ONTWERPRESOLUTIE over de strijd tegen homofobie in Europa
21.5.2012 - (2012/2657(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Sophia in 't Veld, Sarah Ludford, Renate Weber, Sonia Alfano, Frédérique Ries, Kristiina Ojuland, Gianni Vattimo, Ramon Tremosa i Balcells, Marietje Schaake, Louis Michel, Jan Mulder, Edward McMillan-Scott namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0234/2012
B7‑0243/2012
Resolutie van het Europees Parlement over de strijd tegen homofobie in Europa
Het Europees Parlement,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,
– gezien de artikelen 2, 3, lid 5, 6, 7, 21 en 27 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de artikelen 10 en 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien de toolkit voor bevordering en bescherming van alle mensenrechten van holebi's en transseksuelen (LGBT) die de werkgroep mensenrechten van de Raad van de Europese Unie heeft goedgekeurd,
– gezien resolutie 1728 van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa van 29 april 2010 over discriminatie op grond van seksuele geaardheid en seksuele identiteit, en de aanbeveling van het Comité van ministers CM/Rec(2010)5 van 31 maart 2010 over maatregelen ter bestrijding van discriminatie op grond van seksuele geaardheid of seksuele identiteit,
– gezien het verslag van het Bureau voor de grondrechten van november 2010 over homofobie, transfobie en discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit,
– gezien zijn eerdere resoluties over homofobie, en met name de resoluties van 26 april 2007 over homofobie in Europa, van 15 juni 2006 over de toename van racistisch en homofoob geweld in Europa, van 18 januari 2006 over homofobie in Europa, van 19 januari 2011 over de schending van de vrijheid van meningsuiting en discriminatie op grond van seksuele geaardheid in Litouwen, van 17 september 2009 over de Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie, van 18 april 2012 over de mensenrechten in de wereld en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie, waaronder de implicaties voor het strategische mensenrechtenbeleid van de EU, van 14 december 2011 over de volgende topbijeenkomst tussen de EU en Rusland, en van 28 september 2011 over mensenrechten, seksuele geaardheid en seksuele identiteit bij de Verenigde Naties,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie is gegrondvest op waarden zoals eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, rechtsstatelijkheid en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, en dat de Unie deze waarden zowel intern als in haar betrekkingen met de rest van de wereld handhaaft en bevordert;
B. overwegende dat homofobie wordt omschreven als de op vooroordelen gebaseerde, irrationele angst voor en afkeer van homoseksualiteit en holebi's en transseksuelen (LGBT) en vergelijkbaar is met racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en seksisme; en dat het zich in de privésfeer en in het openbaar op verschillende manieren manifesteert, zoals uitingen van haat en aansporing tot discriminatie, het belachelijk maken, alsmede verbaal, psychisch en fysiek geweld, vervolging en moord, discriminatie in strijd met het gelijkheidsbeginsel en ongerechtvaardigde en onredelijke beperking van de rechten, veelal onder het mom van openbare orde, vrijheid van godsdienst en het recht op gewetensbezwaren;
C. overwegende dat de Commissie heeft verklaard dat er haar veel aan gelegen is om te zorgen voor eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in de EU, en dat er voor homofobie geen plaats is in Europa;
D. overwegende dat de lidstaten en derde landen nog steeds met homofobie te kampen hebben, die zich o.a. uit in moord, verboden gayparades en marsen voor gelijke rechten, openbaar gebruik van opruiende, dreigende en haatdragende taal, politie die niet genoeg bescherming biedt, toestemming voor gewelddadige demonstraties van homofobe groepen en het uitdrukkelijke verbod op erkenning van bestaande homopartnerschappen;
