Ontwerpresolutie - B7-0226/2012Ontwerpresolutie
B7-0226/2012

ONTWERPRESOLUTIE over piraterij op zee

2.5.2012 - (2011/2962(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Georgios Koumoutsakos, Mathieu Grosch, Michael Gahler, Roberta Angelilli, Arnaud Danjean, Carlo Fidanza, Marietta Giannakou, Anna Ibrisagic, Tunne Kelam, Krzysztof Lisek, Mario Mauro, Francisco José Millán Mon, Dominique Vlasto namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0223/2012

Procedure : 2011/2962(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0226/2012
Ingediende teksten :
B7-0226/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0226/2012

Resolutie van het Europees Parlement over piraterij op zee

(2011/2962(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn resolutie van 20 mei 2008 over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie,

–   gezien zijn resoluties over piraterij op zee, met name die van 23 oktober 2008 over zeepiraterij en die van 26 november 2009 over een politieke oplossing tegen de piraterij langs de Somalische kusten,

–   gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS) van 10 december 1982,

–   gezien het Verdrag van de Verenigde Naties het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart,

–   gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad 1814(2008) van 15 mei 2008, 1816(2008) van 2 juni 2008, 1851(2008) van 16 december 2008, 1897(2009) van 30 november 2009, 1950(2010) van 23 november 2010, 1976(2011) van 11 april 2011, 2015(2011) van 24 oktober 2011 en 2020(2011) van 22 november 2011, alsook 2036(2012) van 22 februari 2012 over de situatie in Somalië,

–   gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/749/GBVB van de Raad van 19 september 2008 inzake de militaire coördinatie door de Europese Unie ter ondersteuning van Resolutie 1816 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (EU NAVCO),

–   gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 en Besluit 2010/766/GBVB van de Raad van 7 december 2010 over een militaire operatie van de Europese Unie, genaamd ATALANTA, waarmee moet worden bijgedragen aan de bescherming van vaartuigen van het Wereldvoedselprogramma (WFP) die voedselhulp naar ontheemden in Somalië brengen; de bescherming van de vaartuigen van de African Union Mission on Somalia (AMISOM); en het ontmoedigen, voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust; evenals de bescherming van de kwetsbare scheepvaart voor de Somalische kust van geval tot geval; terwijl EU NAVFOR ATALANTA voorts een bijdrage zal leveren aan het toezicht op de visserijactiviteiten voor de kust van Somalië,

–   gezien het besluit van de Raad van 23 maart 2012 tot verlenging van het mandaat van de EU NAVFOR ATALANTA tot december 2014 en tot uitbreiding van het inzetgebied ervan,

–   gezien Besluit 2010/96/GBVB van de Raad van 15 februari 2010 en Besluit 2010/197/GBVB van de Raad van 31 maart 2010 over de militaire missie van de EU inzake een bijdrage aan de opleiding van Somalische veiligheidskrachten (EUTM Somalië),

–   gezien het crisisbeheersingsconcept dat op 16 december 2011 door de Raad Buitenlandse Zaken werd overeengekomen voor de missie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit (RMCB), als civiele GVDB-missie met militaire expertise in voorbereiding,

–   gezien het strategisch kader voor de Hoorn van Afrika, dat de Raad op 14 november 2011 heeft aangenomen als leidraad voor het optreden van de EU in de regio,

–   gezien het akkoord inzake de machtverdeling dat op 9 juni 2008 in Djibouti werd ondertekend met als doel een op een brede basis stoelend nationaal verzoeningsproces op gang te brengen en een krachtige en open politieke alliantie te creëren, teneinde vrede te waarborgen, verzoening in het land tot stand te brengen en een centraal staatsgezag te herstellen,

–   gezien de conclusies van de Conferentie van Londen over Somalië van 23 februari 2012,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het zeevervoer in de hele Europese geschiedenis altijd een van de hoekstenen van de economische groei en welvaart in ons werelddeel heeft gevormd en dat 80% van alle handelswaar van de wereld over zee wordt vervoerd; overwegende dat het voor de EU daarom van wezenlijk belang is een bijdrage aan de internationale veiligheid op zee te leveren;

