ONTWERPRESOLUTIE over de voorbereiding van het werkprogramma van de Commissie voor 2013
27.6.2012 - (2012/2688(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 35, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie
Gabriele Zimmer namens de GUE/NGL-Fractie
B7‑0349/2012/rev.
Resolutie van het Europees Parlement over de voorbereiding van het werkprogramma van de Commissie voor 2013
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 35, lid 3, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de EU momenteel de zwaarste economische, sociale en legitimiteitscrisis sinds haar oprichting doormaakt;
B. overwegende dat het reeds bijzonder grote aantal armen in de EU voortdurend stijgt en nu 84 miljoen bedraagt, onder wie 19 miljoen kinderen; overwegende dat tegelijkertijd de rijkdom in volume is toegenomen en groter is dan vóór de crisis;
C. overwegende dat tegen een achtergrond van hoge en aanhoudende werkloosheid in de meeste lidstaten in het bijzonder de jeugdwerkloosheid stijgt;
D. overwegende dat de EU-instellingen tegelijkertijd de nationale begrotingen verdere beperkingen opleggen; overwegende dat dit beleid tot meer werkloosheid, zware loonsverlagingen, een hogere pensioenleeftijd en lagere overheidsuitgaven op gebieden als onderwijs en volksgezondheid zal leiden, de vraag zal doen afnemen en de weg zal effenen voor een radicaal liberaliseringsprogramma;
E. overwegende dat de crisisbestrijdingsmaatregelen van de Europese Raad, de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het IMF in veel lidstaten tot een steeds diepere economische en sociale crisis hebben geleid;
F. overwegende dat het EU-beleid in aanzienlijke mate heeft bijgedragen tot de toenemende ongelijkheid en de economische achteruitgang in de Europese Unie en de doodsteek betekent voor de idee van een Unie op basis van welzijn en solidariteit tussen de Europese landen;
G. overwegende dat de voorgestelde remedies, zoals de economische-governancepakketten en het International Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie de beleidskeuzes voorgoed zullen onttrekken aan de democratisch verkozen regeringen van de lidstaten en de democratische controle van de Europese volkeren, met inbegrip van de nationale parlementen; overwegende dat deze ontwikkeling een ernstige bedreiging vormt voor de democratie in de EU in het algemeen;
H. overwegende dat er onder de bevolking een enorm en groeiend verzet leeft tegen dit beleid van de EU, met massabetogingen, algemene stakingen en andere vormen van verzet; overwegende dat de resultaten van de recente verkiezingen in Frankrijk en Griekenland aantonen dat de mensen grondige politieke verandering willen;
1. onderstreept dat de huidige economische en sociale crisis ook het gevolg is van het neoliberale beleid van de Commissie ter bevordering van gedereguleerde financiële markten, geliberaliseerde markten voor producten en diensten en de "financialisering" van de economie, alsook van de vermindering van de overheidsinvesteringen en de toenemende deregulering van de arbeidsmarkt; uit scherpe kritiek op het feit dat de Commissie daar geen lering uit trekt; meent dat de crisisbestrijdingsmaatregelen van de EU de wereldwijde kapitalistische crisis nog zullen verergeren;
2. vraagt om een radicale beleidsommezwaai die de mensen op de eerste plaats zet in plaats van de belangen van de financiële markten te dienen; benadrukt de dringende noodzaak van een sociale en ecologische transformatie van de Europese economieën;
3. vraagt nogmaals dat het stabiliteits- en groeipact en het International Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie worden ingetrokken en dat tegelijk een werkgelegenheids- en groeipact wordt gesloten dat overheidsinvesteringen bevordert, de interne vraag stimuleert, micro- en kleine en middelgrote bedrijven steunt en specifieke economische, sociale en milieucriteria vaststelt die aansluiten bij de specifieke behoeften van elke lidstaat en met name tot doel hebben de werkloosheid en de armoede terug te dringen;
4. stelt bezorgd vast dat de eerste jaren sinds de inwerkingtreding het Verdrag van Lissabon gekenmerkt waren door harde botsingen tussen de Europese instellingen over de democratische participatie en de controlerechten van het Europees Parlement; onderstreept dat democratisering van de Europese Unie een conditio sine qua non is voor het overleven van de Unie en dat de versterking van de rol van de nationale parlementen en het Europees Parlement een belangrijk aspect van deze uitdaging vormt;
5. benadrukt dat de burgers meer moeten kunnen participeren in de besluitvorming over fundamentele problemen bij de ontwikkeling van de Europese Unie, bv. door meer instrumenten voor democratie in te voeren, met name referenda in de EU-lidstaten;
Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
