Ontwerpresolutie - B7-0148/2012Ontwerpresolutie
B7-0148/2012

ONTWERPRESOLUTIE over de ontwikkeling van een EU‑strategie voor diabetes (2011/2911(RSP))

7.3.2012

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Marisa Matias, Patrick Le Hyaric, Kartika Tamara Liotard, Nikolaos Chountis, Jiří Maštálka, Marisa Matias, Patrick Le Hyaric, Kartika Tamara Liotard, Nikolaos Chountis, Jiří Maštálka namens de GUE/NGL‑Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0145/2012

Procedure : 2011/2911(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0148/2012
Ingediende teksten :
B7-0148/2012
Aangenomen teksten :

B7‑0148/2012

Resolutie van het Europees Parlement over de ontwikkeling van een EU‑strategie voor diabetes (2011/2911(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien artikel 168 van het Verdrag van Lissabon,

- gezien het Groenboek van de Commissie van 8 december 2005 met als titel "Bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging: een Europese dimensie voor de preventie van overgewicht, obesitas en chronische ziekten", waarin wordt ingegaan op de cruciale factoren bij het optreden van type 2‑diabetes,

- gezien de conclusies van de conferentie van het Oostenrijkse voorzitterschap "Preventie van type 2‑diabetes", gehouden in Wenen op 15 en 16 februari 2006,

- gezien de schriftelijke verklaring van het Europees Parlement van 27 april 2006 over diabetes,

- gezien de conclusies van de Raad van 1 juni 2006 over het bevorderen van gezonde levensstijlen en het voorkomen van type 2‑diabetes,

- gezien de resolutie van de Wereldgezondheidsorganisatie van 11 september 2006 over de preventie en bestrijding van niet‑overdraagbare ziekten in de Europese regio van de WHO,

- gezien de resolutie van de Verenigde Naties van 18 januari 2007 over Werelddiabetesdag,

- gezien het besluit van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008‑2013) en het daaropvolgende voorstel van de Commissie van 22 februari 2011 betreffende financiële bijdragen voor de maatregelen van dit programma,

- gezien het Witboek van de Commissie van 23 oktober 2007 met als titel "Together on Health: A Strategic Approach for the EU 2008‑2013",

- gezien het zevende kaderprogramma voor onderzoek (2007‑2013)[1] en Horizon 2020 – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014‑2020),

- gezien de mededeling van de Commissie van 20 oktober 2009 getiteld "Solidarity in health: reducing health inequalities in the EU",

- gezien de resolutie van de Verenigde Naties van 20 mei 2010 over de preventie en controle van niet‑overdraagbare ziekten,

- gezien de belangrijkste resultaten en aanbevelingen van project FP7 – HEALTH – 200701 "DIAMAP – Road Map for Diabetes Research in Europe",

- gezien de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2010 getiteld "Europa 2020 – kerninitiatief Innovatie-Unie" en het proefpartnerschap inzake actief en gezond ouder worden,

- gezien zijn resolutie van 11 november 2010 over demografische vraagstukken en solidariteit tussen de generaties[2] en van 6 mei 2010 over verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU[3],

- gezien de conclusies van de Raad van 7 december 2010 over innovatieve benaderingen van chronische ziekten in de volksgezondheid en de gezondheidzorgstelsels,

- gezien de modaliteitenresolutie van de Verenigde Naties van 13 december 2010,

- gezien de Verklaring van Moskou, die werd aangenomen tijdens de eerste mondiale ministerconferentie van de Verenigde Naties over gezonde levensstijlen en controle van niet‑overdraagbare ziekten, gehouden in Moskou op 28 en 29 april 2011,

–   gezien de topconferentie van de Verenigde Naties over niet‑overdraagbare aandoeningen die in september 2011 is gehouden,

–   gezien de resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2011 over het standpunt en het engagement van de Europese Unie in het vooruitzicht van de VN‑vergadering op hoog niveau inzake de voorkoming en beheersing van niet‑overdraagbare ziekten,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat diabetes een van de meest voorkomende niet‑overdraagbare ziekten is, die naar schatting meer dan 32 miljoen EU‑burgers treft, dat wil zeggen bijna 10% van de totale EU‑bevolking, met nog eens 32 miljoen burgers die te lijden hebben onder een verminderde glucosetolerantie, die met zeer grote waarschijnlijkheid zal leiden tot klinisch manifeste diabetes;

B.  overwegende dat ten gevolge van type 2‑diabetes de levensverwachting met 5 tot 10 jaar afneemt en dat ten gevolge van type 1‑diabetes de levensverwachting met circa 20 jaar afneemt; overwegende dat 325 000 sterfgevallen per jaar in de EU aan diabetes te wijten zijn, dat wil zeggen één EU‑burger om de twee minuten;

C. overwegende dat de terugdringing van de vastgestelde risicofactoren, met name de leefgewoonten, steeds meer wordt erkend als een essentiële preventiestrategie waarmee de incidentie, prevalentie en complicaties van zowel type 1‑, als type 2‑diabetes kan worden verminderd;