B.  overwegende dat piraterij als een internationale misdaad moet worden gezien; overwegende dat piraterij op zee een gecoördineerde reactie vergt onder het overkoepelende rechtskader dat UNCLOS biedt; dat in artikel 100 van dat Verdrag wordt bepaald dat alle landen de plicht hebben mee te werken aan het onderdrukken van piraterij;

C. overwegende dat het probleem van de piraterij op volle zee niet is opgelost, hoewel het aantal geslaagde aanvallen het afgelopen jaar voornamelijk dank zij de ATALANTA-activiteiten en de inzet van vaartuigbescherming door militaire en particuliere veiligheidskrachten aanzienlijk daalde, maar dat het fenomeen zich snel blijft uitbreiden in de Indische Oceaan, met name in de zeeën voor de kust van Somalië en de Hoorn van Afrika, maar ook in andere gebieden, waaronder Zuidoost-Azië en West-Afrika, waardoor die gebieden een steeds ernstigere bedreiging vormen voor het leven en de veiligheid van zeevarenden en anderen, alsook voor de ontwikkeling, de stabiliteit, het mariene milieu, de wereldhandel, alle vormen van zeevervoer in de regio, alsook voor vissersvaartuigen en voor de levering van humanitaire hulp;

D. overwegende dat er jaarlijks tienduizend Europese schepen door gevaarlijke zeegebieden varen en dat piraterij dus niet alleen het leven en de veiligheid van mensen in gevaar brengt, maar ook een economisch probleem vormt omdat dergelijke praktijken de internationale zeehandelsroutes bedreigen en ernstige negatieve gevolgen heeft voor de internationale handel;

E.  overwegende dat het aantal kapingspogingen toeneemt: in 2011 werden er 28 kapingen gemeld, werden 470 zeevarenden gekidnapt en 15 vermoord, en momenteel worden er nog 7 schepen vastgehouden en worden circa 191 zeevarenden voor steeds langere perioden gegijzeld in Somalië onder soms verschrikkelijke en onmenselijke omstandigheden;

F.  overwegende dat de piraten hun tactieken en methoden voortdurend hebben aangepast en dat zij nu hun actieradius hebben vergroot door grotere gekaapte schepen als "moederschip" te gebruiken;

G. overwegende dat de voortdurende politieke instabiliteit in Somalië een van de oorzaken van het piraterijprobleem vormt en bijdraagt tot het probleem, en dat piraterij door de Somali's nog steeds wordt gezien als een rendabele en levensvatbare bron van inkomsten;

H. overwegende dat de strijd tegen piraterij niet alleen met militaire middelen kan worden gewonnen, maar hoofdzakelijk afhangt van een succesvolle bevordering van vrede, ontwikkeling en natievorming in Somalië;

I.   overwegende dat het EMSA (Europees agentschap voor maritieme veiligheid) over instrumenten en gegevens beschikt die de EU NAVFOR-operatie ATALANTA kan helpen bij de verbetering van de veiligheid van schepen en schepelingen in de regio;

J.   overwegende dat het piraterijprobleem ook negatieve gevolgen heeft voor de regio in haar geheel, waar visserijactiviteiten worden geregeld door een aantal bilaterale en multilaterale visserijakkoorden; overwegende dat deze activiteiten een gevaarlijke onderneming zijn geworden, niet alleen voor EU-vaartuigen die bijvoorbeeld in de wateren van de Seychellen vissen op grond van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EU en de Republiek der Seychellen, maar ook voor de plaatselijke vissers aan wie wij sectorale steun verlenen en voor wie wij derhalve sociale verantwoordelijkheid dragen;