6. vraagt de Commissie een actieplan voor te stellen voor de uitvoering van geïntegreerde strategieën voor actieve inclusie door alle lidstaten, om te zorgen voor toereikende minimuminkomens, toegang tot diensten en inclusieve arbeidsmarkten; vraagt de Commissie een voorstel in te dienen voor een kaderrichtlijn betreffende toereikende minimuminkomens, zodat iedereen zijn recht op voldoende middelen om een waardig leven te leiden, daadwerkelijk kan uitoefenen; is van mening dat de Commissie een EU-doel voor minimumlonen moet vaststellen (via wettelijke, collectieve overeenkomsten op nationaal, regionaal of sectoraal niveau), zodat de bezoldiging ten minste 60% van het desbetreffende (nationale, sectorale enz.) gemiddelde loon bedraagt, en een tijdschema moet voorstellen waarin vermeld wordt wanneer dit doel door alle lidstaten verwezenlijkt moet zijn;
Europees kader voor een garantie op banen en opleidingen voor de jeugd
7. vraagt de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen voor een bindende garantie voor de jeugd, op grond waarvan elke jongere in de EU zodra hij werkloos wordt, aanspraak kan maken op een geschikte, goedbetaalde baan die op zijn kwalificaties en vaardigheden is afgestemd, een stageplaats, een aanvullende opleiding of een combinatie van werk en opleiding;
Armoede onder ouderen
8. herinnert eraan dat armoede onder ouderen een van de belangrijkste gevaren is waarmee de Europese samenlevingen zullen worden geconfronteerd; herinnert de Commissie eraan dat daarmee ook rekening moet worden gehouden bij de herziening van de richtlijn betreffende instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen; vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat alle regelingen gepensioneerden een toereikend inkomensniveau garanderen om een waardig leven te kunnen leiden;
9. uit zijn bezorgdheid over het feit dat armoede onder ouderen het grootst is bij vrouwen; vraagt de Commissie speciale aandacht te besteden aan gendergelijkheid in haar beleid inzake pensioenen en ouderdomsvoorzieningen voor vrouwen, met een sterke eerste pensioenpijler;
Vrouwenrechten en gendergelijkheid
10. wijst erop dat de huidige bezuinigingsmaatregelen verschillende gevolgen hebben voor vrouwen en mannen; merkt op dat wanneer de staat zich aan zijn verantwoordelijkheden inzake volksgezondheid, onderwijs en welzijn onttrekt, vrouwen met het grootste deel van zorglast zullen worden opgezadeld, zodat vrouwen het nog moeilijker zullen krijgen om bezoldigd werk te vinden; vraagt de Commissie speciale activiteiten te ontwikkelen om deze uitdaging aan te pakken;
11. vestigt de aandacht op het feit dat de loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen in de hele EU blijft bestaan, hetgeen aantoont dat de huidige wetgeving ontoereikend is; vraagt de Commissie de bestaande wetgeving ter zake te herzien om de wetsbepalingen ter bestrijding van de loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen te verscherpen;
12. vraagt de Commissie een voorstel in te dienen voor een allesomvattende EU-strategie tegen geweld tegen vrouwen en op gender gebaseerd geweld, waarin alle vormen van op gender gebaseerd geweld aan bod komen; deze strategie moet acties inzake voorkoming, vervolging, opvang en steun omvatten, alsook wetgeving inzake minimumnormen tegen geweld tegen vrouwen;
13. vraagt de Commissie een mededeling uit te brengen over hoe de doelstellingen van Barcelona inzake kinderopvang kunnen worden verwezenlijkt en hoe de stilstand of zelfs achteruitgang in veel lidstaten op dit gebied kan worden verholpen;
Herziening van de werkgelegenheidsrichtsnoeren
14. vraagt de Commissie te breken met haar beleid van bevordering van neoliberale structurele arbeidsmarkthervormingen van de afgelopen tientallen jaren en een Europese werkgelegenheidsstrategie op te stellen op grond van het beginsel "goed werk" en de IAO-agenda voor fatsoenlijk werk, met een sterke nadruk op het scheppen van duurzame kwaliteitsbanen, de geleidelijke afschaffing van precaire arbeid, de afschaffing van bijstand met werkverplichting, de bevordering van arbeidskwaliteit, de verbetering van de sociale zekerheid en de rechten van de werknemers, de bevordering van collectieve arbeidstijdverkorting en het combineren van werk en privéleven; onderstreept dat in de herziene richtsnoeren speciale aandacht moet worden besteed aan gendergelijkheid, met maatregelen om de toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt te verbeteren en maatregelen om gelijkheid voor vrouwen en mannen op het werk te garanderen;
15. vraagt de Commissie een actieplan op te stellen ter bevordering van het scheppen van duurzame kwaliteitsbanen door middel van door de overheid gestuurde investeringen in de voornaamste gebieden van ecologische en sociale duurzame ontwikkeling (bv. energiebesparing en hernieuwbare energie, duurzaam vervoer, biologische landbouw, duurzame stads- en plattelandsontwikkeling, investeringen in gezondheidszorg en langdurige zorg, in onderzoek en ontwikkeling, onderwijs, opleiding en een leven lang leren, enz.) en maatregelen te nemen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting;
Sociale grondrechten en het Europees semester
16. vestigt de aandacht op het toenemende aantal klachten van burgers, sociale ngo's en vakbonden over het feit dat (sociale) grondrechten, waaronder het recht om collectieve actie te voeren en het recht op sociale dialoog en collectieve onderhandelingen, worden ondergraven of geschonden in het kader van de toepassing van de economische governance van de EU, en met name de voorwaarden die lidstaten met financiële problemen worden opgelegd door de trojka van Europese Commissie, IMF en ECB;
Herziening van de arbeidstijdenrichtlijn
17. vraagt de Commissie een herziening van de arbeidstijdenrichtlijn voor te stellen die aansluit bij het streven naar het combineren van werk en privéleven, waarvoor ten minste het volgende nodig is:
Ø een duidelijke beperking van de maximale werkweek op EU-niveau (van de huidige norm van 48 uur per week naar 40 uur als eerste stap en afschaffing van alle bestaande afwijkingen en mazen in de huidige richtlijn), hetgeen voor de lidstaten een stimulans zal zijn voor arbeidstijdverkorting op nationaal vlak, waarmee ook de werkloosheid zal worden tegengegaan;
Ø afschaffing van alle "opt out"-mogelijkheden en volledige uitvoering van de arresten van het Hof van Justitie (aanwezigheidsdienst op de werkplek moet als arbeidstijd worden aangemerkt, compenserende rusttijd moet onmiddellijk na de diensttijd worden toegekend);
Ø voor werknemers met meer dan één arbeidsovereenkomst moeten maatregelen worden genomen opdat de arbeidstijd van de werknemer gedefinieerd wordt als de som van de uit hoofde van elk van de overeenkomsten gewerkte arbeidstijd;
Verbetering van de rechten en de bescherming van de werknemers bij herstructureringen; maatschappelijk verantwoord ondernemerschap
18. vraagt de Commissie een voorstel in te dienen voor een wetgevingskader inzake herstructureringen en anticipatie op veranderingen, in aansluiting op haar groenboek van 2012 over dit onderwerp; benadrukt dat dit wetgevingskader moet beogen de werknemers meer rechten te geven en hun baan te beschermen bij herstructureringen; wenst dat het instrumenten omvat om veranderingen in de industrie en de dienstensector actief in de richting van ecologisch en sociaal duurzame ontwikkeling te sturen, waaronder bepalingen betreffende het veranderen van baan die de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden en bekwaamheden combineren met een stabiele baan, betere arbeidsomstandigheden en volledige eerbiediging van de werknemersrechten en de sociale dialoog;
19. vraagt dat de richtlijnen inzake collectief ontslag (75/129/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 92/56/EEG), overgang van ondernemingen (77/187/EEG) en insolventie (87/987/EEG) worden geëvalueerd en herzien teneinde de werknemers meer rechten te geven ten aanzien van veranderingen in het bedrijfsleven; vraagt de Commissie een richtlijn voor te stellen met minimumnormen voor bescherming tegen ongewettigd individueel ontslag;
20. is ontsteld over het slechte trackrecord van een aantal Europese bedrijven ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, met inbegrip van ecologisch verantwoord ondernemerschap wanneer zij op derde markten actief zijn; is van mening dat de vrijwillige verplichtingen van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap ontoereikend zijn om deze tekortkomingen te verhelpen; vraagt daarom om juridisch bindende en afdwingbare mechanismen/verplichtingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemerschap voor alle in Europa gevestigde bedrijven;
21. vraagt de Commissie geen nieuwe handelsovereenkomst voor te stellen die de industrialisering van Europa schade zou toebrengen en tot banenverlies zou leiden;
Volksgezondheid en voedselveiligheid
22. vraagt de Commissie in haar werkprogramma voor 2013 wetgevingsvoorstellen op te nemen met betrekking tot het volgende:
Ø een herziening van het hygiënepakket;
Ø een voorstel betreffende het gebruik van kloontechnieken voor de voedselproductie;
Ø een nieuw wetgevingsvoorstel betreffende nieuwe voedingsmiddelen;
Ø een wetgevingskader voor maatregelen tegen antimicrobiële resistentie;
Ø een herziening van de criteria en definities met betrekking tot hormoonontregelende stoffen;
Ø een nieuwe richtlijn betreffende arbeidsgerelateerde spier- en skeletaandoeningen, die reeds in het werkprogramma voor 2011 was aangekondigd;
23. vraagt de Commissie haar voorstel voor de nieuwe communautaire strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk voor 2013-2020 voor te stellen; vraagt de Commissie te breken met de benadering van de vorige strategie (2007-2013), waarin gezondheid op het werk vooral werd beschouwd als een variabele van de productiviteit en het concurrentievermogen van bedrijven;
24. vraagt om een herziening van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk; benadrukt dat het toepassingsgebied van die richtlijn moet worden uitgebreid om nieuwe risicofactoren in aanmerking te nemen;
De uitweg uit de financiële crisis
25. vraagt de Commissie met voorstellen te komen voor allesomvattende en duurzame oplossingen voor de sociale en economische problemen en om de overheidsrekeningen weer in evenwicht te brengen, zoals:
Ø directe interventie van de ECB op de primaire markt voor overheidsobligaties, zodat de EU-lidstaten zich kunnen bevrijden van het dictaat en de speculatieve aanvallen van de financiële markten;
Ø invoering van loonbeschermingsbepalingen, met volledige eerbiediging van de autonomie van de sociale partners om collectieve onderhandelingen over lonen en arbeidsomstandigheden te voeren;
Ø bepalingen om groei van hoge kwaliteit te beschermen en te stimuleren: voor overheidsinvesteringen die potentiële groei bevorderen, moet een uitzondering worden gemaakt op de regel dat de begroting in evenwicht moet zijn;
Ø bescherming van de overheidsinkomsten door de bestrijding van belastingconcurrentie, -fraude en -ontduiking;
Ø opstelling van een aanvullend Europees investeringsprogramma;
26. vraagt de Commissie zich te concentreren op maatregelen die beogen de rijkdom in de Europese Unie gelijker te verdelen en belastingontduiking en belastingparadijzen te bestrijden;
27. is verheugd over de publicatie van het voorstel voor een richtlijn tot instelling van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen; betreurt evenwel dat dit initiatief vertraging heeft opgelopen; beschouwt dit slechts als een eerste stap om de macht van de financiële sector aan banden te leggen; meent dat er extra maatregelen nodig zijn, zoals openbare controle op de financiële markten, een scheiding tussen commerciële en investeringsbanken en bestrijding van schaduwbankieren;
28. herinnert de Commissie eraan dat het wetenschappelijk bewezen is dat uiterst complexe financiële producten de financiële crisis in de hand hebben gewerkt; vraagt de Commissie daarmee rekening te houden wanneer zij verdere wetgeving inzake de kapitaalmarkten, zoals PRIP's, icbe's en "close-out netting", voorstelt;
Regionaal beleid en cohesiebeleid
29. benadrukt dat regionaal beleid een onmisbaar instrument is voor de bevordering van economische en sociale cohesie, met als belangrijkste doel het verminderen van regionale verschillen, het stimuleren van reële convergentie en het bevorderen van groei en werkgelegenheid; vindt dat het cohesiebeleid na 2013 moet worden voortgezet en versterkt en altijd een onafhankelijke beleidsvorm moet blijven die zich richt op duurzame ontwikkeling (economisch, sociaal, milieu, territoriaal) en vermindering van de verschillen tussen regio's en de achterstand van de armere regio's;
30. verwerpt de aanpak van de Commissie, die het cohesiebeleid ondergeschikt maakt aan de Europa 2020-strategie en de doelstelling inzake concurrentievermogen;
31. keurt af dat aan de toegang tot het Cohesiefonds en het Fonds voor regionale ontwikkeling macro-economische voorwaarden in het kader van het stabiliteits- en groeipact worden verbonden; benadrukt dat het cohesiebeleid niet mag worden gebruikt om financiële sancties op te leggen;
32. is van mening dat de bestaande EU-financiering en de huidige financiële middelen van de EU voor het cohesiebeleid onvoldoende zijn met het oog op de behoefte aan echte convergentie, de regionale verschillen, de hoge werkloosheid, de inkomensongelijkheid en de armoede in de EU; wijst erop dat de EU-begroting versterking behoeft op het gebied van het cohesiebeleid; onderstreept dat het van belang is dat territoriaal beheer en ruimtelijke ordening tot de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten blijven behoren;
Klimaatverandering
33. onderstreept dat de mondiale economische crisis niet kan en mag worden aangewend als excuus om werkeloos toe te zien, dan wel om voorbij te gaan aan "klimaatrechtvaardigheid"; herhaalt dat de ontwikkeling van een duurzame economie een fundamenteel onderdeel is van de weg uit de huidige crisis; dringt daarom aan op groene innovatie die de basis moet vormen voor de omvorming van de industrie ten behoeve van duurzame groei, de bevordering van milieuvriendelijke technologieën, de vermindering van de energieafhankelijkheid en de waarborging van werkgelegenheid en sociale en economische cohesie in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden;
34. vraagt de Commissie in 2013 initiatieven te nemen op de volgende gebieden:
Ø wetgeving om de strategische doelstellingen op hoog niveau van de EU inzake efficiënt gebruik van hulpbronnen en omschakeling op een koolstofarme economie te verwezenlijken;
Ø een strategie om de CO2-emissies van zware bedrijfsvoertuigen te verminderen;
Ø een herziening van het beleid inzake luchtkwaliteit;
Ø een voorstel voor een richtlijn betreffende de NOx-emissies van de luchtvaart;
Ø een beoordeling van het effect van onrechtstreekse wijziging van landgebruik (ILUC) in verband met biobrandstoffen en biovloeistoffen op de emissie van broeikasgassen en de wijzen waarop dit kan worden beperkt;
Hervorming van het GLB
35. herinnert eraan dat het landbouwbeleid ervoor moet zorgen dat er voldoende voedsel van voldoende kwaliteit wordt geproduceerd, moet bijdragen aan de bestrijding van honger in de wereld, kleine en middelgrote landbouwbedrijven in staat moet stellen een behoorlijk inkomen te hebben, banen moet scheppen, het land moet ontwikkelen, het ecologisch evenwicht moet helpen verbeteren en moet beogen het consumentengedrag bij te sturen om buitensporige voedselverspilling te voorkomen;
36. verwerpt de door de Commissie voorgestelde hervorming van het GLB, die grotendeels liberaal en marktgericht is; meent dat het landbouwbeleid een ondersteunende rol moet spelen, het recht op voedselsoevereiniteit en voedselveiligheid als beginsel moet hebben en zich op de volgende punten moet concentreren:
Ø productie van veilig en voldoende voedsel van goede kwaliteit volgens de specifieke kenmerken van elk land en rekening houdend met milieubescherming; alle lidstaten moet over flexibiliteit beschikken om het GLB op de behoeften van hun land af te stemmen;
Ø om de achteruitgang van het platteland, de ontvolking van vele gebieden en de stopzetting van de productie een halt toe te roepen en om te buigen, moet de rol van kleine en middelgrote producenten en familiebedrijven worden erkend en prioriteit krijgen;
Ø marktreguleringsmaatregelen en -instrumenten om de instabiliteit van de productiesectoren ten gevolge van schommelingen in de productie en het verbruik te verhelpen, de producenten eerlijke prijzen te garanderen, een einde te maken aan misbruik door grote kopers en in de hele voedselketen voor transparantie te zorgen;
Ø invoering van corrigerende maatregelen ten aanzien van de verdeling van steun voor landbouwers, gewassen en landen, en van een regeling inzake productiesteun die volledig gedifferentieerd is volgens land, regio en sector;
Ø tastbare maatregelen om voor vereenvoudiging te zorgen;
Ø voldoende financiering om deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken en toekomstige uitdagingen te kunnen aangaan;
Ø minder energie en minder land gebruiken, groenere en duurzamere technologieën benutten om het milieu te beschermen en minder CO2 uit te stoten; ggo's moeten worden afgewezen, nieuwe technologieën moeten het voorzorgsbeginsel in acht nemen en de methodiek van alle studies over nieuwe landbouwtechnologieën moet volledig openbaar zijn;
37. vraagt om een herverdeling van de overheidssteun, rekening houdend met criteria als werkgelegenheid, landontwikkeling, wisselbouw, diversificatie en milieubescherming; meent dat bij de verlening van overheidssteun rekening moet worden gehouden met werkgelegenheid en productie in plaats van alleen met oppervlakte;
38. vraagt de Commissie te zorgen voor een beleid dat landbouwbedrijven lonende prijzen voor een volume landbouwproductie garandeert en bij gebreke daarvan te zorgen voor een sterker veiligheidsnet op verscheidene niveaus, waaronder een veiligheidsmechanisme "in geval van crisis" om de volatiliteit van de afzetprijzen ten gevolge van speculatie met landbouwproducten te verminderen;
39. herinnert eraan dat er marktreguleringsinstrumenten moeten worden gehandhaafd, zoals een systeem van productiequota's in de zuivel- en suikersector;
40. vraagt de Commissie een groot "eiwittenplan" op te zetten zodat de EU in haar eigen behoeften kan voorzien en geen last heeft van de aanslepende graancrisis;
Visserijbeleid
41. verwerpt het voorstel voor het nieuwe visserijbeleid en vraagt de Commissie het te herzien; herhaalt dat het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid de modernisering en duurzame ontwikkeling van de visserijsector moet bevorderen, zodat deze sector sociaaleconomisch leefbaar blijft, de visreserves in stand worden gehouden, banen worden behouden en gecreëerd en de levensomstandigheden van de werknemers in deze sector worden verbeterd;
42. wijst elke vorm van privatisering van visbestanden van de hand, inclusief de invoering van individueel overdraagbare visquota, waardoor in de lidstaten quotamarkten zouden ontstaan en waardoor de activiteit vooral in handen zou komen van de economisch en financieel sterkste bedrijven, hetgeen de traditionele visserij zou belemmeren;
43. dringt aan op maatregelen ter verbetering van de visprijs bij eerste verkoop en van de inkomens van de werknemers in de visserijsector, alsmede op subsidie- of compensatieregelingen voor werknemers in deze sector die te lijden hebben onder de sociaaleconomische gevolgen van de herstelplannen, het meerjarenbeheer en de maatregelen ter bescherming van ecosystemen;
44. vraagt de Commissie de specifieke kenmerken van de kleinschalige en kustvisserij te erkennen en te onderzoeken in welke mate de bestaande instrumenten geschikt zijn voor de behoeften van de sector, en ze zo nodig aan te passen;
45. verzoekt om maatregelen om de soevereiniteit over de exclusieve economische zone van de lidstaten en hun visbestanden te waarborgen, zodat nabuurschapsbeheer mogelijk wordt; is van mening dat een 12-mijlszone moet worden gehandhaafd als zone met exclusieve toegang voor de nationale vloot van elke lidstaat, en stelt voor de mogelijkheid van uitbreiding naar aangrenzende gebieden langs de lijnen van het continentaal plat in overweging te nemen;
Grondrechten
46. is uiterst bezorgd over de voortdurende tendens om op het gebied van justitiële en politiële samenwerking lagere normen inzake mensenrechten toe te passen; benadrukt dat de mensenrechtennormen in de voormalige derde pijler in dezelfde mate moeten worden gehandhaafd, gezien de potentieel diepgaande gevolgen voor het leven van de Europese burgers; maakt bezwaar tegen een dergelijke voortdurende diversifiëring van de mensenrechtennormen en vraagt de Commissie de grondrechten in gelijke mate te handhaven en te eerbiedigen in haar toekomstige voorstellen inzake EU TFTS en Europol en bij de toekomstige wijziging van de verordening betreffende het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten;
47. herhaalt dat het teleurgesteld is over de trage reactie van de Commissie op flagrante schendingen van de mensenrechten die vorig jaar onder meer zijn geconstateerd bij de uitzetting van Roma in Frankrijk, de hervorming van de grondwet in Hongarije en het democratisch deficit in Letland, waar niet-burgers (14,6% van de totale bevolking) nog steeds geen actief of passief stemrecht hebben bij de gemeenteraadsverkiezingen, en vraagt de Commissie er actiever op toe te zien dat de mensenrechtenbeginselen als omschreven in het Handvest voor de grondrechten in de hele Unie worden gehandhaafd;
Asiel en migratie
48. bevestigt nogmaals zijn verzet tegen de repressieve benadering in het EU-immigratiebeleid; verzoekt daarom om nieuwe initiatieven die zich sterker moeten richten op legale inreismogelijkheden voor migranten en de opstelling van een handvest van de rechten van alle migranten, terwijl steun wordt gegeven aan de regularisering van migranten die al in de EU wonen en werken;
49. vraagt dat er een specifieke richtlijn wordt ingediend die alle bepalingen van het op 18 december 1990 door de Algemene Vergadering van de VN goedgekeurde Internationaal verdrag voor de bescherming van de rechten van buitenlandse werknemers en hun gezinnen bevat en in EU-recht omzet;
50. benadrukt dat er in het immigratie- en migratiebeleid van de EU dringend behoefte is aan een gendergelijkheidsperspectief; zo moet ervoor worden gezorgd dat op gender gebaseerde asielaanvragen in alle EU-lidstaten worden aanvaard, dat het recht op gezinshereniging wordt versterkt, dat vrouwen een onafhankelijke wettelijke status krijgen en dat migrantenvrouwen zonder papieren gelijkheid en niet-discriminatie wordt gegarandeerd;
Gegevensbescherming en bewaring van gegevens
51. is zeer teleurgesteld dat de Commissie de herziening van het huidige gegevensbeschermingskader van de EU niet heeft aangegrepen om de gegevensbeschermingsbeginselen en ‑normen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking af te stemmen op het algemene gegevensbesschermingsbestel; is uiterst bezorgd over de aanzienlijk lagere normen in de voorgestelde richtlijn en herhaalt dat het de personen waarop de gegevens betrekking hebben meer rechten wil geven op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, aangezien wetshandhavingsdiensten steeds meer belangstelling tonen voor persoonsgegevens die in het bezit zijn van de particuliere sector; dringt erop aan dat de Commissie een herziening van Verordening (EG) nr. 45/2001 voorstelt om het gegevensbesschermingsbestel dat op de EU-instellingen van toepassing is, af te stemmen op de nieuwe algemene verordening inzake gegevensbescherming;
52. vraagt de Commissie bij de komende herziening van Richtlijn 2006/24/EG betreffende de bewaring van gegevens rekening te houden met het arrest van het Duitse grondwettelijk hof (BVerfG, 1 BvR 256/08 van 2 maart 2010), waarin wordt benadrukt dat de noodzaak en de evenredigheid van de bewaringstermijnen moeten worden aangetoond;
LGBT
53. verzoekt de Commissie het kaderbesluit betreffende racisme en vreemdelingenhaat te herzien en aan te scherpen en het toepassingsgebied ervan uit te breiden door toevoeging van haatmisdaden op grond van seksuele gerichtheid, genderidentiteit en -expressie; vraagt de Commissie het EU-stappenplan voor gelijkheid van LGBT's in te dienen en een horizontale aanpak te volgen door in al haar wetgevingsvoorstellen rekening te houden met de eerbiediging van de rechten van LGBT's, zeker nu de antidiscriminatierichtlijn nog steeds geblokkeerd is in de Raad;
Europol
54. vraagt de Commissie om meer transparantie en meer democratisch toezicht op de activiteiten, de begroting en de dreigingsanalyses van Europol, niet alleen achteraf, maar ook vooraf; herhaalt zijn standpunt dat Europol de grondrechten volledig moet eerbiedigen; vraagt de Commissie een voorstel in te dienen dat iedereen tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, recht geeft op toegang tot justitie en tot de rechter, kosteloze rechtsbijstand en een onafhankelijk proces binnen een redelijke termijn, zonder discriminatie en ongeacht administratieve, economische, sociale, culturele en taalaspecten; onderstreept dat Europol aan de strengste normen en beginselen inzake gegevensbescherming moet voldoen, gezien de vele databanken waartoe het toegang heeft; keurt ten stelligste af dat Europol steeds vaker toegang probeert te krijgen tot databanken die in particuliere handen zijn;
55. onderstreept dat Europol het grondrecht op gegevensbescherming moet eerbiedigen en aan de strengste normen en beginselen inzake gegevensbescherming moet voldoen, gezien de vele databanken waartoe het toegang heeft; keurt ten stelligste af dat Europol steeds vaker toegang probeert te krijgen tot databanken die in particuliere handen zijn;
Transparantie
56. vraagt de Commissie het gemeenschappelijke transparantieregister verplicht te maken voor alle belangenvertegenwoordigers en stelt voor om bij de komende herziening van het register strengere regels inzake de verstrekking van financiële informatie op te leggen;
57. herinnert de Commissie eraan dat zij haar gedragscode voor de leden van de Commissie moet herzien, en met name de "draaideurproblematiek" moet aanpakken; dringt er verder op aan dat de bepalingen inzake de verklaringen over de financiële belangen van de leden van de Commissie moeten worden aangescherpt;
58. herinnert de Commissie nogmaals aan haar toezegging om grotere transparantie te betrachten en de toegang tot haar documenten te verbeteren en onverwijld met een nieuw voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1049/2001 te komen;
ACTA
59. vraagt de Commissie lering te trekken uit het publieke protest tegen het intrinsieke gebrek aan transparantie bij de onderhandelingen over de Handelsovereenkomst betreffende de bestrijding van namaak (ACTA); benadrukt dat onderhandelingen over namaak en piraterij alleen over die specifieke onderwerpen mogen gaan en op volledig transparante wijze, met eerbied voor de burgerlijke vrijheden en rechten, met inbegrip van internetvrijheid, moeten worden gevoerd in het kader van de bevoegde internationale instanties, met deelname van de ontwikkelingslanden en rekening houdend met hun legitieme behoefte aan technologieoverdracht; benadrukt dat het Parlement en het maatschappelijk middenveld inspraak moeten krijgen bij de vaststelling van het onderhandelingsmandaat voor alle toekomstige handelsovereenkomsten alsook bij lopende handelsbesprekingen;
Mensenrechten en internationale handel
60. herinnert de Commissie eraan dat het volledige externe optreden van de Europese Unie, met inbegrip van internationale handel en commerciële samenwerking met derde landen, moet worden geleid door het beginsel van beleidscoherentie en eerbiediging en toepassing van politieke en sociale mensenrechten; vraagt de Commissie daarom bestaande handelsovereenkomsten en handelsbesprekingen met landen die de democratische grondrechten en de mensenrechten schenden, op te schorten;
61. benadrukt met klem dat alle handelsovereenkomsten waarover de Commissie momenteel onderhandelt, krachtig geformuleerde en juridisch bindende hoofdstukken over mensenrechten en duurzaamheid alsook geschillenbeslechtingsmechanismen moeten bevatten; neemt nota van de mededeling van de Commissie over handel en ontwikkeling en benadrukt dat het handelsbeleid van de EU vooral tot doel moet hebben bij te dragen tot duurzame sociale, ecologische en economische groei en ontwikkeling in het belang van alle burgers;
62. vraagt de Commissie om alvorens een internationale handelsovereenkomst te ondertekenen, een effectbeoordeling over de mensenrechten te laten uitvoeren en de conclusies daarvan aan het Europees Parlement mee te delen;
63. vraagt de Commissie niet langer landen onder druk te zetten om economische partnerschapsovereenkomsten (EPA's) te sluiten, en landen die besluiten geen EPA of vrijhandelsovereenkomst te sluiten, passende alternatieve betrekkingen te garanderen; vraagt de Commissie nieuwe internationale mechanismen voor te stellen om speculatie met voedingsmiddelen te voorkomen en de grondstoffenprijzen te stabiliseren;
Ontwikkeling
64. vraagt de Commissie in haar werkprogramma prioriteit te geven aan de herziening van de regels inzake humanitaire hulp; wijst erop dat de kredieten moeten worden verhoogd en de capaciteiten en middelen moeten worden versterkt om ervoor te zorgen dat de verlening van humanitaire hulp een louter burgerlijke taak blijft; herhaalt dat noch humanitaire hulp, noch het ontwikkelingsbeleid ondergeschikt mag worden gemaakt aan de behoeften van het veiligheidsbeleid van de EU;
65. vraagt de Commissie haar richtsnoeren inzake landroof te herzien in de context van voedsel- en voedingszekerheid; vestigt de aandacht op de fundamentele aard van het "recht op voedsel"; wijst erop dat de plaatselijke bevolking in de armste landen van de wereld ten gevolge van massale landroof en het gebruik van land om biobrandstoffen voor de uitvoer te produceren, minder in staat is om in zijn levensonderhoud te voorzien en zich te voeden, waardoor de voedselsoevereiniteit van die landen in gevaar komt;
Nabuurschapsbeleid
66. betreurt dat de herziening van het nabuurschapsbeleid niet heeft geleid tot een koerswijziging in de betrekkingen van de EU met Noord-Afrika, het Midden-Oosten en het Arabisch Schiereiland, aangezien het gebaseerd is op de Europese economische belangen en niet op het streven van de bevolking naar vrijheid en democratie; benadrukt dat deze opstanden het falen van het Europees nabuurschapsbeleid hebben aangetoond;
