ONTWERPRESOLUTIE over Soedan en Zuid-Soedan
6.6.2012 - (2012/2659(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Sabine Lösing, Willy Meyer, Marie-Christine Vergiat, Patrick Le Hyaric, Jacky Hénin, Younous Omarjee, João Ferreira namens de GUE/NGL-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0281/2012
Het Europees Parlement,
– gezien de routekaart die de Raad voor vrede en veiligheid van de Afrikaanse Unie op 24 april 2012 heeft vastgesteld,
– gezien resolutie 2046 van de VN-Veiligheidsraad van 2012,
– gezien de verklaring van de vice-voorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 5 mei 2012,
– gezien de alomvattende vredesovereenkomst (CPA) voor Soedan van 2005,
– gezien de instelling van de VN-missie in Zuid-Soedan (UNMISS) en van de interim-veiligheidsmacht voor Abyei (UNISFA),
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Zuid-Soedan sinds juli 2011 op grond van de alomvattende vredesovereenkomst van 2011 een onafhankelijke staat is en dat alleen in het zuiden van Soedan een referendum werd gehouden;
B. overwegende dat Zuid-Soedan één van de armste en minst ontwikkelde landen ter wereld is, met één van de hoogste kindersterftecijfers en de laagste onderwijsparticipatie-indicatoren in de wereld;
C. overwegende dat de meeste aardoliereserves in de regio zich in de gebieden Zuid-Kordofan en Abyei bevinden; overwegende dat meer dan 80 % van de inkomsten van Zuid-Soedan en ongeveer 50 % van die van Soedan afkomstig zijn uit de exploitatie een uitvoer van aardolie;
D. overwegende dat de alomvattende vredesovereenkomst weliswaar heeft geleid tot een bevriezing van de langdurige burgeroorlog in Soedan, maar dat deze nog niet volledig ten uitvoer is gelegd terwijl belangrijke kwesties nog op een oplossing wachten, zoals de grensdemarcatie en de gedemilitariseerde zone langs de grens tussen Soedan en Zuid-Soedan, het burgerschap, de verdeling van de aardolie-inkomsten en het gebruik van pijpleidingen;
E. overwegende dat er volgens plan op 9 juli na de officiële onafhankelijkheidsverklaring van Zuid- Soedan een eind komt aan het mandaat van de VN- missie in Soedan (UNMIS) en dat de VN-Veiligheidsraad de daaropvolgende missie UNMISS met maximaal 7.000 militairen heeft georganiseerd; overwegende dat het mandaat van de VN- interim veiligheidsmacht voor Abyei (UNISFA) om toezicht te houden op de demilitarisatie van het gebied van Abyei op 27 juni 2011 door de VN Veiligheidsraad werd goedgekeurd;
1. veroordeelt de herhaalde, met grensoverschrijdend geweld gepaard gaande incidenten tussen Soedan en Zuid-Soedan, waaronder de bezetting van grondgebied, de ondersteuning van huurtroepen en de bombardementen vanuit de lucht, die aanleiding tot nieuwe vluchtelingenstromen hebben gegeven;
2. geeft uiting aan zijn ernstige verontrusting over de humanitaire situatie die ontstaan is als gevolg van de strijd tussen Soedan en Zuid-Soedan en de voortzetting van de vijandelijkheden in de staten Zuid-Kordofan en Blauwe Nijl in Soedan; veroordeelt nadrukkelijk alle daden van geweld die onder schending van de internationale humanitaire rechtsregels en de rechten van de mens tegen de burgerbevolking worden begaan;
3. is ervan overtuigd dat een militaire oplossing van het conflict tussen Soedan en Zuid-Soedan, en met name in Zuid-Kordofan en het gebied van de Blauwe Nijl, moet worden afgewezen; onderstreept dat er dringend behoefte is aan een diplomatieke oplossing die door beide zijden wordt geaccepteerd;
4. dringt aan op onmiddellijke stopzetting van alle wapenleveranties aan Soedan en Zuid-Soedan, en met name aan de conflictregio's, namelijk de staten Abyei, Blauwe Nijl en Zuid-Kordofan;
5. doet een beroep op beide partijen om de tenuitvoerlegging van de alomvattende vredesovereenkomst te voltooien en dringt er zowel bij de Soedanese als de Zuid- Soedanese strijdkrachten op aan om zich overeenkomstig hun overeenkomst van 20 juni 2011 uit Abyei terug te trekken en deel te nemen aan een constructieve dialoog die in het kader van de vredesovereenkomt tot een vreedzame oplossing betreffende de status van Abyei moet leiden;