K. overwegende dat de EU de belangrijkste donor van Somalië is, waarvoor zij tot nu toe via het Europees Ontwikkelingsfonds (EDF) 215,4 miljoen euro heeft uitgetrokken voor het tijdvak 2008-2013; dat deze financiële steunverlening in de eerste plaats bedoeld is om het volk een uitweg uit de armoede te bieden en te helpen om een autonome duurzame economische groei te bereiken, alsook om een duurzame oplossing voor stabiliteit in het land te bieden door de onderliggende oorzaken van de piraterij aan te pakken dankzij projecten ter verbetering van het bestuur en de rechtsstaat, het onderwijs en de economische groei en ter ondersteuning van niet-prioritaire sectoren (volksgezondheid, milieu, water en sanering); overwegende dat in EDF-kader een aanvullend bedrag van 175 miljoen euro voor de periode 2011-2015 is toegekend om het voor de EU mogelijk te maken zich sterker te engageren en nieuwe activiteiten op de bovengenoemde gebieden te steunen;

L.  overwegende dat de EU er met haar pogingen de piraterij te bestrijden weliswaar in geslaagd is de verscheepte ladingen van het Wereldvoedselprogramma (WPF) en van de Somalië-missie van de Afrikaanse Unie (AMISOM) te beschermen, maar dat een verdere inzet nodig is zodat het niveau van de strijdkrachten voldoende is en er in de toekomst wegens een gebrek aan marinestrijdkrachten niet het gevaar van ondermijning van de operatie ontstaat ;

M. overwegende dat vele lidstaten momenteel aan eigen regels werken voor het inzetten van gewapende wachten aan boord van koopvaardijschepen;

1.  herhaalt dat het zich ernstige zorgen maakt om de voortdurende en toenemende bedreiging van de veiligheid van zeevarenden en anderen, en ook van de regionale stabiliteit, als gevolg van piraterij en gewapende overvallen op zee die zich richten tegen de humanitaire hulp vervoerende vaartuigen van het Wereldvoedselprogramma (WFP) en van de African Union Mission on Somalia (AMISOM), en bovendien tegen de internationale en EU-visserij alsmede koopvaardij- en passagiersschepen in de Indische Oceaan, met name in de wateren voor de kust van Somalië en de Hoorn van Afrika;

2.  doet een beroep op de Hoge Vertegenwoordiger en de lidstaten met spoed na te denken over manieren om de 191 zeevarenden die momenteel gegijzeld worden te bevrijden en zo een einde te maken aan hun langdurige gevangenhouding onder afschuwelijke omstandigheden door hun overvallers, en hen in staat te stellen naar huis terug te keren, en daarbij tevens een einde te maken aan het vasthouden van 7 gekaapte vaartuigen;

3.  is verheugd over de bijdrage die de EUNAVFOR-operatie ATALANTA heeft geleverd aan de veiligheid op zee voor de kust van Somalië door de bescherming van door het Wereldvoedselprogramma gecharterde vaartuigen die hulpgoederen naar Somalië brengen, alsmede van andere kwetsbare vaartuigen, en over het feit dat piraterij en gewapende roofovervallen voor deze kust werden tegengegaan, voorkomen en bestreden;

4.  is ingenomen met het besluit van de Raad van 23 maart 2012 om het mandaat van EU NAVFOR ATALANTA tot december 2012 te verlengen en het inzetgebied van de strijdkrachten te vergroten, en roept op tot een voortzetting van de coördinatie van alle internationale strijdkrachten;

5.  is verheugd over het besluit van de Raad buitenlandse zaken van 12 december 2011 tot lancering van de regionale ontwikkeling van maritieme capaciteit "EUCAP Nestor" en over de opbouw, in het kader daarvan, van rechterlijke competenties alsmede de opleiding van een kustpolitiemacht en rechters in acht landen van de Hoorn van Afrika en het westen van de Indische Oceaan;

6.  uit zijn tevredenheid over de conferentie van Londen over Somalië op 23 februari 2012 in het Lancaster House en over het communiqué dat naar aanleiding van deze conferentie werd uitgebracht en waarin onder meer wordt verwezen naar de vastberadenheid van de internationale gemeenschap om een einde te maken aan piraterij, naar de inspanningen van partners in het bedrijfsleven tegen de piraterij, en waarin de bevestiging wordt gegeven dat er geen straffeloosheid voor piraterij zal zijn; bovendien wordt aangedrongen op een sterke ontwikkeling van de rechterlijke competenties ten behoeve van de vervolging en de detentie van degenen die in Somalië en in het bredere gebied daar omheen achter de piraterij zitten;

