Ontwerpresolutie - B7-0345/2012Ontwerpresolutie
B7-0345/2012

ONTWERPRESOLUTIE over de prioriteiten van het Europees Parlement aangaande het werkprogramma van de Commissie voor 2013

27.6.2012 - (2012/2688(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 35, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie

Malcolm Harbour namens de ECR-Fractie

Procedure : 2012/2688(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0345/2012
Ingediende teksten :
B7-0345/2012
Aangenomen teksten :

B7‑0345/2012

Resolutie van het Europees Parlement over de voorbereiding van het werkprogramma van de Commissie voor 2013 (2012/2688(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie[1], en met name bijlage IV daarvan,

–       gezien de conclusies van de Europese Raad van maart en de brief van twaalf regeringsleiders met de titel "Een plan voor groei in Europa",

–       gezien de Europa 2020-strategie,

–       gezien artikel 35, lid 3, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat de crisis in de eurozone een bedreiging blijft vormen voor de economische toekomst van alle lidstaten van de Europese Unie en dat deze crisis zowel een staatsschuldcrisis als een bankcrisis is;

B.     overwegende dat de Europese Unie zich geconfronteerd ziet met een zware crisis op het vlak van concurrentievermogen; overwegende dat de meeste andere regio's in de wereld een snellere groei laten zien, met een hoger niveau van productiviteit en innovatie, en dat ze de Europese Unie achter zich laten tenzij er kordate maatregelen worden getroffen;

C.     overwegende dat de Commissie met prioriteit haar energie en middelen moet inzetten voor de ondersteuning van de lidstaten zodat zij deze crisis het hoofd kunnen bieden maar daarbij wel bureaucratie en centralisering moet vermijden; overwegende dat in het werkprogramma voor 2013 dat het laatste volledige jaar van de ambtsperiode van de Commissie bestrijkt, voorrang moet worden gegeven aan initiatieven waarmee groei wordt gestimuleerd en het concurrentievermogen wordt verbeterd;

1.      verzoekt de Europese Commissie haar werkprogramma voor 2013 te gebruiken:

         –  om een gedetailleerde groeiagenda voor de Europese Unie op te stellen met als aandachtspunten het aanmoedigen van het bedrijfsleven en ondernemers om de sectoren en diensten te ontwikkelen die banen en welvaart voor de lange termijn opleveren;

         –  om maatregelen te treffen voor de modernisering van het ontwerp en de uitvoering van de begroting zodat de Europese Unie meerwaarde kan leveren tegen een redelijke prijs;

         –  om het interne beleid te moderniseren en daarmee niet als laatste tegemoet te komen aan de eisen van de nieuwe eeuw en om het subsidiariteitsbeginsel te eerbiedigen;

I.      De kracht van vrij ondernemerschap benutten om groei, banen en welvaart te creëren

2.      merkt op dat er een "Plan voor groei in Europa" is ingediend bij de vergadering van de Europese Raad in maart 2012 om de Europese economie een nieuwe impuls te geven door:

         –  de interne markt in het volgende ontwikkelingsstadium te brengen door volledige uitbreiding naar de dienstensector,

         –  vóór 2015 een echte digitale interne markt te creëren,

         –  vóór 2014 een echte doelmatige en doeltreffende interne energiemarkt te verwezenlijken en vooruitgang te boeken op weg naar een interne Europese vervoersruimte,

         –  de Europese onderzoeksruimte in te richten;

         –  te zorgen voor open wereldmarkten,

         –  de druk van de EU-regelgeving te verminderen,

         –  goed functionerende arbeidsmarkten te bevorderen, en

         –  een stabiele, dynamische en concurrerende financiële dienstensector op te bouwen;

De interne markt in het volgende ontwikkelingsstadium brengen door volledige uitbreiding naar de dienstensector

3.      is van mening dat de interne markt een van de topprioriteiten van de Europese Unie is aangezien zij het belangrijkste voertuig voor groei en het creëren van werkgelegenheid is;

4.      is ingenomen met de toezegging van de Europese Raad in maart om de geboekte vooruitgang bij de voorstellen die in het kader van de Single Market Act zijn ingediend op de voet te volgen, en aan te dringen op een grotere impuls voor normalisatie, openbare aanbestedingen en alternatieve geschillenbeslechting zodat voor het eind van het jaar de geplande overeenkomst kan worden bereikt;

5.      is ingenomen met de publicatie van het verslag van de voorzitter van de Europese Raad over 2012 ter gelegenheid van de Europese Raad in juni, waarin de balans wordt opgemaakt over alle dossiers die verband houden met de EU-agenda voor groei, en onderstreept dat de nadruk moet worden gelegd op slimme regelgeving om onnodige bureaucratische rompslomp te vermijden;

6.      kijkt uit naar de publicatie van de Single Market Act II waarin de aandacht uit moet gaan naar maatregelen om groei en werkgelegenheid te stimuleren; is groot voorstander van de week van de interne markt in oktober 2012 waarmee de voordelen van de interne markt voor burgers beter moeten worden gepropageerd; verzoekt de lidstaten en de Commissie zich in te zetten om de 20e verjaardag van de interne markt onder de aandacht te brengen bij de burgers en daar voldoende middelen voor vrij te maken;

7.      dringt er bij de Commissie op aan de Single Market Act op de kaart te zetten als een doorlopend programma dat voortdurend herzien en bijgewerkt moet worden om de voltooiing van de interne markt te bewerkstelligen;

8.      verzoekt de Raad en de Commissie de tenuitvoerlegging en de handhaving van de bestaande wetgeving inzake de interne markt verder te versterken, met name in verband met de interne markt voor goederen en de vereenvoudiging van de standaardisatiesector;

9.      is van mening dat er vanuit moet worden gegaan dat de lidstaten zich aan alle voorstellen over de interne markt dienen te houden; benadrukt dat het nu de hoogste tijd is dat in de wetgeving van de lidstaten het uitgangspunt wordt opgenomen dat elke lidstaat de wetgeving inzake de interne markt zal naleven tenzij er aanvaardbare gronden kunnen worden aangevoerd om de verplichtingen niet na te komen;

10.    betreurt de benadering van de Commissie inzake het gemeenschappelijk Europees kooprecht, die bijzonder ingewikkelde, dure en ambitieuze regelgeving omvat; pleit in plaats daarvan voor een veel logischere, nuttigere en doeltreffendere oplossing, namelijk een modelcontract dat op de steun van de medewetgevers kan rekenen, gemakkelijk te begrijpen is voor de consumenten en dat gebaseerd moet zijn op een codificatie van de bestaande consumentenwetgeving en de bestaande richtlijnen voor een minimale harmonisering;

11.    staat achter de huidige maatregelen op het vlak van alternatieve geschillenbeslechting, met name in het kader van grensoverschrijdende transacties online, aangezien een betere toegang tot verhaalmogelijkheden het vertrouwen van de burgers in transacties op de interne markt veel meer zal aanwakkeren dan de invoering van een nieuwe, onbeproefde en onbekende Europese regeling voor het verbintenissenrecht;

12.    benadrukt de rol van openbare aanbestedingen in het bevorderen van innovatie en de cruciale toegang tot de markten;