D. overwegende dat er nog onderzoek nodig is naar de risicofactoren voor type 1‑diabetes, terwijl de genetische aanleg wordt onderzocht en type 1‑diabetes op steeds jongere leeftijd optreedt;

E.  overwegende dat type 2‑diabetes een ziekte is die kan worden voorkomen en dat de risicofactoren – zoals slechte en onevenwichtige voeding, obesitas, gebrek aan lichaamsbeweging en alcoholgebruik – duidelijk zijn aangetoond en middels doeltreffende preventiestrategieën kunnen worden aangepakt;

F.  overwegende dat thans voor diabetes geen genezing bestaat;

G. overwegende dat de complicaties die ten gevolg van type 2‑diabetes optreden middels een vroegtijdige diagnose en de bevordering van een gezonde levensstijl kunnen worden voorkomen, maar dat deze ziekte in veel gevallen te laat wordt onderkend, hetgeen blijkt uit het feit dat op dit moment de helft van alle mensen die aan diabetes lijden hiervan niet op de hoogte is;

H. overwegende dat 75% van alle diabetici hun aandoening niet goed onder controle hebben, hetgeen leidt tot een groter risico van complicaties, verlies aan productiviteit en kosten voor de samenleving;

I.   overwegende dat het aantal diabetici in Europa tegen 2030 naar verwachting met 16,6% zal toenemen ten gevolge van de obesitas-epidemie, de vergrijzing van de Europese bevolking en andere, nog te bepalen factoren;

J.   overwegende dat diabetes in de meeste lidstaten verantwoordelijk is voor meer dan 10% van de zorguitgaven, een cijfer dat soms oploopt tot 18,5%, en dat de algehele medische kosten van een diabeticus gemiddeld 2 100 EUR per jaar bedragen; overwegende dat deze kosten onvermijdelijk zullen stijgen gezien het toenemende aantal diabetici, de vergrijzing van de bevolking en de hiermee gepaard gaande toename van meervoudige comorbiditeiten;

K. overwegende dat diabetes, indien slecht behandeld of te laat vastgesteld, een van de voornaamste oorzaken van hartaanvallen, beroertes, blindheid, amputatie en nierfalen is;

L.  overwegende dat de bevordering van een gezonde leefwijze en het aanpakken van de vier voornaamste gezondheidsdeterminanten – tabak, slechte voeding, gebrek aan lichaamsbeweging en alcohol – op alle beleidsgebieden een grote bijdrage kan leveren aan het voorkomen van diabetes, de complicaties en de economische en sociale kosten ervan;

M. overwegende dat prenatale omstandigheden, inclusief blootstelling aan milieuverontreiniging, levenslange gevolgen hebben voor vele aspecten van volksgezondheid en welzijn, met name de mate van waarschijnlijkheid van het ontwikkelen van aandoeningen aan de luchtwegen, en dat zij kunnen bijdragen tot het ontwikkelen van kanker en diabetes;

N. overwegende dat mensen met diabetes 95% van hun eigen verzorging moeten opbrengen; overwegende dat de lasten van diabetes voor individuen en hun families niet alleen van financiële, maar ook van psychische en sociale aard zijn en dat tevens sprake is van een verminderde leefkwaliteit;

O. overwegende dat slechts 14 op de 27 lidstaten beschikken over een nationaal kader of programma voor het aanpakken van diabetes, en dat er geen duidelijke beeld bestaat van wat een goed programma is of welke landen de beste praktijken hanteren; overwegende dat er in de kwaliteit van de diabetesbehandeling binnen de EU aanzienlijke verschillen en ongelijkheden bestaan;

P.  overwegende dat er in de EU geen wetgevingskader bestaat inzake discriminatie van mensen die aan diabetes of andere chronische aandoeningen lijden, en dat de vooroordelen jegens patiënten nog steeds een grote rol spelen op scholen, op de werkplek, in verenigingen, bij het afsluiten van verzekeringen en bij de afgifte van rijbewijzen in de gehele EU;

Q. overwegende dat er een gebrek aan financiële middelen en infrastructuur bestaat voor het coördineren van onderzoek in de EU, hetgeen negatieve uitwerkingen heeft op het diabetesonderzoek in de EU en het diabetici onmogelijk maakt om ten volle van Europees onderzoek te profiteren;

R.  overwegende dat er thans geen Europese strategie voor de bestrijding van diabetes bestaat, ondanks de conclusies van het Oostenrijkse voorzitterschap over het bevorderen van gezonde levensstijlen en het voorkomen van type 2‑diabetes, een uitgebreide lijst van VN‑resoluties en de schriftelijke verklaring van het Europees Parlement over diabetes;

S.  overwegende dat mensen die aan diabetes lijden te maken krijgen met discriminatie op de werkplek, op school en in andere situaties, o.a. wanneer zij een rijbewijs willen halen;

1.  neemt kennis van de conclusies van de Raad over innovatieve benaderingen van chronische ziekten in de volksgezondheid en de gezondheidzorgstelsels en de oproep die hierin aan de lidstaten en de Commissie wordt gedaan om een denkproces op gang te brengen om na te gaan hoe het best op de problematiek van chronische ziekten kan worden gereageerd;