7.  benadrukt dat verdere straffeloosheid met betrekking tot piraterij haaks staat op afschrikking; betreurt het dat ondanks de overdrachtsakkoorden van de EU met derde landen (Kenia, Seychellen en Mauritius) alsmede de bilaterale repatriëringsovereenkomsten voor veroordeelde piraten tussen de Seychellen en Puntland en Somaliland en internationale rechtskaders, veel piraten en andere criminelen nog steeds niet zijn gearresteerd of na hun arrestatie vaak zijn vrijgelaten wegens het ontbreken van overtuigend bewijs dan wel het ontbreken van de politieke wil om tot vervolging over te gaan, waarbij ook komt dat sommige EU-landen ontoereikende strafrechtelijke waarborgen hebben tegen piraterij op volle zee;

8.  verzoekt in dit verband om onmiddellijke, doeltreffende maatregelen met het oog op de vervolging en bestraffing van verdachten van piraterij, dringt er bij de derde landen en de EU-lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, op aan alle bepalingen van Unclos en het VN-Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeescheepvaart in hun nationale recht op te nemen om de straffeloosheid van piraten aan te pakken, en verzoekt de Raad en de Commissie te blijven kijken naar mogelijkheden voor een berechting in de landen van de regio en te werken aan de inrichting van gespecialiseerde anti-piraterij rechtbanken in Somalië en in andere staten van de regio, bij wijze van een duurzame juridische oplossing voor de vervolging van piraten in Somalië;

9.  dringt er bij de lidstaten op aan dat zij in samenwerking met Europol en Interpol de geldstromen onderzoeken en in kaart brengen en het geld dat als losgeld aan de piraten is betaald confisqueren, omdat er aanwijzingen zijn dat dit geld wordt gestort op bankrekeningen in de hele wereld, ook in Europa, en dat zij de georganiseerde criminele netwerken die de winst van dergelijke praktijken opstrijken, identificeren en ontmantelen; verzoekt de Raad de verdere samenwerking van EU NAVFOR met Europol te faciliteren;

10. betreurt het dat het aantal vaartuigen dat de lidstaten hebben geleverd voor de EU NAVFOR-operatie ATALANTA is gedaald van 35 tot slechts 2-3 begin 2012; en doet daarom een beroep op de lidstaten om meer marineschepen beschikbaar te stellen, zodat ATALANTA een succes kan worden;

11. spoort EU NAVFOR, de NAVO en de Coalition Maritime Forces (CMF) aan om een effectieve aanpak te vinden van het toenemende gebruik van gekaapte koopvaardijschepen als "moederschip", een ontwikkeling die de operationele mogelijkheden van de piraten aanzienlijk vergroot en hen in staat stelt hun aanvallen krachtiger, vastberadener en flexibeler uit te voeren in de gehele Indische Oceaan;

12. onderstreept tegelijkertijd de noodzaak van een sterkere strategische coördinatie tussen de EU NAVFOR-operatie ATALANTA, EUTM Somalië en andere acties in GVDB-verband in de Hoorn van Afrika in ruimere zin; verheugt er zich in dit verband over dat de Raad op 23 maart 2012 heeft besloten een operatiecentrum van de EU voor de in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) uitgevoerde missies en operatie in de Hoorn van Afrika te activeren; roept in dit verband op tot herziening van de bestaande bevelsregelingen voor de EU NAVFOR-operatie ATALANTA en EUTM Somalië;

13. verzoekt om een voortdurend sterkere coördinatie in het kader van het SHADE-mechanisme tussen de EU, de NAVO en de uitvoering van de drie grote marinemissies tegen piraterij in de regio (EU NAVFOR, CTF-150/151 en TF-508 in het kader van de NAVO-operatie Ocean Shield), alsmede met de diverse internationale zeestrijdkrachten om onnodig dubbel werk te vermijden, in de wetenschap dat beide organisaties, de EU en de NAVO, op basis van autonome besluitvorming in hetzelfde gebied opereren, dezelfde belangen hebben en grotendeels uit dezelfde Europese landen bestaan;