13.    is voorstander van snelle actie en sterke politieke wil bij de uitvoering van het voorstel inzake het collectieve beheer van auteursrechten; verzoekt om vereenvoudiging van licenties over meerdere landen om het auteursrecht te beschermen, de keuze van de consument te vergroten en groei te genereren;

14.    neemt kennis van de voorstellen voor een billijke vergoeding en spoort de Europese Commissie aan om het bestaande flexibele stelsel te handhaven dat de lidstaten de vrijheid geeft om hun auteursrecht op dat vlak naar eigen inzicht te ontwerpen teneinde creativiteit te stimuleren en te zorgen voor economische groei;

15.    verzoekt de Commissie de belemmeringen aan te pakken die de groei van kmo's in de weg staan, zoals de kosten voor het creëren van merkbekendheid in meerdere landen, de hoge kosten voor markttoetreding, het hogere risico op fraude/wanbetaling, problemen met het afhandelen van retourzendingen en de infrastructuur rond de verzending, beperkingen van IT-systemen (bij het werken met meerdere talen) en de hogere kosten voor de grensoverschrijdende afhandeling van klachten en geschillenbeslechting;

16.    kijkt uit naar de resultaten van de prestatiecontroles van de Commissie met betrekking tot de dienstenrichtlijn, waarin geëvalueerd moet worden hoe de lidstaten de bestaande instrumenten beter kunnen aanwenden om de tenuitvoerlegging van de interne markt te verbeteren en te controleren, en die tevens gebruikt kunnen worden op andere terreinen van de wetgeving inzake de interne markt;

17.    verzoekt de Commissie een evenredigheidstoets uit te werken, die gekoppeld moet worden aan het gezamenlijke evaluatieproces, om onevenredige voorschriften die de dienstverlening in de weg staan te identificeren en in te trekken, als voldoende lidstaten dat noodzakelijk achten;

18.    stelt voor om het beginsel van "gezamenlijke motivering" uit te breiden naar de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties om ervoor te zorgen dat beroepen niet onnodig aan regels worden gebonden;

19.    dringt er bij de Commissie op aan om de rol van het éénloketsysteem te versterken zodat deze loketten aanbieders van diensten kunnen bijstaan bij eventuele vragen wanneer zij zich in een andere lidstaat vestigen, ook over onderwerpen die in de dienstenrichtlijn zijn opgenomen, bijvoorbeeld informatie over het belastingstelsel;

20.    verzoekt om afschaffing van het onderzoek naar economische behoeften, dat ingezet kan worden om de toegang tot markten te beperken;

21.    is gebrand op de resultaten van het volgende verslag van de Commissie inzake de economische en juridische beoordeling van de dienstenrichtlijn om te bepalen of verdere liberalisering van de dienstensector via een sectorspecifieke aanpak wenselijk is;

Vóór 2015 een echte digitale interne markt creëren

22.    onderstreept het belang van de digitale economie bij het bevorderen van groei en concurrentievermogen, en dringt er bij de Commissie op aan om de ontwikkeling en toepassing van breedband te blijven stimuleren teneinde de doelstellingen van de “Digitale Agenda voor Europa” te halen;

23.    onderschrijft de oproep van de Europese Raad om het bestuur van de interne markt te versterken en nieuwe gebieden met groeipotentieel, zoals de digitale interne markt, aan te boren; verzoekt de Commissie alle voorstellen daartoe, met inbegrip van het voorstel inzake elektronische handtekeningen, voor het einde van het jaar in te dienen;

24.    benadrukt dat prioriteit moet worden gegeven aan groeimaatregelen om de digitale interne markt te voltooien, zoals investeringen in snelle internetverbindingen en het voorstel voor grensoverschrijdende betalingen; is van mening dat het radiospectrum een van de belangrijkste factoren zal zijn in de verspreiding van breedband, met name in landelijke gebieden, en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het onlangs goedgekeurde “Beleidsprogramma inzake het radiospectrum” volledig ten uitvoer wordt gelegd door de lidstaten;

25.    is van mening dat cyberveiligheid van essentieel belang is om onze welvaart op de lange termijn te garanderen, verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat er veilige en veerkrachtige kritieke infrastructuur voorhanden is in de hele EU, en is van mening dat ons idee van veiligheid aangepast moet kunnen worden aan dreigingen die onderhevig zijn aan constante verandering; is van mening dat "cloud computing" aanzienlijke voordelen oplevert voor regeringen, ondernemingen en consumenten, en dringt er bij de Commissie op aan het juiste evenwicht te vinden tussen wetgeving, privacy en groeimogelijkheden voor de sector;

Een echte doelmatige en doeltreffende interne energiemarkt verwezenlijken en vooruitgang boeken op weg naar een interne Europese vervoersruimte

26.    is ingenomen met de voorstellen van de Commissie over de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen waarin de TEN-T, TEN-E en ICT-richtsnoeren zijn opgenomen, daar dit financiële instrument een belangrijke rol zal spelen in de ontwikkeling van betere verbindingsmogelijkheden tussen alle componenten van een geïntegreerde interne markt, te weten vervoer, energie en breedbandnetwerken; onderstreept de noodzaak van een allesomvattend multimodaal EU-netwerk voor vervoersinfrastructuur, dat onder meer een antwoord moet bieden op het gebrek aan passende infrastructuur en toegankelijkheid en beperkte interoperabiliteit tussen verschillende delen van de EU; benadrukt dat lidstaten geholpen moeten worden om de belangrijkste energiedoelstellingen op het gebied van voorziening, concurrentievermogen en duurzaamheid te verwezenlijken; benadrukt tevens dat lidstaten geholpen moeten worden om de in de "Digitale Agenda voor Europa" gestelde streefdoelen te halen, en is van mening dat investeringen in energie- en telecommunicatie-infrastructuur door de markt moeten worden aangestuurd, waarbij overheidsfinanciering alleen wordt ingezet als de markt het geheel laat afweten;

27.    is van mening dat een geliberaliseerde, intern verbonden en volledig concurrerende energiemarkt de continuïteit van de energievoorziening ten goede zal komen doordat de marktdeelname en de verdere diversificatie van onze eigen energievoorziening, met name schone en duurzame energiebronnen, bevorderd wordt; verzoekt de Commissie in verband daarmee om het beginsel van “toegang voor derde partijen” strikt toe te passen dat in het derde energiepakket is vastgelegd als een van de belangrijkste factoren voor de totstandkoming van een geliberaliseerde interne energiemarkt;

28.    wijst er nogmaals op dat eigen olie- en gasbronnen van cruciaal belang zijn om de continuïteit van de energievoorziening en de energiediversiteit te garanderen; is bezorgd dat de ontwerpvoorstellen van de Commissie inzake “de veiligheid van offshore-olie- en ‑gasprospectie‑, ‑exploratie‑ en ‑productieactiviteiten” kunnen leiden tot soepelere veiligheidsnormen en feitelijk een moratorium kunnen opleggen op alle offshoreactiviteiten; wil graag dat de voorstellen worden gewijzigd van een verordening in een richtlijn zodat de bestaande en beproefde veiligheidsregelingen behouden en voortdurend verbeterd kunnen worden om een wijdverbreide toepassing van goede praktijken te verzekeren;