6. herinnert aan het akkoord dat in juni 2011 tussen Soedan en Zuid-Soedan over de grensbeveiliging en het gezamenlijke politieke en veiligheidsmechanisme werd bereikt, dat in lid twee de verplichting bevat een veilige gedemilitariseerde grenszone in te stellen; herinnert aan de in juli 2011 tot stand gekomen overeenkomst over de ondersteunende missie betreffende het grenstoezicht, waarin nader wordt ingegaan op de instelling van een gezamenlijk mechanisme voor grensverificatie en grenstoezicht (JBVMM); onderstreept dat het dringend noodzakelijk is dat Soedan en Zuid-Soedan een begin maken met het grensdemilitarisatieproces;
7. dringt er bij alle partijen op aan zich te houden aan de leden 7 en 16 van het besluit van 24 april 2012 van de Raad voor vrede en veiligheid van de Afrikaanse Unie, waarin erop wordt gewezen dat staatsgrenzen niet met geweld mogen worden veranderd, dat voor eventuele territoriale conflicten uitsluitend een regeling mag worden gevonden met behulp van wederzijds overeengekomen, vreedzame en politieke middelen en dat een militaire oplossing van het conflict in Zuid-Kordofan en het gebied van de Blauwe Nijl van de hand moet worden gewezen;
8. dringt er bij Soedan en Zuid-Soedan op aan de vijandelijkheden te beëindigen, zich aan hun afspraken te houden en een veilige doorgang, toegang en verplaatsing toe te staan van de bevolkingsgroepen die aan beide zijden van de grenzen geïsoleerd zijn geraakt;
9. benadrukt het belang van de eerbiediging van de beginselen betreffende een vreedzame regeling van internationale conflicten overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties en dringt er bij de internationale gemeenschap op aan zich te houden aan haar rol van onpartijdige vredestichter en bemiddelaar en zich te onthouden van eventuele militaire interventie of militaire steun aan één van de partijen, zodat een duurzame vrede tussen Soedan en Zuid-Soedan tot stand komt en de blik op verzoening en ontwapening wordt gericht;
10. vraagt de EU en de lidstaten zich bij hun bijstand niet op militaire hulpverlening te concentreren, maar op ontwikkelingsprojecten voor de burgerbevolking, met name in de sectoren gezondheid en onderwijs, en tevens op de landbouwsector, zodat een beveiligde voedselvoorziening en autarkie op voedselgebied zijn gewaarborgd; vraagt in dit verband de leider van de VN-missie in Zuid-Soedan, die momenteel (maart 2012) aan het hoofd staat van in totaal 5.533 geüniformeerde personeelsleden (waarvan 4.913 man troepen) de lessen van de missie naar de Democratische Republiek Congo ter harte te nemen, waar leden van deze missie zich aan ernstige schendingen van de mensenrechten schuldig maakten; dringt erop aan dat een einde wordt gemaakt aan militaire trainingsmissies en alle militair-civiele samenwerking;
11. dringt erop aan dat de soevereiniteit van de bevolking van Soedan en Zuid-Soedan met betrekking tot hun natuurlijke hulpbronnen wordt geëerbiedigd; onderstreept dat een behoorlijk en democratisch bestuur en een eerlijk verdeelde toegang tot de natuurlijke hulpbronnen van essentieel belang zal zijn voor de welvaart alsmede de sociale en economische ontwikkeling van de regio, waarvan de bevolking zal profiteren; wijst erop dat bij de exploratie van de natuurlijke hulpbronnen regeling door de overheid en transparantie noodzakelijk zijn; wenst dat er onderhandelingen komen over een billijke en door beide partijen geaccepteerde verdeling van de opbrengsten uit de aardolie-exploitatie;
12. roept alle internationale schuldeisers op in te stemmen met een onmiddellijke en grootschalige opschorting van alle schuldbetalingen door Soedan en Zuid-Soedan;
13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de bijzondere vertegenwoordiger van de EU voor Zuid-Soedan, de regering van Soedan, de regering van Zuid-Soedan, de instellingen van de Afrikaanse Unie en de voorzitter van het panel op hoog niveau voor Soedan van de Afrikaanse Unie.