14. onderstreept dat het EMSA de samenwerking met ATALANTA moet voortzetten en, indien van toepassing, nadat de vlaggenstaat toestemming heeft verleend, de gedetailleerde TRIT-gegevens te verstrekken alsmede de satellietbeelden van schepen met een EU-vlag die door het gebied varen; te dien einde moeten de lidstaten worden aangemoedigd het agentschap toestemming te verlenen om deze gegevens en informatie aan de EU NAVFOR-operatie te verstrekken;

15. zal alle inspanningen toejuichen die de kuststaten leveren om binnen het kader van het internationaal recht met de EU en de lidstaten samen te werken teneinde de piraterij te bestrijden en mensen, goederen en handel tegen aanvallen van de piraten te beschermen;

16. is van oordeel dat de verbreiding van de piraterij ertoe moet leiden dat er een verplichte opleiding komt van zeevarenden die worden blootgesteld aan bedreigingen in verband met piraterij, zodat hun vermogen om zichzelf te beschermen wordt versterkt; spoort de rederijen er in de tussentijd echter toe aan zich aan te sluiten bij en volledig te handelen overeenkomstig de "Best Management Practices for protection against Somalia Based Piracy" (BMP-4), die alle betrokken partijen voldoende informatie biedt over hoe zij schepen kunnen assisteren om aanvallen van piraten voor de kust van Somalië te vermijden, te ontmoedigen of te vertragen; roept alle in het gebied opererende schepen ertoe op zich te registreren bij de desbetreffende instanties voor de coördinatie van de maritieme veiligheid en gevolg te geven aan de aanbevelingen van EU NAVFOR ATALANTA; verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat al hun schepen geregistreerd worden;

17. verzoekt de Raad en de Commissie om in samenwerking met de VN en de Afrikaanse Unie gevolg te geven aan de herhaalde verzoeken van de Somalische overgangsregering (TFG) om internationale assistentie bij de bescherming van de schepen die humanitaire hulpgoederen vervoeren en de bestrijding van piraterij voor de kust van het land, en de overgangsregering samenwerking en steun te blijven bieden in de strijd tegen piraterij en Al Shabab en bij de berechting van de daders, en Somalië en de regio te helpen hun capaciteit te versterken;

18. erkent dat opleiding slechts een deel vormt van de opbouw van maritieme capaciteiten en vraagt daarom de lidstaten materiële hulp aan de missie of de regio te bieden, in het bijzonder met betrekking tot maritieme patrouillevaartuigen;

19. is groot voorstander van het vredes- en verzoeningsproces van Djibouti; dringt aan op een globale aanpak van de situatie in Somalië, in het kader waarvan veiligheid samengaat met ontwikkeling, de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten en naleving van het internationaal humanitair recht;

20. is er verheugd over dat de Commissie heeft besloten nog eens een bedrag van 100 miljoen euro aan financiële steun van de EU in het kader van de Afrikaanse vredesfaciliteit aan de African Union Mission in Somalia (AMISOM) voor te stellen en vraagt de lidstaten en de internationale gemeenschap hulp te bieden bij het bevorderen van de vrede, economische ontwikkeling en de opbouw van een stabiel democratisch regime in Somalië dat op de lange termijn de veiligheid en de bestrijding van de piraterij zal faciliteren en verwelkomt de benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de EU voor de Hoorn van Afrika;

21. is bezorgd over de steeds slechter wordende humanitaire situatie in de Hoorn van Afrika en roept de internationale gemeenschap, en met name de EU, ertoe op meer humanitaire bijstand te verlenen een mensen in nood, opdat in de toenemende humanitaire behoeften kan worden voorzien en verdere verslechtering van de situatie wordt voorkomen;