29.    onderstreept andermaal de noodzaak om een vrije, geliberaliseerde interne markt voor alle vervoerstakken te voltooien, met speciale aandacht voor de verdere liberalisering van de spoorwegen en het vrachtvervoer over de weg, zodat het vrije verkeer van goederen en diensten gewaarborgd wordt, met duidelijke en gemakkelijk afdwingbare regels voor vrije en eerlijke mededinging en minder administratieve rompslomp voor kmo's;

30.    onderstreept dat de tenuitvoerlegging van de wetgeving betreffende de Single European Sky en de ontwikkeling van de gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) en het Clean Sky-initiatief versneld moeten worden om aanzienlijke economische besparingen te behalen en het milieu meer te ontzien, door de efficiëntie van het luchtverkeer te verbeteren en meer opstoppingen met steeds drukkere luchtverkeersstromen en verouderde technologie te voorkomen; stelt met bezorgdheid vast dat de instelling van functionele luchtruimblokken in Europa vertraging oploopt, en benadrukt dat er politieke maatregelen nodig zijn om vooruit te kunnen gaan met de functionele luchtruimblokken;

31.    legt de nadruk op de economische voordelen die de ontwikkeling van regionale luchtdiensten met zich meebrengt en verzoekt de Commissie de specifieke behoeften van regionale luchthavens en luchtdiensten in aanmerking te nemen wanneer zij nieuwe wetgeving voorstelt, en om grote regionale luchthavens op te nemen in het TEN-T-programma;

32.    spoort de Commissie aan om de bestaande wetgeving betreffende rechten van luchtvaartpassagiers doeltreffend uit te voeren en te handhaven, om een voorstel in te dienen voor de afschaffing van de regel dat slechts één stuk handbagage mag worden meegenomen, en om transparante prijzen en eerlijke handelspraktijken bij het boeken van vliegtickets te garanderen (bij betaling met creditcard of pinpas mogen luchtvaartmaatschappijen alleen de werkelijke kosten voor hun diensten in rekening brengen);

33.    merkt op dat de oprichting van geïntegreerde pan-Europese systemen voor online boekingen en betalingen op een hoger plan moet worden getild om multimodaliteit te bevorderen; dringt er bij de Commissie op aan een mededeling op te stellen waarin de sector wordt aangemoedigd systemen tot stand te brengen voor het afgeven van multimodale tickets die kunnen worden gebruikt voor gecombineerde trein- en vliegreizen;

Een Europese onderzoeksruimte creëren en mogelijkheden scheppen voor onderzoek en innovatie

34.    is van mening dat de investeringen in onderzoek en innovatie een groter onderdeel moeten vormen van de totale EU-uitgaven, ook als de begroting van de Europese Unie over de hele linie beperkt wordt; dringt er bij de Commissie op aan de toewijzingen aan begrotingslijnen waarvan middelen herhaaldelijk onbesteed blijven te beperken en deze bedragen toe te wijzen aan begrotingslijnen voor onderzoek en innovatie en andere prioritaire terreinen, zoals het stimuleren van financieringsfaciliteiten voor het mkb;

35.    is verheugd over de maatregelen die de Commissie tot dusver heeft genomen en dringt aan op verdere stappen om de onderzoeks- en innovatieprogramma's van de EU te vereenvoudigen; meent dat inkorting van de subsidietoekennings- en betalingstermijnen en vereisten inzake verslaglegging en controle een prioriteit moeten zijn, met name voor academische instellingen en kmo's;

36.    meent dat expertise het belangrijkste criterium moet vormen bij de toekenning van steun in het kader van Horizon 2020 en dat geografische voorwaarden zowel de kwaliteit als de Europese toegevoegde waarde van de programma's aanzienlijk kunnen beperken; meent dat een grotere participatie kan worden bereikt door een gerichter gebruik van structuurfondsen om onderzoeksinfrastructuur te ontwikkelen in minder ontwikkelde regio's van de EU;

37.    dringt aan op betere toegang tot kapitaal voor beginnende innovatieve ondernemingen en snel groeiende bedrijven, en verwelkomt in dit verband de voorstellen van de Commissie over het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf (COSME) en Horizon 2020, met name de financieringsregelingen die de toegang van het mkb tot financiering zullen vergemakkelijken; verzoekt de Commissie met klem te garanderen dat door de overgang van het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) naar COSME en Horizon 2020 de deelname aan of het indienen van aanvragen voor de programma's niet nodeloos wordt bemoeilijkt;

38.    meent dat risicokapitaalfondsen grensoverschrijdend of in pan-Europees verband moeten kunnen opereren voor de financiering van onderzoek en innovatie, met steun van het EIF en andere financiële instellingen en in samenwerking met andere nationale ondernemingen;

39.    is van mening dat precommerciële openbare aanbestedingen kunnen worden gebruikt om onderzoek en innovatie te stimuleren en is ingenomen met het initiatief van een aantal lidstaten om het Small Business Innovation Research-model (SBIR) aan de Europese context aan te passen; pleit voor de ontwikkeling van een programma op EU-niveau dat zowel aan de interne markt als aan de Europese onderzoeksruimte een nieuwe impuls kan geven;

Zorgen voor open wereldmarkten

40.    bevestigt nogmaals dat de bevordering van open en eerlijke handel en de strijd tegen protectionisme op multilateraal niveau en in alle handelsovereenkomsten met derde landen permanente doelstellingen moeten blijven;

41.    onderstreept dat het op regels gebaseerde multilaterale handelsstelsel dat door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in het leven is geroepen, het meest geschikte kader is voor de regulering en de bevordering van open en eerlijke handel; herinnert eraan dat multilaterale, plurilaterale en bilaterale overeenkomsten gezien moeten worden als onderdelen van een gemeenschappelijk instrumentarium voor internationale aangelegenheden, d.w.z. als standaardkenmerken van evenwichtige en complementaire politieke en handelsbetrekkingen;

42.    onderstreept dat de EU zich in het kader van de onderhandelingen over vrijhandelsverdragen moet blijven inzetten voor versterking van open en eerlijke handelsbetrekkingen met al haar strategische handelspartners, met name belangrijke groeimarkten waar de EU aanzienlijke offensieve belangen heeft, waaronder maar niet uitsluitend Noord-Amerika, BRIC, ASEAN-landen, regio's in Midden- en Zuid-Amerika en economische partnerschapsovereenkomsten met ontwikkelingslanden; onderstreept dat de EU zich moet richten op de opheffing van niet-tarifaire belemmeringen voor de handel en investeringen, waaronder talloze beperkende voorschriften en regelgevende maatregelen, ten behoeve van EU-ondernemingen die buitenlandse markten betreden;

43.    benadrukt dat de Commissie en in voorkomend geval de lidstaten de participatie van het mkb op de wereldmarkten moeten bevorderen via passende maatregelen die de internationalisering van het mkb stimuleren, waaronder gemakkelijker toegang tot kapitaal en regelmatig bijgewerkte informatie over zakelijke mogelijkheden in het buitenland alsmede geschikte handelsbeschermingsinstrumenten om bedrijven te beschermen tegen oneerlijke dumping en subsidies en om de wettige productie in de EU en het marktaandeel van EU-bedrijven in derde landen te vrijwaren;

