Ontwerpresolutie - B7-0310/2012Ontwerpresolutie
B7-0310/2012

ONTWERPRESOLUTIE over genitale verminking bij vrouwen

11.6.2012 - (2012/2684(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Mariya Nedelcheva, Roberta Angelilli, Cristiana Muscardini, Joanna Katarzyna Skrzydlewska namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0304/2012

Procedure : 2012/2684(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0310/2012
Ingediende teksten :
B7-0310/2012
Aangenomen teksten :

B7‑0310/2012

Resolutie van het Europees Parlement over genitale verminking bij vrouwen

(2012/2684(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de verslagen die zijn opgesteld in het kader van het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) en het Facultatieve Protocol daarbij, en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

–   gezien zijn resolutie van 24 maart 2009 over de strijd tegen genitale verminking van vrouwen in de EU[1],

–   gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN van 5 december 2011 over het uitbannen van genitale verminking van vrouwen,

–   gezien de conclusie van de Raad EPSCO van 8 maart 2010 over het uitroeien van geweld tegen vrouwen in de Europese Unie en zijn oproep tot een internationale aanpak voor het bestrijden van genitale verminking van vrouwen,

–   gezien het Verdrag van de Raad van Europa van 12 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld,

–   gezien de EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen, op 8 december 2008 door de Raad Algemene Zaken aangenomen,

–   gezien zijn resolutie A7 065/2011 van 5 maart over de prioriteiten en het ontwerp van een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen,

–   gezien zijn resolutie A7-086/2012 van 18 april 2012 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie, waaronder de implicaties voor het strategische mensenrechtenbeleid van de EU,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat genitale verminking van vrouwen een onherstelbaar misbruik is, waarbij de geslachtsdelen van vrouwen om niet-medische redenen worden veranderd of beschadigd, met onomkeerbare gevolgen, en waarvan nu reeds 140 miljoen vrouwen en meisjes het slachtoffer zijn en waarvan nog eens drie miljoen meisjes per jaar het slachtoffer dreigen te worden;

B.  overwegende dat iedere vorm van vrouwelijke genitale verminking een schadelijke traditionele praktijk is die niet als onderdeel van een godsdienst kan worden beschouwd, maar een daad van geweld is tegen vrouwen en meisjes die een schending van hun grondrechten inhoudt, met name het recht op persoonlijke veiligheid en integriteit, lichamelijke en geestelijke gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid, en bovendien bij minderjarige meisjes ook nog eens een vorm van kindermisbruik inhoudt; overwegende dat deze schending in geen geval gerechtvaardigd kan worden door de eerbiediging van culturele tradities of initiatieriten;

C. overwegende dat vrouwelijke genitale verminking een weerspiegeling is van onevenwichtige machtsverhoudingen en een vorm van geweld tegen vrouwen vormt, net als andere ernstige vormen van gendergerelateerd geweld, en overwegende dat het absoluut noodzakelijk is om de strijd tegen genitale verminking van vrouwen onderdeel te laten uitmaken van een algemene en samenhangende aanpak van gendergerelateerd geweld en geweld tegen vrouwen;

1.  is ingenomen met het besluit dat de Commissie inzake de Positie van de Vrouw tijdens haar 56e vergadering op 8 maart 2012 heeft genomen, namelijk dat de kwestie genitale verminking van vrouwen tijdens de 67e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aan de orde gesteld moet worden;

2.  verzoekt de Algemene Vergadering van de VN op haar 67e zitting de ontwerpresolutie aan te nemen inzake de wereldwijde uitbanning van genitale verminking van vrouwen door middel van harmonisatie van door de leden te nemen maatregelen en het uitvaardigen van aanbevelingen en richtsnoeren voor de ontwikkeling en versterking van regionale en internationale juridische instrumenten en nationale wetgeving;

3.  schaart zich volledig achter de aanbeveling van de Economische en Sociale Raad van de VN dat er uitgebreide wetgeving moet worden aangenomen die alle vormen van genitale verminking van vrouwen verbiedt en de daders bestraft; moedigt derde landen aan de nationale en internationale bindende besluiten en verdragen na te leven;

4.  verzoekt de relevante VN-organisaties en het maatschappelijk middenveld door de toewijzing van adequate financiële middelen actief steun te verlenen aan doelgerichte innoverende programma's en beste praktijken te verspreiden die beantwoorden aan de behoeften en prioriteiten van meisjes in kwetsbare situaties, zoals bij genitale verminking van vrouwen, die moeilijk toegang krijgen tot diensten en programma's;

5.  benadrukt dat steun moet worden verleend aan het maatschappelijk middenveld, met name vrouwenorganisaties, dat zich binnen hun gemeenschappen inzet om een einde te maken aan geweld tegen vrouwen, waaronder genitale verminking van vrouwen;

6.  dringt er bij de Commissie op aan om er via het genderactieplan 2010 voor te zorgen dat gendergerelateerd geweld en zelfbeschikking van vrouwen in het ontwikkelingsbeleid en alle ontwikkelingsprogramma's van de EU centraal worden gesteld; benadrukt dat het belangrijk is daarbij nationale, regionale en lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld van partnerlanden te betrekken;

7.  dringt er bij de Commissie op aan in het kader van een alomvattende strategie voor de bestrijding van geweld bijzondere aandacht te besteden aan genitale verminking van vrouwen en zich in te zetten voor gemeenschappelijke actie tegen genitale verminking van vrouwen;

8.  verzoekt de Europese Commissie de uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes als prioriteit te erkennen en doelgerichte en innoverende programma's in zowel de EU als derde landen te steunen door middel van het toewijzen van adequate financiële middelen;

9.  dringt er bij de lidstaten op aan dat zij krachtdadig optreden om deze illegale praktijk te bestrijden;

10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de VN en de lidstaten.