22. verwelkomt het Marsic-project van de EU in het kader van het programma voor kritieke maritieme routes van het stabiliteitsinstrument dat zich richt op de verhoging van de maritieme beveiliging en veiligheid in het westen van de Indische Oceaan en de Golf van Aden door middel van uitwisseling van informatie en capaciteitsopbouw, met speciale nadruk op de regionale samenwerking tussen de landen van de regio, en verwacht de verlenging van dit project na 2013;

23. moedigt piraterijbestrijdingsinitiatieven aan van landen van oostelijk en zuidelijk Afrika alsmede van de regio Indische oceaan, zoals het nieuwe anti-piraterij project MASE (Maritime and Security Programme), waaraan de EU een startsubsidie van 2 miljoen euro verleende; is er verheugd over dat naar complementariteit wordt gestreefd van door de Commissie gefinancierde projecten en de GVDB-missie inzake RMCB;

24. herhaalt dat de piraterij voor de kust van Somalië in het verlengde ligt van het ontbreken van recht en orde in dit land en dat de internationale gemeenschap daarom de noodzakelijke technische en financiële steun moet bieden om de Somalische federale overgangsregering te steunen bij de ontwikkeling van capaciteit om toezicht in de territoriale wateren uit te oefenen en, met inachtneming van het internationaal recht, over de exclusieve economische zone van het land;

25. is ingenomen met de werkzaamheden van de VN-Contactgroep piraterij voor de kust van Somalië, een uniek forum voor de verbetering van het niveau en de kwaliteit van de internationale samenwerking op dit gebied, de samenwerking tussen staten onderling en die met alle betrokken vooraanstaande internationale organisaties; spoort de EU aan een coördinerende rol in dit forum op zich te nemen, met name op het gebied van de opbouw van (regionale) maritieme capaciteit;

26. is verheugd over de nauwe samenwerking met de IMO op het gebied van de opbouw van maritieme capaciteit, evenals over de werkzaamheden die moeten leiden tot de sluiting van een strategisch partnerschap tussen de EU en de IMO voor de bestrijding van de piraterij in de Hoorn van Afrika in ruimere zin;

27. onderstreept dat het gebruik van particuliere gewapende beveiligers aan boord van schepen is toegenomen en ook het feit dat geen enkel vaartuig met op een particulier contract werkende beveiligers aan boord met succes door piraten is overvallen, hoewel het hier om een maatregel gaat die niet in de plaats kan komen van de noodzakelijke, allesomvattende oplossing van de bedreiging door piraten in al haar facetten; houdt er rekening mee dat sommige lidstaten met desbetreffende wetgeving zijn gekomen; verzoekt in dit verband de lidstaten de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen aan boord te nemen als dit mogelijk is en verzoekt de Commissie en de Raad toe te werken naar een EU-aanpak met betrekking tot het inzetten van gecertificeerd gewapend personeel aan boord van schepen om een goede uitvoering van de desbetreffende IMO-richtsnoeren te waarborgen; herinnert eraan dat volgens de IMO BMP4 (Best Management Practices) het volgende geldt: "Een beoordeling van de risico's, zorgvuldige planning en goede afspraken vooropgesteld wordt het ter beschikking stellen van militaire veiligheidskrachten voor de bescherming van kwetsbare vaartuigen aanbevolen als over gewapende beveiliging wordt nagedacht";

28. herinnert eraan dat op volle zee, overeenkomstig het internationaal recht, in alle gevallen, met inbegrip van maatregelen die worden genomen ter bestrijding van piraterij, de nationale jurisdictie van de vlaggenstaat op het schip in kwestie van toepassing is, evenals op de militairen die aan boord werkzaam zijn; bovendien kunnen geen andere autoriteiten dan die van de vlaggenstaat gelasten tot aanhouding of detentie van een schip, zelfs als het een onderzoeksmaatregel betreft;

29. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de secretarissen-generaal van de Afrikaanse Unie, de VN en de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit (IGAD), alsmede aan de president van de federale overgangsregering van Somalië en het Pan-Afrikaanse parlement.