ONTWERPRESOLUTIE over Iran en zijn nucleaire programma (2012/2512(RSP))
25.1.2012
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Johannes Cornelis van Baalen, Marietje Schaak, Alexander Alvaro namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0017/2012
B7‑0017/2012
Resolutie van het Europees Parlement over Iran en zijn nucleaire programma (2012/2512(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie, Catherine Ashton, namens de E3+3 naar aanleiding van de besprekingen met Iran in Istanbul op 21 en 22 januari 2011,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 18 november 2011 over Iran,
– gezien zijn eerdere resoluties over de Islamitische Republiek Iran, met name zijn resolutie van 10 februari 2010 en van 10 maart 2011,
– gezien de toezeggingen van Iran in het kader van het Verdrag ter voorkoming van de verspreiding van kernwapens (non-proliferatieverdrag, NPV), en gezien het feit dat alle landen die partij zijn bij het NPV al hun verplichtingen volledig moeten nakomen, maar ook het recht hebben om overeenkomstig artikel I en II van het NPV voor vreedzame doeleinden en zonder discriminatie onderzoek te doen naar kernenergie en kernenergie te produceren en te gebruiken,
– gezien resolutie GOV/2006/14 van de raad van bestuur van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), die stelt dat een oplossing voor de Iraanse nucleaire kwestie zou bijdragen aan de bevordering van wereldwijde non-proliferatie en aan de verwezenlijking van de doelstelling van een Midden-Oosten zonder massavernietigingswapens, met inbegrip van de geleidingssystemen hiervoor,
– gezien het rapport van de IAEA aan de raad van bestuur over de tenuitvoerlegging van de waarborgenovereenkomst inzake Noorwegen, Polen en Joegoslavië (NPY-overeenkomst) en de desbetreffende bepalingen in de resoluties van de Veiligheidsraad over de Islamitische Republiek Iran van 8 november 2011,
– gezien de desbetreffende resoluties van de Verenigde Naties, onder meer resolutie 1696(2006), 1737(2006), 1747(2007), 1803(2008), 1835(2008), 1887(2009) en 1929(2010), alsook de verklaring van de VN-voorzitter van 29 maart 2006 (S/PRST/2006/15), en gezien het feit dat alle erin vervatte standpunten worden herhaald,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat politieke en diplomatieke inspanningen cruciaal zijn om te komen tot een onderhandelde oplossing die kan waarborgen dat het nucleair programma van Iran uitsluitend bestemd is voor vreedzame doeleinden; overwegende dat Turkije en Brazilië inspanningen leveren om een overeenkomst met Iran te bereiken over de onderzoeksreactor in Teheran, wat het vertrouwen kan herstellen;
B. overwegende dat in het verslag voorts wordt gewezen op het feit dat Iran zijn nucleaire verrijkingsprogramma en opwerkingsactiviteiten die het land uit hoofde van diverse resoluties van de Veiligheidsraad moet opschorten, voortzet; overwegende echter dat het non-proliferatieverdrag als zodanig verrijkingsactiviteiten van de landen die partij zijn bij het verdrag niet uitsluit, en dat het verrijkingsprogramma van Iran bijgevolg geen inbreuk vormt op het NPV;
C. overwegende dat Iran heeft aangekondigd dat Fordo in februari operationeel zal zijn en dat daar uranium tot 20% zal worden verrijkt, en dat het land heeft bevestigd dat inspecteurs van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie tegen eind januari voor een inspectie van een maand worden verwacht;
1. herhaalt zijn verzoek aan Iran om de ontwikkeling van zijn verrijkingstechnologie onmiddellijk stop te zetten, omdat deze veel verder gaat dan wat nodig is om de energievoorziening voor civiele doeleinden te waarborgen en de internationale bezorgdheid over clandestiene militaire bedoelingen negeert;
2. erkent dat sancties en diplomatieke maatregelen kunnen helpen om de Iraanse regering de VN-resoluties te doen aanvaarden en eerbiedigen en zo een eventuele militaire interventie te voorkomen; wijst erop dat deze sancties tot nu toe niet het internationaal verhoopte resultaat hebben opgeleverd; betreurt de permanente weigering van China en Rusland in de VN-Veiligheidsraad om sancties tegen Iran te steunen;
3. dringt erop aan alleen sancties of restrictieve maatregelen toe te passen die gericht zijn op en in verhouding staan tot het nagestreefde doel, om pressie uit te oefenen op de verantwoordelijke kopstukken van repressieve of misdadige regimes en de verantwoordelijke niet-gouvernementele actoren van mislukte staten, en daarbij de negatieve gevolgen voor de burgerbevolking, met name de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, zoveel mogelijk te beperken (verslag-Watson over restrictieve maatregelen van de EU);
4. herinnert er evenwel aan dat Iran partij is bij het NPV - in tegenstelling tot sommige landen die in het bezit zijn van kernwapens - en in die hoedanigheid inspecties van zijn erkende kerninstallaties door de IAEA toelaat;
5. stelt met grote bezorgdheid vast dat Iran in Qom een verrijkingsinstallatie heeft gebouwd, wat indruist tegen zijn verplichtingen om alle verrijkingsgerelateerde activiteiten op te schorten;
6. herhaalt dat het vastberaden is om het gezag van de IAEA te versterken, waarbij het zijn grote steun uitspreekt voor de rol van de raad van bestuur van de IAEA en de IAEA looft voor zijn inspanningen om openstaande kwesties in verband met het nucleair programma van Iran op te lossen;
7. dringt er stellig op aan dat Iran ten volle met de IAEA samenwerkt voor alle openstaande kwesties, met name deze die aanleiding geven tot bezorgdheid over mogelijke militaire dimensies van het Iraans nucleair programma, onder meer door onverwijld toegang te verlenen tot alle sites, uitrusting, personen en documenten waarom de IAEA verzoekt; benadrukt dat het belangrijk is te waarborgen dat de IAEA over alle nodige middelen en het gezag beschikt om zijn werkzaamheden in Iran te verrichten;
8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de president van de EU, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de VN-Veiligheidsraad, de directeur-generaal van de IAEA, de regeringen en parlementen van de Masjraklanden, de Samenwerkingsraad van de Golf, Israël, Palestina, Irak en Turkije, en de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Iran.