E. overwegende dat partners van hetzelfde geslacht in sommige lidstaten niet dezelfde rechten en beschermingsconstructies hebben als een uit een man en een vrouw bestaand paar en derhalve gediscrimineerd en benadeeld worden, en overwegende dat tegelijkertijd steeds meer landen in Europa hebben aangekondigd of beginnen te zorgen voor gelijke kansen, integratie en respect, en bescherming bieden tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid, genderexpressie en genderidentiteit, en erkenning van gezinnen met ouders van hetzelfde geslacht;
F. overwegende dat het Europees Parlement zich blijft inzetten voor gelijkheid en tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit in de EU, en met name voor de aanneming van de richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, die door de bezwaren van sommige lidstaten wordt tegengehouden, voor de komende voorstellen inzake wederzijdse erkenning van de rechtskracht van documenten van de burgerlijke stand, voor de komende herziening van het kaderbesluit betreffende racisme en vreemdelingenhaat met het oog op de opneming van homofobe misdrijven, en voor een allesomvattende routekaart voor gelijkheid ongeacht seksuele geaardheid en genderidentiteit;
G. overwegende dat het in Litouwen juridisch onduidelijk blijft of acceptatie van homoseksualiteit wel of niet bevorderd mag worden in openbare informatie, op grond van de wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie die in 2010 is gewijzigd;
H. overwegende dat in Letland een lid van de gemeenteraad van Riga onlangs een voorstel heeft ingediend om "propaganda voor homoseksualiteit" te verbieden, teneinde te voorkomen dat de Baltic Pride 2012 doorgang vindt, maar dat dit voorstel nog niet is behandeld;
I. overwegende dat in Hongarije de ultrarechtse partij Jobbik onlangs verschillende wetsontwerpen heeft ingediend om een nieuw strafbaar feit te creëren, namelijk het "propageren van afwijkingen in seksueel gedrag", en dat Fidesz in de gemeenteraad van Boedapest een lokale verordening heeft ingediend om "obscene marsen te beperken" voorafgaand aan de gayparade van Boedapest; overwegende dat deze voorstellen vervolgens zijn ingetrokken, maar mogelijkerwijs opnieuw zullen worden voorgelegd aan het nationale en lokale parlementen; overwegende dat er bezorgdheid bestaat omtrent de herziening van de definitie van het begrip gezin;
J. overwegende dat in Rusland strafrechtelijke en bestuursrechtelijke wetten tegen "propaganda voor homoseksualiteit" zijn uitgevaardigd in de regio's Ryazan (2006), Archangelsk (2011), Kostroma en Sint-Petersburg (2012) en momenteel worden bestudeerd in de regio's Novosibirsk, Samara, Kirov, Krasnoyarsk en Kaliningrad; overwegende dat deze wetten voorzien in verschillende boetes van maximaal 1 270 euro voor personen en maximaal 12 700 euro voor verenigingen en bedrijven; overwegende dat de Staatsdoema een vergelijkbare wet bestudeert;
K. overwegende dat bij het parlement van Oekraïne twee in 2011 en 2012 ingediende wetsvoorstellen in behandeling zijn die "het verspreiden van homoseksualiteit" tot een misdrijf zouden maken, inclusief "het houden van bijeenkomsten, parades, acties, demonstraties en massa-evenementen met als doel de opzettelijke verspreiding van ongeacht welke positieve informatie over homoseksualiteit", en die voorzien in boetes en maximaal vijf jaar gevangenisstraf; overwegende dat de commissie voor vrijheid van meningsuiting dit wetsontwerp steunt;
L. overwegende dat in Moldavië de districts- en gemeenteraden van Bălți, Anenii Noi, Chetriş en Hiliuţi in 2012 verbodsbepalingen hebben goedgekeurd tegen "homoseksuele propaganda en moslimactiviteiten"; overwegende dat dergelijke maatregelen al ongrondwettelijk zijn verklaard door de staatskanselarij in Chetriş;
M. overwegende dat de EU-delegatie in Moldavië haar "diepe teleurstelling en bezorgdheid" heeft uitgesproken over "deze uitingen van intolerantie en discriminatie";
Situatie in de Europese Unie