44.    maant de Commissie in dit verband aan EU-ondernemingen, met inbegrip van het mkb, als dat nodig is actief te beschermen tegen schendingen van overeengekomen handelsregelingen, WTO-normen en -beginselen door de handelspartners van de Unie, met gebruikmaking van alle beschikbare middelen, waaronder multilaterale en bilaterale geschillenbeslechtingsmechanismen en door de WTO geaccepteerde handelsbeschermingsinstrumenten;

45.    onderstreept dat de EU moet vasthouden aan haar streven naar een evenwichtig resultaat van de ontwikkelingsagenda van Doha - de aanpak van haar voorkeur - die gericht is op de integratie van de ontwikkelingslanden in het internationale handelsstelsel, naast de voortzetting van bilaterale en plurilaterale handelsakkoorden met andere industrielanden als er op kortere termijn wederzijds voordeel en economische groei te verwachten zijn;

46.    acht het zaak, gezien de aanhoudende patsituatie in de originele opzet en doelstellingen van de ontwikkelingsagenda van Doha, dat het debat over de manier waarop de WHO kan worden versterkt en op de komende uitdagingen kan worden voorbereid, zo spoedig mogelijk wordt hervat, en verzoekt de Commissie met voorstellen daartoe te komen;

47.    uit zijn bezorgdheid over de manier waarop de Commissie de wederkerigheid van toegang tot openbare aanbestedingsmarkten voor derde landen aanpakt, waarmee aan de derde landen het signaal wordt afgegeven dat de interne markt van de EU geen open, maar een schadelijke en protectionistische markt is;

48.    verzoekt de Commissie er dringend op toe te zien dat de werkgroep op hoog niveau voor werkgelegenheid en groei, die voorgezeten wordt door de Amerikaanse gezant voor de handel, Ron Kirk, en door de EU-commissaris voor Handel, Karel De Gucht, niet alleen kijkt naar de gebruikelijke barrières voor de goederenhandel zoals douanetarieven en tariefquota, maar ook naar het beperken, opheffen en voorkomen van technische en wettelijke handelsbelemmeringen aan weerszijden van de Atlantische Oceaan, om ervoor te zorgen dat de handel niet wordt bemoeilijkt door een overmatige regelgevingsdruk voor het bedrijfsleven;

49.    verzoekt de Commissie de betrekkingen tussen de EU en de VS als het belangrijkste strategische partnerschap voor de EU te beschouwen; dringt er daarom op aan de strategische dialoog EU-VS in 2013 te intensiveren, om de toezeggingen in bilaterale en multilaterale fora teneinde de mondiale neiging tot protectionisme te bestrijden, na te komen;

50.    verzoekt de Commissie het accent te verleggen van een ontwikkelingsbeleid dat hoofdzakelijk gericht is op ingezette middelen naar een resultaatgericht ontwikkelingsbeleid, waarbij elk jaar concrete cijfers worden gepubliceerd over de resultaten van het ontwikkelingsbeleid, die aansluiten op de cijfers over het bedrag aan uitgegeven belastinggeld; merkt op dat om de doeltreffendheid te verhogen eveneens het beleid samenhangender moet worden gemaakt en er meer coördinatie moet worden bewerkstelligd tussen de donerende partijen op nationaal, EU- en mondiaal niveau;

51.    onderstreept dat verhogingen van of veranderingen in het Europees Ontwikkelingsfonds niet automatisch mogen plaatsvinden en steeds gebaseerd moeten zijn op een allesomvattende resultaatgerichte aanpak die zich meer bezighoudt met de resultaten dan alleen met de ingezette middelen;

52.    verzoekt de EU haar steunbeleid en hulpverlening nieuw leven in te blazen door bestaande structuren doelmatiger in te zetten en samen te werken met de opkomende mondiale ontwikkelingsactoren zoals China, India en Brazilië, om doeltreffender en flexibeler te anticiperen op nieuwe uitdagingen op ontwikkelingsgebied, bijvoorbeeld in landen waar oorlog is of kwetsbare staten;

53.    onderkent dat de EU-steun 56 % uitmaakt van de wereldwijde officiële ontwikkelingshulp, en dat meer EU-inspanningen op het gebied van transparantie beduidende voordelen zouden opleveren voor zowel de gevende als de ontvangende landen; verzoekt de EU daarom na te denken over de voordelen om een voor de hele EU geldende garantie aan te nemen voor transparantie op gebied van ontwikkelingshulp, die de Commissie en de lidstaten zou verplichten tijdige, accurate, vergelijkbare en gedetailleerde gegevens te verstrekken over de hulpstromen op basis van het internationale initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp;

54.    merkt op dat het kapitaal en de ondernemingen in ontwikkelingslanden zonder meer geïntegreerd moeten worden in doeltreffende wettelijke structuren en formele economieën om economische ontwikkeling en welvaart te garanderen; verzoekt de Commissie prioriteiten te stellen bij het gebruik van middelen voor het in kaart brengen en registreren van grondbezit en intellectuele eigendommen;

55.    is ingenomen met het werk en de doeltreffendheid van de ECHO in de meeste noodlijdende en kwetsbare regio’s die te kampen hebben met hongersnood, voedselonzekerheid en vluchtelingenstromen; waardeert met name de coördinatie van de activiteiten tussen de lidstaten, de buurlanden en de VN; verzoekt de Commissie een preventieve aanpak uit te werken op alle niveaus - in plaats van het huidige ad-hocstelsel van steunbeheer - die eruit moet bestaan op stapel staande rampen in de gaten te houden, op te sporen en te voorkomen en vrijwilligers sneller te mobiliseren;

De druk van de EU-regelgeving verminderen

56.    is ingenomen met de stappen die de Commissie reeds heeft ondernomen om de regelgevingsdruk van de EU-wetgeving voor kmo's en micro-ondernemingen te beperken, bijvoorbeeld door de mkb-toets uit te breiden met een dimensie voor micro-entiteiten en door kmo's vrijstelling te geven van een aantal wettelijke bepalingen; dringt er bij de Commissie op aan de regelgeving op het gebied van kmo's en micro-ondernemingen te blijven verbeteren door de wetgeving goed te laten aansluiten op de behoeften van kmo's en te streven naar meer passende vrijstellingen;

57.    verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de mkb-toets op alle relevante beleidsterreinen consistent en consequent wordt toegepast en in de algemene effectbeoordeling van voorstellen wordt meegenomen en niet uitsluitend wordt gepubliceerd als op zich staande aanvullende informatie, om er op die manier voor te zorgen dat kmo's niet onevenredig zwaar worden belast;

58.    verzoekt de Commissie uitvoering te geven aan de overeenkomst tussen de drie instellingen om zich in te zetten voor betere regelgeving en ook de lidstaten daartoe aan te sporen en deze bovendien aan te sporen hun eigen mkb-toetsen uit te voeren; is van mening dat de Raad een afdeling voor effectbeoordelingen moet oprichten om effectbeoordelingen uit te voeren van zijn eigen voorgenomen wijzigingen; wijst op het belang van geschiktheidscontroles in het kader van de agenda voor slimme regelgeving;

