ONTWERPRESOLUTIE over het gemeenschappelijk visserijbeleid en de productie van collectieve goederen
(2011/2899(RSP))
13.2.2012
overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement
Marek Józef Gróbarczyk, Struan Stevenson namens de ECR-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0579/2011
B7‑0066/2012
Resolutie van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk visserijbeleid en de productie van collectieve goederen (2011/2899(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie over "Europa 2020" (COM(2010)2020),
– gezien Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[1],
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982,
– gezien de van 31 oktober 1995 daterende Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de FAO,
– gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese visserijsector essentieel is voor de sociale en economische ontwikkeling van de Europese kustgebieden;
B. overwegende dat de visserijsector in de Europese Unie tal van arbeidsplaatsen genereert, niet alleen in de visserijindustrie, maar ook in aanverwante sectoren zoals de farmaceutische industrie, de cosmeticasector, het toerisme en de sport;
C. overwegende dat de visserijsector een multifunctionele dimensie heeft, waardoor hij kustgemeenschappen voorziet van een breed scala aan collectieve goederen die de Europese burgers in het algemeen ten goede komen;
D. overwegende dat de Europese visserijsector de vierde grootste ter wereld is, en goed is voor een productie van 6,4 miljoen ton per jaar;
E. overwegende dat de EU 's werelds grootste zeegebied bestrijkt, en dat zij over 1200 havens en de grootste koopvaardijvloot ter wereld beschikt;
F. overwegende dat het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) het welzijn van de EU-burgers ten goede moet komen dankzij de ontwikkeling van de visserijsector in Europa;
1. wijst erop dat de Europese visserijsector, en met name de kleinschalige visserij, een positief effect heeft op de ontwikkelingen in een aantal sectoren die indirect aan de visserij gelieerd zijn zoals bijvoorbeeld cultuur, onderwijs, de recreatieve en toeristische sector, wetenschapsontwikkeling en milieubescherming;
2. onderstreept dat bij de invoering van het nieuwe GVB met de belangen van alle relevante belanghebbenden, waaronder vissers, niet-gouvernementele organisaties, de verwerkende industrie, enz., rekening moet worden gehouden;
3. verzoekt de Commissie er nadrukkelijk op toe te zien dat de visserijsector volledig wordt geïntegreerd in de Europa 2020-strategie, met name in het kader van de in het betreffende document bepleite inclusieve groei;
4. benadrukt dat het hervormde GVB strikt moet worden gekoppeld aan andere belangrijke EU-initiatieven op het gebied van maritieme aangelegenheden, in het bijzonder aan de mededeling van de Commissie over de "Conclusies van de raadpleging over een Europees maritiem beleid" (COM (2007) 574 def.);
5. onderstreept dat bij het visserijbeheer steeds meer gebruik moet worden gemaakt van betrouwbare wetenschappelijke gegevens om het beheer van de visbestanden op lange termijn efficiënter te kunnen aanpakken;
6. roept de Commissie ertoe op de multifunctionele aard van de visserijsector en het waardevolle karakter van het brede scala aan diverse collectieve goederen dat hij produceert te erkennen, en daarbij uit te gaan van een integrale visie op de sector, met name bij de hervorming van het GVB;
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de producentenorganisaties en de Europese visserijnijverheid.
- [1] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.