67. vraagt de EU een echt partnerschap te ontwikkelen dat van wederzijds belang is voor ontwikkeling in al haar dimensies en vormen van samenwerking, dat werkgelegenheid, onderwijs en opleiding bevordert en rekening houdt met de sociaaleconomische realiteit van elk van de partners; is van mening dat echte integratie in het nabuurschap slecht mogelijk is als er vooruitgang wordt gemaakt met het wegnemen van de politieke spanningen en het oplossen van de regionale conflicten in de regio, met name in Palestina en de Westelijke Sahara, en dat door integratie een klimaat van vertrouwen kan worden geschapen dat bevorderlijk is voor de verwezenlijking van de doelstelling van een gedemilitariseerd Middellandse Zeegebied;
Uitbreiding
68. herhaalt zijn standpunt dat de EU wederzijds voordelige betrekkingen met al haar buurlanden moet ontwikkelen op basis van wederzijds respect en begrip; benadrukt dat de EU moet openstaan voor alle Europese landen waar de mensen tot de EU willen toetreden; onderstreept dat het uitbreidingsbeleid van de EU moet worden gevoerd met volledige eerbiediging van het internationaal recht;
69. vraagt de Commissie er tijdens de toetredingsonderhandelingen op toe te zien dat de kandidaat-lidstaten aan de criteria van Kopenhagen voldoen, geen hervormingen doorvoeren die negatieve gevolgen hebben voor de sociale situatie van de bevolking, het internationaal recht eerbiedigen en bilaterale betrekkingen van goede nabuurschap ontwikkelen met alle EU-lidstaten;
70. onderstreept dat in de actieplannen voor elk land rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden in elk land en geen maatregelen of hervormingen mogen worden opgelegd die nadelig zouden zijn voor de werknemers en de bevolking in het algemeen;
71. vraagt de Commissie het beheer van de middelen van het Instrument voor pretoetredingssteun te verbeteren opdat zij de begunstigden optimaal ten goede komen, en voor volledige parlementair toezicht te zorgen;
Begroting en meerjarig financieel kader
72. verlangt dat de Commissie de eis van het Europees Parlement bijtreedt dat over politieke standpunten van de Europese Raad wordt onderhandeld door het Parlement en de Raad (Algemene Zaken) alvorens de Raad zijn voorstellen overeenkomstig artikel 312 VWEU formeel voor goedkeuring aan het Parlement voorlegt; onderstreept dat de onderhandelingen over de wetgevingsvoorstellen betreffende het meerjarig financieel kader (MFK) volgens de gewone wetgevingsprocedure moeten worden gevoerd en zullen worden afgerond wanneer er eenmaal overeenstemming over hun financiële middelen is bereikt; is vastbesloten zo nodig ten volle gebruik te maken van zijn bevoegdheden in het kader van de goedkeuringsprocedure en de gewone wetgevingsprocedure zoals die zijn vastgelegd in het Verdrag; herhaalt dat het ten zeerste vreest dat de conclusies van de Europese Raad de wetgevingsonderhandelingen voor een voldongen feit zouden kunnen plaatsen;
73. herhaalt zijn standpunt dat de EU-begroting een sterk instrument moet zijn om meer strategisch te investeren in groei, sociale vooruitgang en werkgelegenheid en om economische, territoriale en sociale samenhang in de hele Unie te bevorderen; pleit er met name voor dat de middelen worden toegewezen aan beleid en programma's die deze doelstellingen helpen verwezenlijken, met name ter ondersteuning van jongeren en het mkb; benadrukt dat de EU-begroting op dergelijke wijze moet worden opgesteld dat zij een reëel economisch effect heeft, als aanvulling op het herstelbeleid van de lidstaten;
74. vraagt de Commissie voorstellen in te dienen die garanderen dat de Unie over voldoende middelen beschikt, zowel wat de begroting van de komende jaren als wat het volgende MFK voor 2014-2020 betreft;
75. herinnert eraan dat 2013 het laatste jaar van het huidige MFK is, dat de uitvoering van medegefinancierde projecten op kruissnelheid zal lopen en naar verwachting nog verder zal versnellen, en dat de Commissie het grootste deel van de betalingsaanvragen naar verwachting in de tweede helft van het jaar zal ontvangen; verzoekt de Raad en de Commissie samen met het Parlement onmiddellijk de cijfers en de behoeften te analyseren en te beoordelen opdat de uitvoering voor 2013 niet in het gedrang komt; wijst erop dat goed functionerende programma's momenteel door een gebrek aan betalingskredieten op de helling komen te staan;
76. onderstreept bovendien dat 2013 een jaar zal zijn waarin, als gevolg van het vervallen van de N+3-regel, de door twaalf lidstaten ingediende betalingsaanvragen zullen moeten worden ingediend voor twee jaarlijkse vastleggingstranches (de tranches voor 2010 en 2011 volgens respectievelijk de N+3- en de N+2-regel); beschouwt de voorgestelde stijging van betalingskredieten met 11,7% (tot 48 975 miljoen EUR) in vergelijking met vorig jaar dan ook als een minimum aangezien deze, zoals de Commissie vermeldt, uitsluitend op 2013 betrekking heeft, en gaat ervan uit dat de betalingsbehoeften van de vorige jaren gedekt zullen zijn;
77. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de lidstaten.