59.    is van mening dat de Commissie in het kader van haar optreden ten aanzien van kmo's de beginselen van de "small business act" moet respecteren;

60.    staat positief tegenover de bottom-up benadering die door een aantal lidstaten wordt gevolgd om nodeloos belastende regelgeving te identificeren en is van mening dat het programma van de Commissie ter vermindering van de administratieve lasten na 2012 moet worden voortgezet, maar dan nog ambitieuzer en met een ruimere opzet en met invoering van compensatie voor regelgevingsdruk;

61.    steunt ten volle het voorstel van de Commissie om, ter bevordering van de groei, micro-ondernemingen bij voorbaat vrij te stellen van belastende regelgeving, tenzij deze regels expliciet op hen van toepassing worden verklaard;

62.    herinnert aan het standpunt van het Parlement ten gunste van de verlenging van het programma ter vermindering van de administratieve lasten en de uitbreiding van de werkingssfeer ervan, en dringt er bij de Commissie op aan om in haar werkprogramma voor 2013 een programma op te nemen dat tegemoetkomt aan de noodzaak om de algemene regelgevingsdruk te verminderen en dat een compensatie invoert voor regelgevingsdruk;

63.    stelt de Commissie voor haar doelstellingen voor administratieve vereenvoudiging opnieuw te formuleren en er nog meer naar te streven om, alvorens aan een nieuw wetsvoorstel te beginnen, eerst na te gaan of optreden op EU-niveau werkelijk tot meerwaarde zal leiden;

64.    is voorzichtig positief over het feit dat de Commissie werkt aan herziening van de REACH-verordening vóór de tweede registratietermijn in 2013; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de aanpak van risicobeheersingsprocedures duidelijker en samenhangender wordt en verzoekt de Commissie betrokkenheid van belanghebbenden te stimuleren;

65.    is van oordeel dat de voorgestelde EU-strategie voor de aanpassing aan de klimaatverandering gericht moet zijn op maatregelen waarmee de EU een aanzienlijke toegevoegde waarde kan bieden; benadrukt in dit verband dat een dergelijke strategie absoluut ecologisch verantwoord moet zijn, maar dat de voorgestelde maatregelen tegelijkertijd evenredig moeten zijn, rekening moeten houden met koolstoflekken, en de mogelijke schadelijke gevolgen voor sectoren die werkgelegenheid creëren volledig in aanmerking moeten nemen;

Goed functionerende arbeidsmarkten bevorderen

66.    verzoekt de Commissie om passende maatregelen te treffen om de arbeidsmarkten in de EU minder star te maken, om voorwaarden te steunen en te scheppen die flexibelere werkregelingen mogelijk maken, met name voor oudere en jongere werknemers en om de mobiliteit van werknemers te bevorderen en wijst op het belang van systeemhervormingen om structurele werkloosheid te bestrijden en het hoofd te bieden aan de vergrijzing van de maatschappij en de snelle veranderingen op het gebied van technologie;

67.    verzoekt om een omvattende herziening van de bestaande EU-arbeidswetgeving, waarbij gekeken wordt naar kosten en baten, en op basis waarvan een duidelijke conclusie kan worden getrokken over welke wetgeving ondoeltreffend en contraproductief is en derhalve ingetrokken of beter toegepast moet worden;

68.    verzoekt de Commissie om de arbeidstijdenrichtlijn vanuit een realistisch uitgangspunt te herzien en om een pragmatische oplossing te vinden die ondernemers en werknemers meer flexibiliteit verschaft zonder te leiden tot onnodige administratieve lasten voor ondernemingen, en die tegelijkertijd de gezondheid en veiligheid van de werknemers beschermt en het evenwicht tussen werk en privéleven verbetert;

69.    is ingenomen met het werkgelegenheidpakket dat erop gericht is een dynamische omgeving tot stand te brengen voor het scheppen van banen, door de arbeidskosten en de bureaucratische rompslomp te beperken, startende ondernemingen te steunen, regelingen uit te werken voor zelfstandigen, en innovatie, concurrentievermogen en het creëren van werkgelegenheid te bevorderen; merkt op dat dit pakket niet geïnterpreteerd mag worden als een mogelijkheid om het werkgelegenheidsbeleid verder op EU-niveau te centraliseren, bijvoorbeeld door middel van pogingen om voor de hele EU één minimumloon in te voeren; wijst op het belang van investeringen in menselijk kapitaal en O&O, goed onderwijs en goede opleidingen, die de mobiliteit van werknemers ten goede zouden komen;

70.    pleit voor een doelmatiger inzet van het ESF en beperking van het toepassingsgebied daarvan tot actieve werkgelegenheidsmaatregelen; wijst erop dat ervoor gezorgd moet worden dat het ESF iets toevoegt aan het beleid van de lidstaten en een echte meerwaarde biedt; dringt er bij de Commissie op aan om de lidstaten de vrijheid te geven zelf te beslissen en te kiezen of zij deze middelen besteden via ESF- of via EFRO-programma’s, zodat zij in staat zijn hun eigen knelpunten op het gebied van groei in het kader van de Europa 2020-strategie aan te pakken;

71.    steunt het Commissievoorstel inzake de nieuwe samenstelling van het EFG niet; merkt op dat de werking van het fonds bijzonder veel problemen oplevert, te veel administratieve rompslomp met zich meebrengt en mensen niet helpt om opnieuw een duurzame baan te vinden; wijst erop dat het EFG weinig meerwaarde biedt, niet voldoende toevoegt aan het beleid van de lidstaten, inspanningen van de lidstaten om hervormingen door te voeren ontmoedigt, pogingen doet om structurele langetermijnproblemen aan te pakken met kortetermijnoplossingen en aanleiding geeft tot bezorgdheid omdat steun verleend wordt aan grote bedrijven die hun activiteiten verplaatsen binnen de EU;

72.    is ingenomen met het Witboek van de Commissie betreffende pensioenen, is evenwel bezorgd over een aantal van de initiatieven die erin worden voorgesteld en die mogelijk de groei zouden kunnen belemmeren en zouden kunnen indruisen tegen de doelstelling van de Commissie om te voorzien in houdbare en toereikende pensioenen, waar bedrijfspensioenen een belangrijk onderdeel van vormen;

73.    wijst erop dat gewaarborgd moet worden dat toekomstige initiatieven of herzieningen die door de Commissie worden voorgesteld op het gebied van veiligheid en gezondheid gebaseerd zijn op degelijk wetenschappelijk bewijs; verzoekt de Commissie om na te denken over de langetermijnvoordelen van een niet op wetgeving gebaseerde aanpak waarin de nadruk ligt op betere sturing, bewustmaking van werkgevers en het betrekken van werknemers bij het bewerkstelligen van duurzame veranderingen;

