de interactie met de EFSF/het ESM voor lidstaten met liquiditeitsproblemen,
– passende wettelijke vereisten, waaronder verdrags- en grondwetswijzigingen;
12. is van mening dat het vooruitzicht van stabiliteitsobligaties de stabiliteit in de eurozone op middellange termijn kan stimuleren; verzoekt de Commissie echter om snel voorstellen in te dienen om de huidige staatschuldencrisis grondig aan te pakken, zoals het Europees schuldaflossingspact voorgesteld door de Duitse Raad van economische deskundigen en/of de invoering en ratificatie van een ESM-verdrag en/of Eurobills, alsmede een gezamenlijk beheer van schuldemissies;
13. wijst erop dat deze resolutie een voorlopig antwoord vormt op het groenboek van de Commissie en gevolgd zal worden door een omvattender resolutie in de vorm van een INI-verslag;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank.