Ontwerpresolutie - B7-0430/2012Ontwerpresolutie
B7-0430/2012

ONTWERPRESOLUTIE over het gebruik van justitie voor politieke doeleinden in Rusland

10.9.2012 - (2012/2789(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Werner Schulz, Barbara Lochbihler, Indrek Tarand, Reinhard Bütikofer, Amelia Andersdotter, Raül Romeva i Rueda namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0427/2012

Procedure : 2012/2789(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0430/2012
Ingediende teksten :
B7-0430/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0430/2012

Resolutie van het Europees Parlement over het gebruik van justitie voor politieke doeleinden in Rusland

(2012/2789(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Rusland,

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met name artikel 14, dat stipuleert dat iedereen recht heeft op een eerlijk en openbaar proces voor een bevoegde, onafhankelijke, onpartijdige en bij de wet ingestelde rechtbank, een verdrag waarbij Rusland sinds 1973 partij is,

–   gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met name artikel 6, dat stipuleert dat iedereen recht heeft op een eerlijk en openbaar proces, binnen een redelijke termijn, voor een bevoegde, onafhankelijke, onpartijdige en bij de wet ingestelde rechtbank, een verdrag waarbij Rusland sinds 1998 partij is,

–   gezien de Russische grondwet en met name artikel 118, dat stipuleert dat in de Russische Federatie uitsluitend recht wordt gesproken door gerechtshoven, en artikel 120, dat stipuleert dat rechters onafhankelijk zijn en uitsluitend ondergeschikt aan de Russische grondwet en de federale wetten,

–   gezien het arrest van het districtgerecht Chamovnitsjeski in Moskou van 17 augustus 2012, waarin de leden van de punkband Pussy Riot tot twee jaar gevangenisstraf werden veroordeeld wegens ordeverstoring,

–   gezien de verklaring van Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, van 17 augustus 2012 over de veroordeling van de leden van de punkband Pussy Riot in Rusland,

–   gezien het verzoek van de Russische openbare aanklager om op 12 september 2012 te stemmen over de verwijdering van Gennadi Goetkov, lid van de partij Eerlijk Rusland, uit de Doema,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Russische Federatie een volwaardig lid van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa is en zich heeft verplicht tot eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat en de mensenrechten; overwegende dat er vanwege verschillende ernstige schendingen van de rechtsstaat en de goedkeuring van restrictieve wetten in de afgelopen maanden steeds meer bezorgdheid is ontstaan over de mate waarin Rusland zich houdt aan zijn internationale en nationale verplichtingen;

B.  overwegende dat onderzoeken naar schendingen van de mensenrechten vaak inefficiënt zijn, fouten bevatten en resulteren in straffeloosheid; overwegende dat het gebrek aan transparantie van ambtelijke verrichtingen kan leiden tot wijdverspreide schendingen;

C. overwegende dat er nog steeds niemand verantwoordelijk is gesteld voor de dood van Anna Politkovskaja, Natalja Estemirova, Anastasia Barboerova, Stanislav Markelov en Sergej Magnitski;

D. overwegende dat Michail Chodorkovski en zijn zakenpartner Platon Lebedev op 30 december 2010 schuldig aan verduistering zijn bevonden door het districtgerecht Chamovnitsjeski in Moskou; overwegende dat de gerechtelijke vervolging, de rechtszaak en het vonnis in de internationale berichtgeving als politiek gemotiveerd worden gezien; overwegende dat de internationale gemeenschap zich sterk heeft uitgesproken tegen de politieke inmenging en druk die met deze zaak gepaard gingen;

E.  overwegende dat bovenstaande zaken alsook de vervolging van oppositieleiders de geloofwaardigheid van de rechterlijke macht aantasten en haar onafhankelijkheid in vraag stellen;

F.  overwegende dat aan Dmitri Medvedev, voormalig president van de Russische Federatie, een lijst werd bezorgd met 39 namen van wat de oppositie en een groot deel van het maatschappelijk middenveld beschouwen als politieke gevangenen, met de vraag hen onmiddellijk vrij te laten;

G. overwegende dat de voortdurende intimidatie, pesterijen en arrestaties aan het adres van vertegenwoordigers van de oppositie en niet-gouvernementele organisaties, de recente goedkeuring van wetten inzake de financiering van ngo's, de vrijheid van vergadering, smaad en internetcensuur, alsook de toenemende pressie op vrije en onafhankelijke media, op religieuze minderheden en op holebi's resulteren in de verdere uitholling van de mensenrechten en democratische beginselen in Rusland;

H. overwegende dat deze nieuwe of gewijzigde wetten werden aangenomen door een niet geheel legitieme Doema, waarvan de verkiezing niet op een vrije en eerlijke manier is verlopen, zoals opgemerkt door de waarnemingsmissie van de OVSE en geconcludeerd door het Europees Parlement;

I.   overwegende dat het districtgerecht Chamovnitsjeski in Moskou drie activisten van de punkband Pussy Riot op 17 augustus 2012 tot twee jaar gevangenisstraf heeft veroordeeld wegens "ordeverstoring ingegeven door godsdiensthaat" in de Christus de Verlosser-kathedraal in Moskou in februari 2012;

