Ontwerpresolutie - B7-0407/2012Ontwerpresolutie
B7-0407/2012

ONTWERPRESOLUTIE over de conclusies van de Europese Raad (28-29 juni 2012)

3.7.2012 - (2011/2923(RSP))

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Gabriele Zimmer namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2011/2923(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0407/2012
Ingediende teksten :
B7-0407/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0407/2012

Resolutie van het Europees Parlement over de conclusies van de Europese Raad (28-29 juni 2012)

(2011/2923(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012,

–   gezien de specifieke aanbevelingen per land van de Commissie van 30 mei 2012,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de huidige economische en sociale crisis het gevolg is van het neoliberale beleid van de Europese Unie ter bevordering van gedereguleerde financiële markten, geliberaliseerde markten voor producten en diensten en de "financialisering" van de economie, alsook van de vermindering van de overheidsinvesteringen en de toenemende deregulering van de arbeidsmarkt;

B.  overwegende dat de maatregelen van de EU om de crisis te bestrijden de wereldwijde kapitalistische crisis zullen verergeren;

C. overwegende dat er ongekende reddingsoperaties van financiële instellingen hebben plaatsgevonden die hebben geleid tot een grootschalige afwenteling van verliezen op de samenleving en tot hoge overheidstekorten;

D. overwegende dat de door de Raad nagestreefde remedies hebben gefaald; overwegende dat bezuinigingsmaatregelen de economische en sociale crisis aanzienlijk hebben doen verergeren hetgeen heeft geleid tot wijdverspreide armoede, werkloosheid en de verzwakking van werkgelegenheidsstructuren;

E.  overwegende dat als gevolg van de door de trojka opgelegde overmatige nadruk op bezuinigingen en zogeheten "marktdiscipline" democratische structuren ernstig zijn ontwricht;

F.  overwegende dat de sociaaleconomische ongelijkheid aanzienlijk is toegenomen als gevolg van de voortdurende herverdeling van lonen naar kapitaal;

1.  herhaalt zijn kritiek op het mislukte bezuinigingsbeleid van de EU en ondersteunt ieder initiatief dat erop is gericht dit beleid te herzien; acht de door de Raad voorgestelde maatregelen volstrekt onvoldoende om de crisis op te lossen en om de EU-lidstaten om te vormen tot democratische en inclusieve samenlevingen ten behoeve van alle burgers;

2.  wijst er nogmaals op dat begrotingsplanning en ‑toezicht onverminderd een taak blijft van de democratisch gekozen parlementen en regeringen van de EU-lidstaten;

3.  merkt op dat de Raad blijft vasthouden aan het mislukte beleid dat is voortgekomen uit de pakketten inzake economische beleidsaansturing, dat wil zeggen de zogeheten sixpack en de twopack;

4.  betreurt dat de specifieke aanbevelingen per land in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld; is fel gekant tegen het proces van het Europees Semester en tegen de aanverwante macro-economische aanbevelingen; vreest ten zeerste dat de tenuitvoerlegging van deze aanbevelingen de sociaaleconomische ongelijkheid nog verder zal verdiepen aangezien de voorgestelde maatregelen in het bijzonder negatieve gevolgen zullen hebben voor de kwetsbaarste mensen van onze samenleving;

5.  herhaalt zijn oproep tot een onvoorwaardelijke afschrijving van de overheidsschuld en tot direct ingrijpen van de Europese Centrale Bank op de primaire obligatiemarkten, zodat de staten zich kunnen ontworstelen aan de dictaten van de financiële markten;

6.  betreurt dat het zogeheten "pact voor groei en werkgelegenheid" hoofdzakelijk een herhaling is van reeds bestaand beleid dat naar alle waarschijnlijkheid geen blijvend effect zal uitoefenen op de oplossing van de kapitalistische crisis;

7.  benadrukt de noodzaak van een sociale en ecologische transformatie van de Europese economieën aangezien het uitblijven hiervan onvermijdelijk zal leiden tot verdere economische achteruitgang en grootschalige armoede;

8.  herinnert de Raad eraan dat economische groei een noodzakelijke voorwaarde is voor welzijn, doch niet gelijk staat aan welzijn, en dat er daarom in toenemende mate nadruk moet worden gelegd op kwalitatieve, duurzame en inclusieve groei, waaraan alle burgers, met inbegrip van arme en gemarginaliseerde bevolkingsgroepen, moeten kunnen bijdragen en waarvan zij de vruchten moeten kunnen plukken;

9.  dringt er bij de lidstaten op aan om rijkdom evenwichtig over de Europese Unie te verdelen door belastingontduiking te bestrijden, vermogensbelastingen in te voeren, de inkomstenbelasting voor de hogere inkomensgroepen te verhogen, en de financiële sector en zijn speculatieve financiële producten te belasten;

10. herinnert eraan dat de financiële sector en zijn overmatig ingewikkelde speculatieve financiële producten aanzienlijk hebben bijgedragen tot de economische crisis waar de wereld zich mee geconfronteerd ziet; brengt tevens in herinnering dat belastingbetalers financiële instellingen op ongekende wijze van de ondergang hebben moeten redden, terwijl diezelfde financiële instellingen op grote schaal exorbitante winsten hebben opgestreken;

11. betreurt het trage optreden van Europese leiders met betrekking tot beter toezicht op de financiële markten en de spelers hierop; brengt in herinnering dat linkse krachten altijd hebben aangedrongen op strikt overheidstoezicht op deze markten en hun instrumenten;

12. is van mening dat strenger toezicht op financiële instellingen slechts een allereerste stap kan zijn in de richting van werkelijke overheidscontrole op de financiële sector; bevestigt nogmaals dat de financiële sector drastisch moet worden afgeslankt zodat hij zich kan richten op het ondersteunen van de reële economie in plaats van op het creëren van speculatieve bubbels;

13. herhaalt zijn oproep dat banken en andere financiële actoren, die enorme winsten hebben gemaakt, terwijl zij slechts een geringe toegevoegde waarde voor de samenleving genereerden, op adequate wijze dienen bij te dragen aan een oplossing voor de crisis die zij hebben veroorzaakt;

14. houdt vast aan de wens van het Europees Parlement dat over politieke standpunten van de Europese Raad wordt onderhandeld door het Parlement en de Raad, alsook door nationale parlementen, alvorens de Raad zijn voorstellen overeenkomstig artikel 312 VWEU formeel ter goedkeuring aan het Parlement voorlegt; onderstreept dat de onderhandelingen over de wetgevingsvoorstellen betreffende de meerjarenprogramma's volgens de gewone wetgevingsprocedure moeten worden gevoerd en zullen worden afgerond wanneer er eenmaal overeenstemming is bereikt over de hiervoor uit te trekken financiële middelen; is vastbesloten om, indien nodig, volledig gebruik te maken van zijn bevoegdheden in het kader van de goedkeuringsprocedure en de gewone wetgevingsprocedure zoals deze zijn vastgelegd in het Verdrag; spreekt nogmaals zijn grote vrees uit dat de conclusies van de Europese Raad de wetgevingsonderhandelingen voor een voldongen feit zouden kunnen plaatsen;

15. herhaalt zijn standpunt dat er voldoende middelen voor de begroting van de Unie moeten worden gewaarborgd, zowel wat de begroting voor de komende jaren als het volgende meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 betreft;

16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.