Ontwerpresolutie - B7-0134/2012Ontwerpresolutie
B7-0134/2012

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Nigeria (2012/2550(RSP))

7.3.2012

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Fiorello Provera, Rolandas Paksas, Lorenzo Fontana, Oreste Rossi, Claudio Morganti, Mara Bizzotto, Nikolaos Salavrakos, Niki Tzavela namens de EFD-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0131/2012

Procedure : 2012/2550(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0134/2012
Ingediende teksten :
B7-0134/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0134/2012

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Nigeria (2012/2550(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Nigeria en de vrijheid van godsdienst,

–   gezien artikel 18 van Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–   gezien artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–   gezien de VN-Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie en overtuiging van 1981,

–   gezien de grondwet van de Federale Republiek Nigeria en met name de bepalingen over bescherming van de godsdienstvrijheid in Hoofdstuk IV – Recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst,

–   gezien de verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie van 26 december 2011 een 22 januari 2012,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat op 20 januari ten minste 186 mensen in de noordelijke stad Kano zijn omgekomen bij een gecoördineerde reeks bomaanslagen en beschietingen door de radicale islamitische groepering Boko Haram, hetgeen de meest dodelijke aanslag was van de groepering sinds het begin van hun opstand in 2009 - na de moord op zijn oprichter en leider, Mohammed Yusuf - met het doel de democratie in Nigeria omver te werpen;

B.  overwegende dat de islamitische groepering Boko Haram alle zuidelijke christen en animisten heeft gewaarschuwd dat zij de noordelijke staten van het land moeten verlaten en de invoering van de sharia in Nigeria eist, en dat sinds begin 2012 minstens 200 mensen zijn omgekomen bij aanslagen die aan de groepering worden toegeschreven en in 2011 meer dan 500 mensen om het leven zijn gekomen;

C. overwegende dat Boko Haram op 4 maart een 'oorlog' tegen christenen heeft aangekondigd en heeft gezegd dat het een reeks van 'gecoördineerde aanvallen zou uitvoeren om de hele christelijke gemeenschap die in het noorden van het land leeft te vernietigen;

D. overwegende dat op 26 februari twee zelfmoordterroristen van Boko Haram explosieven in een auto buiten een kerk in de stad Jos tot ontploffing hebben gebracht, waarbij drie mensen zijn gedood en 38 mensen gewond, en dat op 21 februari vermoedelijk islamitische extremisten een bom buiten een kerk in de stad Suleja tot ontploffing hebben gebracht, waarbij vijf mensen gewond zijn geraakt;

E.  overwegende dat het land getuige is van een opkomst van etnische animositeit, die wordt gevoed door sektarisch geweld, dat de centrale regering van president Goodluck met veel moeite onder controle probeert te krijgen, en dat de president heeft toegegeven dat de onrust groter is tijdens de burgeroorlog van de jaren 1960;

F.  overwegende dat er al is aangedrongen op hervormingen binnen de veiligheidsdiensten van Nigeria nadat een van de hoofdverdachten van de bomaanslagen van Boko Haram op eerste kerstdag, waarbij vierenveertig mensen zijn omgekomen, binnen 24 uur na zijn arrestatie op 14 januari uit detentie ontsnapt is;

G. overwegende dat de Nigeriaanse regering op het toenemend geweld heeft gereageerd met verhoging van de veiligheid in de hoofdstad Abuja, de arrestatie van tientallen verdachten, en de instelling van een avondklok en de noodtoestand in sommige delen van de vier noordelijke staten;

H. overwegende dat een van de grootste obstakels voor de Nigeriaanse overheid bij het aanpakken van het probleem met Boko Haram is dat zij geen informatie heeft over de structuur, het leiderschap en de ideologie van de groepering, waardoor het moeilijk is om bepaalde personen te isoleren;

I.   overwegende dat Nigeria een bevolking van 160 miljoen heeft, die bestaat uit christenen in het zuiden en moslims in het noorden;

J.   overwegende dat de stad Jos als de religieuze breuklijn tussen het noorden en zuiden wordt omschreven;

1.  veroordeelt de brute aanslagen op christelijke gemeenschappen en roept de regering van Nigeria op om alle nodige maatregelen te nemen om het probleem van de militante islam in Noord-Nigeria aan te pakken;

2.  meent dat er meer transparantie en vastbeslotenheid nodig is binnen de veiligheidsdiensten van Nigeria om verdachten die betrokken zijn bij sektarische aanslagen op te sporen en te arresteren, alsook dat er maatregelen genomen moeten worden om christelijke gebeds- en gemeenschapsplaatsen in Nigeria, en met name het noorden, bescherming te bieden;

3.  dringt er bij de internationale gemeenschap op aan snel actie te ondernemen om de fundamentele basisrechten en vrijheden van de christelijke gemeenschappen in Nigeria en in landen in Noord- en West-Afrika te steunen;

4.  onderstreept dat religieuze leiders in Nigeria moeten optreden tegen mensen die aanzetten tot geweld en de basis moeten leggen voor religieuze tolerantie en begrip;

5.  vraagt de Nigeriaanse federale regering concrete en dringende maatregelen te nemen om een interetnische en interreligieuze dialoog te ondersteunen, en juicht het initiatief van president Goodluck Jonathan toe om religieuze en gemeenschapsleiders bijeen te brengen;

6.  dringt er bij de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger op aan de inspanningen van de Nigeriaanse autoriteiten te steunen om het probleem van de islamitische opstand doeltreffend aan te pakken;

7.  verzoekt de Commissie haar inspanningen met de Verenigde Staten en andere donoren te coördineren om ontwikkelingshulp te bestemmen voor het scheppen van werkgelegenheid in de gebieden waar het sektarisch geweld het meest woedt;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vice-voorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de federale regering van Nigeria, de organen van de Afrikaanse Unie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en het Pan-Afrikaanse Parlement (PAP).