1. veroordeelt met klem elke vorm van geweld en discriminatie op basis van seksuele geaardheid of genderidentiteit en is van mening dat de EU, de lidstaten en derde landen voortdurende en stelselmatige pogingen moeten ondernemen om zowel homofobie in de samenleving te bestrijden als de aanneming van wetten tegen te houden die negatieve gevolgen kunnen hebben voor holebi's en transseksuelen; verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten ervoor te zorgen dat holebi's en transseksuelen worden beschermd tegen homofobe haatdragende taal en het aanzetten tot haat, geweld en discriminatie en erop toe te zien dat partners van hetzelfde geslacht dezelfde rechten, vrijheden, respect, waardigheid en bescherming genieten als de rest van de samenleving; veroordeelt discriminerende uitlatingen van politieke en religieuze leiders aan het adres van homoseksuelen, omdat zij aanzetten tot haat en geweld, en verzoekt de hiërarchie van de respectieve organisaties hierover ook hun veroordeling uit te spreken;
2. verzoekt de Commissie het kaderbesluit betreffende racisme en vreemdelingenhaat te herzien en aan te scherpen en het toepassingsgebied uit te breiden door toevoeging van o.a. homofobie en transfobie;
3. verzoekt de Raad van de Europese Unie en de lidstaten concreet invulling te geven aan de beoogde bestrijding van homofobe discriminatie door de voorgestelde richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te deblokkeren;
4. verzoekt de Commissie en de lidstaten erop toe te zien dat Richtlijn 2004/38/EG inzake vrij verkeer wordt uitgevoerd zonder discriminatie op grond van seksuele geaardheid, en de lidstaten die deze richtlijn slechts gedeeltelijk of incorrect hebben omgezet, voor de rechter te brengen; verzoekt de Commissie, uitgaande van het beginsel van wederzijdse erkenning, maatregelen voor te stellen voor de wederzijdse erkenning van de rechtskracht van documenten van de burgerlijke stand;
5. vestigt de aandacht op de bevindingen van het EU-Bureau voor de grondrechten in zijn verslag "Homofobie, transfobie en discriminatie op grond van seksuele geaardheid en seksuele identiteit"; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan zoveel mogelijk gevolg te geven aan de daarin verwoorde opvattingen; verzoekt de Commissie de uitkomsten van toekomstig LGBT-onderzoek van het Bureau voor de grondrechten zorgvuldig te bestuderen en passende maatregelen te nemen;
6. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het jaarverslag over de toepassing van het Handvest van de grondrechten een strategie bevat met het oog op een sterkere bescherming van de grondrechten in de EU, met volledige, omvattende informatie over het aantal gevallen van homofobie in de lidstaten en oplossingen en acties die worden voorgesteld om hieraan een einde te maken;
7. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om te komen met een allesomvattende routekaart voor gelijkheid ongeacht seksuele geaardheid en genderidentiteit;
8. is verheugd over de ontwikkelingen in de lidstaten om een einde te maken aan de discriminatie die holebi's en transseksuelen alsook paren van hetzelfde geslacht ervaren, bijvoorbeeld op het gebied van erfenissen, vermogensregelingen, huurcontracten, pensioenen, belastingen, sociale zekerheid enz., met name door erkenning van de relatie tussen partners van hetzelfde geslacht op grond van samenleving, geregistreerd partnerschap of huwelijk; verheugt zich over het feit dat dit momenteel in 16 lidstaten mogelijk is en vraagt de andere lidstaten dit voorbeeld te volgen; verzoekt de lidstaten te waarborgen dat aangifte wordt gedaan van homofobe misdrijven, wetshandhavers op te leiden in de juiste omgang met dergelijke situaties en het pesten op school tegen te gaan;
9. verzoekt de lidstaten asiel te verlenen aan mensen die op basis van hun seksuele geaardheid of genderidentiteit worden vervolgd;
Homofobe wetten en vrijheid van meningsuiting in Europa
10. maakt zich ernstig zorgen over het feit dat in een aantal lidstaten en derde landen wetten worden ontwikkeld die gericht zijn tegen openbare informatie over homoseksualiteit en derhalve een beperking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering inhouden, ingegeven door misvattingen over homo- en transseksualiteit;