2.  is ingenomen met de resolutie van het Europees Parlement over het standpunt en het engagement van de Europese Unie in het vooruitzicht van de VN‑vergadering op hoog niveau inzake de voorkoming en beheersing van niet‑overdraagbare ziekten, waarin het accent wordt gelegd op diabetes als één van de vier belangrijkste niet‑overdraagbare ziekten;

3.  is verheugd over de Conferentie over diabetes die van 25 tot en met 27 april 2012 onder het Deense Voorzitterschap zal worden gehouden en die wordt georganiseerd onder auspiciën van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Deense Diabetesvereniging;

4.  doet een beroep op de Commissie om een gerichte diabetes-strategie van de EU te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen in de vorm van een aanbeveling van de Raad van de EU over preventie, diagnose, beheer, educatie omtrent en onderzoek naar diabetes;

5.  verzoekt de lidstaten om nationale diabetesprogramma's te ontwikkelen, uit te voeren en te controleren, die gericht zijn op de bevordering van de volksgezondheid, het voorspellen, voorkomen, vroegtijdig diagnosticeren en behandelen van diabetes, die zowel bedoeld zijn voor de algehele bevolking als voor de groepen met een hoog risico, en die gericht zijn op het terugdringen van de ongelijkheid en het optimaliseren van de middelen ten behoeve van de volksgezondheid, zo nodig door middel van een individuele benadering;

6.  verzoekt de lidstaten om keuringsprogramma's in hun nationale diabetesprogramma's op te nemen, ter bevordering van diabetespreventie en vroegtijdige diagnose op belangrijke actieterreinen;

7.  verzoekt de Commissie de vooruitgang die in de EU wordt geboekt ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de nationale diabetesprogramma's, inclusief preventie en vroegtijdige opsporing, nauwkeurig te blijven volgen en de resultaten om de twee jaar bekend te maken in de vorm van een Commissieverslag;

8.  verzoekt de Commissie de lidstaten te steunen door op regelmatige basis een overzicht te geven van de beste praktijken van wat een goed nationaal diabetesprogramma is;

9.  verzoekt de lidstaten levensstijlstrategieën te ontwikkelen, inclusief informatie omtrent voeding en oefeningen, teneinde type 2‑diabetes en obesitas te voorkomen; onderstreept in dit verband dat voedingsgerelateerde beleidsmaatregelen afgestemd moeten worden op de doelstelling om een gezonde voeding te bevorderen en consumenten in staat te stellen geïnformeerde en gezonde keuzes te maken;

10. verzoekt de lidstaten een koppeling aan te brengen tussen vroegtijdige diagnose op basis van goede medische zorg op school en op voorlichting stoelende preventiecampagnes voor lagere en middelbare scholen, de beroepsbevolking en werknemers in de gezondheidszorg;

11. verzoekt de lidstaten ziektecontroleprogramma's te ontwikkelen die stoelen op positieve praktijkvoorbeelden en evidence-based behandelingsrichtsnoeren, en deze voor elke individuele diabeticus te vertalen in door de betrokken partijen geaccepteerde persoonlijke prioriteiten;

12. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat patiënten in de eerste- en de tweedelijnszorg toegang hebben tot hoogwaardige interdisciplinaire teams, behandelingswijzen en technologieën voor diabetes, met inbegrip van e‑healthtechnologieën, en patiënten te steunen bij het verwerven en houden van de vaardigheden en de kennis die nodig zijn om een leven lang zelfstandig met de ziekte te kunnen functioneren;

13. verzoekt de Commissie en de lidstaten te overwegen om enerzijds regelmatig alomvattende epidemiologische gegevens met betrekking tot diabetes te coördineren en verzamelen, registreren, monitoren en controleren op basis van gemeenschappelijke meetcriteria en anderzijds economische gegevens op basis van de directe en indirecte kosten van diabetespreventie en ‑controle;

14. verzoekt de Commissie en de lidstaten om de coördinatie van het Europese onderzoek naar diabetes te verbeteren door samenwerking te bevorderen tussen de Europese academische instellingen en het bedrijfsleven alsook publieke en particuliere financieringsorganen, en door gemeenschappelijke infrastructuren te creëren voor Europees onderzoek naar diabetes;

15. verzoekt de Commissie en de lidstaten om diabetes te beschouwen als een van de belangrijkste maatschappelijke problemen op gezondheidsgebied en continue steun te waarborgen voor de financiering van diabetesonderzoek in de huidige en toekomstige EU-kaderprogramma's voor onderzoek, waarbij type 1‑ en type 2‑diabetes als afzonderlijke ziekten worden beschouwd;

16. verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten te zorgen voor een goede en adequate follow‑up van de resultaten van de VN‑top over niet‑overdraagbare ziekten in september 2011;

17. wijst erop dat het belangrijk is dat de EU en de lidstaten preventie opnemen in het milieu-, voedings- en consumentenbeleid, om zo de doelstellingen met betrekking tot niet‑overdraagbare ziekten te verwezenlijken en de uitdagingen op het vlak van de volksgezondheid en op sociaal en economisch vlak aan te gaan;

18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de parlementen van de lidstaten.