74.    verzoekt de Commissie om een onderzoek uit te voeren naar het verband tussen de huidige voorschriften inzake de coördinatie van de sociale zekerheid en inzake het vrije verkeer, en daarbij te kijken naar zowel economisch inactieve als actieve burgers en zo nodig wijzigingen in de wetgeving voor te stellen;

75.    stelt zich op het standpunt dat het aantal gereglementeerde beroepen moet worden teruggebracht en dat het stelsel van automatische erkenning van kwalificaties voor nieuwe beroepen uitgebreid moet worden, en dat daarbij met name aandacht moet worden geschonken aan innovatieve sectoren en digitale industrieën;

Een stabiele, dynamische en concurrerende financiële dienstensector opbouwen

76.    merkt op dat de financiële crisis nu al bijna vijf jaar aanhoudt, en dat de Europese Unie de laatste economische regio dreigt te worden die de crisis te boven komt; dringt er daarom bij de Commissie op aan zich te richten op maatregelen die het concurrentievermogen van de Europese Unie versterken, en om geen beleidslijnen uit te werken die ertoe zouden kunnen leiden dat welvaartscheppende activiteiten verplaatst worden naar andere rechtsgebieden;

77.    wijst op het risico van willekeur bij het reglementeren van de financiëledienstensector en dringt erop aan een hogere prioriteit toe te kennen aan de maatregelen die op mondiaal niveau zijn overeengekomen (Basel 3) dan aan de maatregelen die op initiatief van de Commissie worden uitgewerkt;

78.    merkt op dat er een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt tussen fiscale verantwoordelijkheid en de behoefte aan groei; is in de context van het debat dat daarover momenteel gevoerd wordt van mening dat die twee aspecten elkaar niet hoeven uit te sluiten en wijst erop dat het verlagen van de regelgevingsdruk en het versterken van het groeipotentieel van kmo's de nuttigste methoden zijn om het vertrouwen in de economie te herstellen; dringt er met name op aan meer groeimogelijkheden te creëren voor kmo's door hun toegang te verschaffen tot de kapitaalmarkten;

79.    merkt op dat de financiële regelgeving ernstige en onbedoelde effecten heeft op zakelijke eindgebruikers, pensioenfondsen en andere deelnemers aan de reële economie; verzoekt om er nauwer op toe te zien dat de financiële regelgeving zo wordt uitgewerkt dat zij zo weinig mogelijk extra kosten met zich brengt voor diegenen die afhankelijk zijn van de financiëledienstensector om op een efficiënte en concurrerende manier zaken te doen;

80.    neemt kennis van de voorstellen van de Commissie van 6 juni inzake een kader voor crisisafwikkeling in de bankensector; wijst erop dat het weliswaar van belang is dat alle bankjurisdicties over een dergelijk kader beschikken, maar dat de voorstellen van de Europese Unie rekening moeten houden met de rol en de beslissingsbevoegdheid van de nationale regelgevende instanties, aangezien deze het best geplaatst zijn om de toestand van de in hun rechtsgebied opererende banken te beoordelen, en met de soevereiniteit van de lidstaten, die uiteindelijk de belangen van hun belastingbetalers moeten vertegenwoordigen;

81.    merkt op dat de tekortkomingen van de door de Commissie voorgestelde belasting op financiële transacties, bijvoorbeeld de onevenwichtige verdeling van de lasten over de verschillende lidstaten, de bedreiging die zij vormt voor het concurrentievermogen van de financiëledienstensector en de onenigheid over wie de voordelen van deze belasting moet ontvangen, alleen maar leiden tot een grotere weerstand tegen deze belasting en nopen tot intrekking van het voorstel;

II.     Naar een gemoderniseerde begroting die de Unie in staat stelt om meerwaarde te bieden tegen redelijke kosten

82.    betreurt dat de Commissie een stijging van 6,8% heeft voorgesteld voor de jaarlijkse begroting voor 2013 op een moment waarop er sterker dan ooit van de lidstaten wordt verlangd, en met name door de Unie, dat zij hun begrotingstekort en staatsschuld aanpakken; blijft erbij dat de meest verantwoorde koers voor de nabije toekomst erin bestaat de toewijzingen voor beleidsterreinen die weinig of geen toegevoegde waarde opleveren, te verlagen en meer middelen vrij te maken voor een groeibeleid, waarbij de totale begroting bevroren moet worden;

83.    is ervan overtuigd dat de begroting van de EU, om groei te kunnen bewerkstelligen op de lange termijn, sterker gericht moet zijn op innovatie en op de ontwikkeling van de interne markt, twee beleidsterreinen die ondersteund zouden moeten worden met aanvullende financiering uit die beleidsterreinen die weinig of geen toegevoegde waarde opleveren;

84.    dringt er bij de Commissie op aan prioriteit toe te kennen aan initiatieven die groei en werkgelegenheid bevorderen, omdat daarmee een bijdrage kan worden geleverd aan het herstel van de Europese economie; verzoekt om meer budgettaire inspanningen ter ondersteuning van het concurrentievermogen, innovatie en kleine en middelgrote ondernemingen, aangezien het economisch potentieel van de EU hoofdzakelijk schuilt in haar 23 miljoen kmo's, die samen de kurk vormen waar onze economie op drijft; is van mening dat verhoging van de steun van de Europese Investeringsbank (EIB) voor kmo's en infrastructuur een topprioriteit moet zijn;

85.    verzoekt om meer inspanningen om de goede werking van de interne markt te garanderen, om zo gunstige omstandigheden te scheppen voor innovatie, groei en verbetering van de werkgelegenheid; wijst erop dat het - om Europa uit de recessie te tillen - noodzakelijk is dat in de EU-begroting prioriteit wordt gegeven aan initiatieven die de ontwikkeling van de interne markt bevorderen, zoals:

         •     het afschaffen van inefficiënte of overbodige regelgeving, zoals de arbeidstijdenrichtlijn,

         •     liberalisering van diensten op de interne markt,

         •     het bevorderen van ICT voor de digitale economie,

         •     het garanderen van toegang tot kapitaal;

86.    benadrukt dat steun voor dergelijke initiatieven ertoe kan bijdragen dat kmo's blijven investeren, vooral in onderzoek en ontwikkeling, en dat tegelijkertijd de werkgelegenheid wordt gestimuleerd en know-how behouden blijft, waardoor het innovatiepotentieel van kmo's ten volle benut wordt, hetgeen van groot belang is voor de welvaart in de EU en voor de totstandkoming van een kennismaatschappij waarin het potentieel van de digitale dimensie ten volle wordt benut;

87.    verzoekt de Commissie om een realistische begroting op te stellen en vraagt haar uitdrukkelijk om alles in het werk te stellen om de Europese toegevoegde waarde van alle lopende EU-programma's onder de loep te nemen; pleit voor systematische, periodieke en onafhankelijke evaluaties om er zo voor te zorgen dat alle uitgaven op een kostenefficiënte manier het gewenste resultaat opleveren en tegelijkertijd bijdragen tot de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid eerbiedigen;

88.    is voorts van mening dat de kredieten voor 2013 gebaseerd moeten worden op een zorgvuldige analyse van de besteding van de betalingskredieten voor 2011 en 2012, teneinde besparingen te realiseren bij begrotingslijnen waarbij zich problemen bij de tenuitvoerlegging hebben voorgedaan; is van mening dat er heel wat bespaard kan worden door overlappingen, tegenstrijdigheden, ondoeltreffende maatregelen en andere ondoeltreffende bepalingen in de begrotingslijnen op te sporen;

89.    verzoekt de voorzitter van de Commissie om, wanneer hij in verband met de toetreding van Kroatië in juli 2013 de portefeuilles van de Commissie opnieuw indeelt, te voorzien in een commissaris voor Begrotingscontrole, overeenkomstig de resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012; herinnert eraan dat in die resolutie gevraagd werd die commissaris te belasten met de volgende onderwerpen:

         –  interne controle,

         –  fraudebestrijding,

         –  de betrekkingen met de Rekenkamer en de bevoegde commissie van het Parlement,

         –  de contacten met de relevante begrotings- en auditautoriteiten in de lidstaten en het opzetten van een breed kader voor interne controles,

         –  het evalueren en verbeteren van het nut van het jaarlijks samenvattend verslag, met inbegrip van de beheers- en controlestelsels van de lidstaten,

         –  het laten uitvoeren en het beoordelen van onafhankelijke programmabeoordelingen en het doen uitgroeien van het in artikel 318 VWEU bedoelde beoordelingsverslag tot een waardevol instrument voor prestatieverbetering;

90.    vraagt de Commissie om een verslag op te stellen over de doeltreffendheid van haar evaluatiesysteem en met name over het verband tussen de lopende evaluatiewerkzaamheden en het krachtens artikel 318 VWEU vereiste evaluatieverslag; verzoekt de Commissie om een evaluatie te publiceren van de tenuitvoerlegging van artikel 318 sinds zijn inwerkingtreding;

91.    verzoekt de Commissie om de dialoog met de lidstaten over "gedeeld beheer" nieuw leven in te blazen en voorstellen voor te leggen aan de Europese Raad voor verbetering van het nationale beheer van middelen uit de EU-begroting, zoals het invoeren van verplichte nationale beheersverklaringen en de uitwerking van een gemeenschappelijk model voor nationale beheersverklaringen;

92.    herhaalt het verzoek van het Parlement aan de Commissie om een enkel, omvattend, gebruiksvriendelijk onlinesysteem in te voeren om de bevolking volledige toegang te bieden tot alle informatie over de uitgaven van de Europese Unie per begrotingslijn en per begunstigde; verzoekt de Commissie daarom om de voltooiing van dit systeem op te nemen in het werkprogramma voor 2013;

93.    verzoekt de Commissie om een intern programma te lanceren om ervoor te zorgen dat al haar personeel volledig op de hoogte is van "Titel II: Rechten en verplichtingen van de ambtenaar" van het Statuut en met name van de verplichtingen uit hoofde van artikel 22 bis; verzoekt de Commissie om een gedetailleerd plan te op te stellen over de wijze waarop de bevolking kan worden aangemoedigd om onregelmatige of onwettige betalingen te melden;

94.    dringt er bij de Commissie op aan om geen voorstellen in te dienen voor het invoeren van een Europese officier van justitie, omdat de weerstand daartegen zo groot is dat dat een vergeefse poging zou zijn;

III.   Modernisering van het beleid

Naar een effectieve Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

95.    is van mening dat de Europese Unie met het oog op de totstandbrenging van een effectieve Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een systeem moet ontwerpen dat genuanceerd is en recht doet aan het individuele rechts- en politieke karakter van iedere lidstaat, en dat daarvoor derhalve alleen instrumenten moeten worden gecreëerd wanneer dat nodig is en voor zover deze de soevereiniteit van elke lidstaat respecteren; stelt dat in alle wetgeving moet zijn nagedacht over de manier waarop de lidstaten soepel en doeltreffend kunnen samenwerken, zonder dat hun een geharmoniseerd beleid wordt opgedrongen dat voorbijziet aan de verschillen in de respectieve strafrechtstelsels van de lidstaten;

96.    erkent dat de Europese Unie een daadkrachtige en essentiële rol kan spelen in de strijd tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit en dringt er bij de Commissie op aan om te blijven werken aan thema's die van essentieel belang zijn voor de veiligheid van Europese burgers en om daarbij de rechten en vrijheden van EU-burgers volledig te eerbiedigen; wijst erop dat gegevensbescherming en het recht op juridisch verhaal van cruciaal belang zijn om een geloofwaardig en effectief veiligheidsbeleid tot stand te brengen;

97.    houdt eraan vast dat alle onder JBZ vallende agentschappen kostenefficiënt en doelmatig moeten zijn en verantwoording moeten afleggen aan het Europees Parlement, de Commissie en de nationale regeringen;

98.    verklaart dat de ECR-Fractie een groot voorstander is van het beginsel van gendergelijkheid en wijst er nogmaals op hoe belangrijk het is om gelijke rechten voor mannen en vrouwen en jongens en meisjes te bevorderen;

99.    is ingenomen met de goedkeuring van de Richtlijn inzake bestrijding van mensenhandel en wijst erop dat mensenhandel dringend aangepakt moet worden; wacht in spanning op de strategie inzake mensenhandel van de EU-coördinator voor de bestrijding van mensenhandel, die verwacht wordt in mei 2013;

100.  stelt dat huiselijk geweld steeds vaker voorkomt in Europa en elk jaar toeneemt en dringt er bij de Commissie op aan om te blijven werken aan het aanpakken van dit probleem door een niet-wetgevingsstrategie goed te keuren; spreekt opnieuw zijn steun uit voor het Daphne-programma, maar benadrukt tegelijkertijd dat de Commissie meer financiering moet vrijmaken voor bewustwordingscampagnes in plaats van voor academische studies over dit onderwerp;

101.  steunt de werkzaamheden van de Commissie op het gebied van kinderbescherming en vraagt de Commissie om ervoor te zorgen dat de Richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie door alle lidstaten uiterlijk november 2013 volledig en correct wordt toegepast;

102.  wijst erop dat vrouwen in Europa nog steeds het slachtoffer zijn van "verborgen" schadelijke praktijken en dringt er bij de Commissie op aan om de lidstaten bij te staan bij het uitbannen van vrouwelijke genitale verminking en gedwongen huwelijken van meisjes en jonge vrouwen;

103.  dringt er bij de Commissie op aan om de zorgen van de lidstaten met betrekking tot de Richtlijn inzake de veiligheid en de gezondheid op het werk van zwangere werkneemsters serieus te nemen en wijst erop dat de richtlijn zoals die nu wordt voorgesteld niet op de steun of goedkeuring van de Raad kan rekenen;

104.  stelt dat de voorstellen voor een richtlijn betreffende streefdoelen en quota voor vrouwen in de raden van bestuur van ondernemingen neerbuigend zijn tegenover vrouwen en niet passen in het huidige economische klimaat; dringt er bij de Commissie met klem op aan om deze voorstellen op te schorten en te heroverwegen en zich te concentreren op de samenwerking met lidstaten in een niet-wetgevingskader;

105.  dringt er bij de Commissie op aan om de voorstellen voor een richtlijn betreffende gelijke lonen voor mannen en vrouwen op te schorten en te heroverwegen en verzoekt de Commissie om in plaats daarvan in samenwerking met de lidstaten na te gaan welke effectieve, niet-wetgevingsoplossingen er gevonden kunnen worden om op het niveau van de lidstaten het probleem van de ongelijke lonen aan te pakken;

Milieubeleid

106.  is ingenomen met de stappen die de Commissie reeds heeft ondernomen om sterker de nadruk te leggen op de tenuitvoerlegging van het bestaande milieu- en klimaatbeleid in plaats van de regelgevingsdruk verder te verhogen;

107.  neemt kennis van de voorstellen van de Commissie voor een herziening van het huidige beleid inzake luchtkwaliteit en afvalbeheer; wijst erop dat eventuele herzieningen van de kaderrichtlijnen betreffende luchtkwaliteit, nationale emissieplafonds en afvalbeheer gericht moeten zijn op praktische streefdoelen die haalbaar zijn voor de lidstaten;

Landbouw en visserij

108.  neemt bezorgd kennis van de voorstellen die de Commissie reeds heeft ingediend inzake de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; stelt dat deze voorstellen voorbijgaan aan de belangrijkste uitdagingen waarvoor de Europese landbouw staat en in de weg zullen staan aan de ontwikkeling van een competitieve en efficiënte landbouwsector die van vitaal belang is voor een EU die de uitdagingen op het gebied van de voedselzekerheid ten gevolge van de groeiende wereldbevolking en de stijgende vraag naar voedsel moet aankunnen;

109.  verzoekt de Commissie om een flexibele houding aan te nemen tijdens de onderhandelingen over de toekomst van het GLB en bereid te zijn om de vele aspecten van het voorstel die een concurrerende en efficiënte landbouw in Europa in de weg staan, in te trekken of grondig te wijzigen, met name de voorstellen voor groenere rechtstreekse betalingen en maximering van rechtstreekse betalingen; merkt voorts op dat de Commissie nog steeds geen kader heeft voorgesteld dat een eerlijke verdeling van de rechtstreekse betalingen over alle lidstaten van de EU mogelijk maakt;

110.  verzoekt de Commissie om haar steentje bij te dragen om een einde te maken aan de huidige impasse tussen het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van de rechtsgrond voor de meerjarenplannen voor de visserijsector, met inbegrip van onder meer het voorstel tot vaststelling van een meerjarenplan voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland en de visserijen die dat bestand exploiteren en het voorstel tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren;

111.  herinnert aan het pakket voorstellen inzake de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid en spreekt in dat verband zijn teleurstelling uit over het beperkte aantal wetgevingsinitiatieven dat werd uitgewerkt om het visserijbeleid verder te decentraliseren; dringt er bij de Commissie op aan om flexibiliteit aan de dag te leggen wanneer het gaat om het pakket voor de hervorming van het GVB en om het Europees Parlement en de Raad te steunen in hun streven naar een sterkere decentralisatie van het visserijbeleid;

Regionaal beleid

112.  neemt nota van de verwachte goedkeuring van de partnerschapscontracten tussen de Commissie, de lidstaten en de bevoegde regionale en plaatselijke overheden, die dienen ter ondersteuning van de doelstelling van de Europa 2020-strategie van een slimme, duurzame en inclusieve groei en die zich tegelijkertijd richten op economische capaciteitsopbouw in de armste regio’s van de EU;

113.  is bezorgd over de sterk bindende aard van de voorgestelde contracten en wijst erop dat de bevoegde nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten zoveel mogelijk flexibiliteit moeten krijgen bij het uitwerken van partnerschapsovereenkomsten, om de lidstaten zo in staat te stellen om de instrumenten van het cohesiebeleid af te stemmen op hun specifieke doelstellingen en deze toe te spitsen op regio’s en gebieden met specifieke behoeften en problemen;

114.  vindt dat bilaterale partnerschapsovereenkomsten tussen de Commissie en de verschillende lidstaten weliswaar noodzakelijk zijn om een overkoepelend kader te bieden, maar dat kleine wijzigingen in de koers van deze partnerschapsovereenkomsten in de toekomst niet door de Commissie moeten worden goedgekeurd, maar via een kortere en flexibelere procedure;

115.  benadrukt dat plaatselijke en regionale overheden, en met name gekozen vertegenwoordigers, volledig betrokken moeten worden bij de voorbereiding van partnerschapsovereenkomsten en programmering en bij alle fasen van de uitvoering van het cohesiebeleid;

Cultuur

116.  verzoekt de Commissie erop toe te zien dat alle wetgevingsvoorstellen op het gebied van cultuurbeleid stroken met het subsidiariteitsbeginsel; verzoekt de Commissie voorts, met het oog op de bezuinigingsmaatregelen die door tal van EU-lidstaten worden genomen, geen voorstellen in te dienen voor nieuwe cultuurprogramma's die kunnen leiden tot nieuwe of extra uitgaven; wijst er voorts op dat het optreden van de Commissie in dit kader beperkt dient te blijven tot die gebieden die een echte toegevoegde waarde kunnen opleveren;

117.  verzoekt de Commissie om haar steun te hechten aan de ontwikkeling van samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur met de landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) vallen, met als grondslag het beginsel "minder voor minder, meer voor meer"; dringt er bij de Commissie op aan om bij alle activiteiten op het gebied van onderwijs en cultuur evenwicht te bewaren tussen de zuidelijke en de oostelijke dimensie van het Europees nabuurschapsbeleid;

118.  verzoekt de Commissie om meer activiteiten op touw te zetten die gericht zijn op de ontwikkeling van het oostelijk partnerschap, met name op het gebied van mobiliteit en samenwerking op onderwijsgebied;

119.  dringt er bij de Commissie op aan om programma's te steunen die de diversiteit van de EU-lidstaten tot uiting brengen en die het belang van de nationale identiteit van de lidstaten benadrukken;

IV.   Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie

120.  merkt op dat de gestructureerde dialoog tussen de Commissie en het Europees Parlement, als bedoeld in bijlage IV van het kaderakkoord, niet naar behoren functioneert; merkt voorts op dat de commissies onvoldoende aandacht schenken aan het leveren van een bijdrage aan het standpunt van het Parlement over het werkprogramma; is van mening dat het beknopt verslag van de Conferentie van commissievoorzitters op dit moment een nutteloze exercitie is;

121.  dringt aan op herziening van bijlage IV van het kaderakkoord; stelt de Conferentie van commissievoorzitters voor de commissies te verzoeken hun bijdrage serieuzer te nemen en bij het vormen van een standpunt dezelfde procedure te volgen als bij het opstellen van adviezen over verslagen; verzoekt de Conferentie van commissievoorzitters de beknopte verslagen in zodanige vorm in te dienen dat de fracties daarvan gebruik kunnen maken bij het opstellen van ontwerpresoluties die zij aan de plenaire vergadering willen voorleggen, en er met name voor te zorgen dat de voorstellen bestaan uit paragrafen die in ontwerpresoluties kunnen worden overgenomen;

o

o       o

122.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.