11. betreurt het dat deze wetten intussen al gebruikt worden om burgers – ook heteroseksuele burgers – die aangeven dat ze holebi's en transseksuelen steunen, tolereren of accepteren, te arresteren en te beboeten; betreurt het eveneens dat deze wetten homofobie en soms zelfs geweld legitimeren, zoals bij de gewelddadige aanval op een bus met LGBT-activisten op 17 mei 2012 in Sint-Petersburg;
12. benadrukt dat de term "propaganda" zelden gedefinieerd wordt; vindt het verontrustend dat de mediakanalen overduidelijk aan zelfcensuur doen, burgers geïntimideerd worden en bang zijn hun mening te uiten en verenigingen en bedrijven die gebruikmaken van homovriendelijke onderscheidingstekens (zoals regenbogen), kunnen worden vervolgd;
13. benadrukt dat deze wetten in strijd zijn met het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Europees Mensenrechtenverdrag, die mensen beschermen tegen op grond van seksuele geaardheid discriminerende wetten en praktijken[1] en waarbij Rusland, Oekraïne, Moldavië, Litouwen, Letland en Hongarije partij zijn; verzoekt de Raad van Europa deze schendingen van grondrechten te onderzoeken, na te gaan of zij verenigbaar zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de Raad van Europa en het partij zijn bij het EMRV, en passende maatregelen te nemen;
14. onderstreept voorts dat deze wetten strijdig zijn met het belang van kinderen, wier recht op het zoeken en ontvangen van alle soorten informatie en ideeën krachtens het Verdrag inzake de rechten van het kind beschermd wordt; verklaart dat lesbische, homo-, bi- en transseksuele kinderen toegang moeten hebben tot positieve en geruststellende informatie over hun seksualiteit; betreurt het dat de raadpleging van dergelijke informatie als gevolg van deze wetten moeilijk en illegaal wordt;
15. wijst er ten slotte op dat nationale en internationale rechtbanken consequent oordelen dat bezorgdheid om de publieke moraal geen gegronde reden vormt om mensen op verschillende wijze te behandelen, ook op het vlak van de vrijheid van meningsuiting; wijst erop dat verreweg de meeste landen in Europa dergelijke wetten niet kennen, en toch een bloeiende, gevarieerde en respectvolle samenleving hebben;
16. vraagt de bevoegde instanties in Rusland, Oekraïne, Moldavië, Litouwen, Letland en Hongarije om blijk te geven van respect voor het beginsel van niet-discriminatie en toe te zien op de naleving van dit beginsel, en deze wetten in het licht van de internationale wetgeving inzake de mensenrechten alsook hun verbintenissen in dit kader te herroepen;
17. veroordeelt de gewelddadige aanval op de vreedzame demonstranten die hebben deelgenomen aan de gayparade in Kiev; betreurt het feit dat de Oekraïense autoriteiten de deelnemers aan deze parade niet de nodige veiligheid en bescherming hebben geboden;
18. verzoekt de Moldavische autoriteiten eindelijk het wetsontwerp over een discriminatieverbod goed te keuren, waarmee uitvoering wordt gegeven aan het gelijkheidsbeginsel en waaronder ook discriminatie op grond van seksuele geaardheid valt;
19 doet een beroep op de Commissie, de Raad en de Dienst voor extern optreden om kennis te nemen van deze verboden en ze met name in de context van binnenlandse zaken, bilaterale dialoog en het Europees Nabuurschapsbeleid te veroordelen; doet voorts een beroep op de Raad van de Europese Unie en de Dienst voor extern optreden om deze kwestie in het kader van relevante internationale fora, zoals de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Verenigde Naties, aan te kaarten;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de nationale regeringen en parlementen van Rusland en Oekraïne en de in deze resolutie genoemde Russische regionale parlementen en Moldavische gemeenteraden.
- [1] Toonen versus Australië, Mededeling nr. 488/§992, VN-doc. CCPR/C/50/D/488/1992 (1994); Young versus Australië, Mededeling nr. 941/2000, VN-doc. CCPR/C/78/D/941/2000 (2003); X versus Colombia, Mededeling nr. 1361/2005, VN-doc. CCPR/C/89/D/1361/2005 (2007).