J.   overwegende dat de Doema op 12 september 2012 gaat stemmen over de opheffing van de immuniteit van Gennadi Goedkov en diens verwijdering uit de Doema wegens zakelijke activiteiten tijdens zijn mandaat die in strijd zouden zijn met artikel 289 van het Russische strafwetboek; overwegende dat anticorruptieregels op gelijke en onpartijdige wijze voor alle leden van de Doema zouden moeten gelden, dit ten behoeve van de rechtsstaat; overwegende dat andere leden van de Eerlijk Rusland-fractie zoals Dmitri Goedkov en Ilja Ponomarjov gelijkaardige beschuldigingen te wachten staan;

K. overwegende dat er aan een nieuwe federale wet wordt gewerkt waardoor de Doema zelfs zonder formele uitspraak van een rechter leden zou kunnen verwijden die de ethische normen schenden of de Doema of de regering in diskrediet brengen;

L.  overwegende dat de zaak-Magnitski slechts een van de vele illustraties van machtsmisbruik door de Russische rechtshandhavingsautoriteiten is, waarbij de rechtsstaat ernstig werd geschonden en de schuldigen van zijn dood nog steeds niet bestraft zijn; overwegende dat er tal van andere rechtszaken zijn waarbij politiek geconstrueerde motieven worden gebruikt om af te rekenen met politieke tegenstanders en het maatschappelijk middenveld aan banden te leggen;

M. overwegende dat de Russische wet inzake extremistische activiteiten breeduit gebruikt wordt om mensenrechtenactivisten, politieke opponenten en religieuze groeperingen aan te pakken; overwegende dat de terminologie en inhoud van deze wet vaag zijn, zoals de Venetië-commissie van de Raad van Europa heeft aangekaart, en dat de wet willekeurig wordt toegepast;

N. overwegende dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de Russische Federatie in meer dan 150 arresten veroordeeld heeft voor ernstige schendingen van de mensenrechten in de noordelijke Kaukasus; overwegende dat er geen gevolg is gegeven aan de arresten van het Hof; overwegende dat de gerechtelijke instellingen en autoriteiten voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de niet-uitvoering van de arresten,

O. overwegende dat het gerechtelijk apparaat en de instellingen voor rechtshandhaving geen einde hebben gemaakt aan de alomtegenwoordige straffeloosheid voor schendingen van de mensenrechten in de noordelijke Kaukasus; overwegende dat er geen rechtsmiddel wordt gewaarborgd voor ernstige schendingen van de mensenrechten, aanslagen, moorden, verdwijningen, mishandeling en willekeurige detentie in sommige streken van de noordelijke Kaukasus;

1.  is van mening dat Rusland als lid van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa de verplichtingen die het is aangegaan ten volle moet nakomen en handhaven; wijst erop dat de recente ontwikkelingen aantonen dat Rusland niet de weg opgaat van de hervormingen die noodzakelijk zijn voor verbetering van de democratische normen, de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht;

2.  herinnert eraan dat voormalig president Medvedev een werkgroep heeft opgericht voor de hervorming van het kiesstelsel, de verbetering van de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten; herinnert eraan dat het Europees Parlement er bij de Russische autoriteiten op heeft aangedrongen deze hervormingen door te voeren en dat het herhaaldelijk EU-steun heeft aangeboden, onder meer in het kader van het partnerschap voor modernisering;

3.  verzoekt de Russische autoriteiten daarom met klem de Venetië-commissie van de Raad van Europa uit te nodigen voor een onderzoek van de nieuwe Russische wetten die de vrijheid van meningsuiting, het recht te verkiezen en verkozen te worden en het recht op bescherming tegen willekeurige en oneerlijke aanklachten inperken, opdat zij kan uitzoeken of deze wetten in overeenstemming zijn met de Europese normen;

4.  uit zijn bezorgdheid over het verslechterende klimaat voor de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in Rusland, met name ten aanzien van de recente goedkeuring van een reeks wetten inzake betogingen, ngo's, smaad en het internet die twijfelachtige bepalingen bevatten en zouden kunnen leiden tot willekeurige handhaving; herinnert de Russische autoriteiten eraan dat in een moderne en welvarende samenleving de individuele en collectieve rechten van alle burgers moeten worden erkend en beschermd;

5.  verzoekt de bevoegde Russische instellingen in dit verband de nieuwe wetten inzake ngo's te wijzigen, zodat middenveldsorganisaties die financiële steun ontvangen uit befaamde buitenlandse fondsen beschermd worden tegen politieke vervolging;

6.  toont zich zeer teleurgesteld over het arrest van het districtgerecht Chamovnitsjeski in Moskou in de zaken betreffende Nadezjda Tolokonnikova, Maria Aljochina en Ekaterina Samoetsevitsj, leden van de punkband Pussy Riot, die op 17 augustus 2012 tot een gevangenisstraf van twee jaar in een strafkamp werden veroordeeld wegens "ordeverstoring ingegeven door godsdiensthaat"; is van mening dat het arrest deel uitmaakt van een campagne ter beteugeling van politieke dissidenten en opposanten, waarmee de democratische ruimte in Rusland verder wordt ingeperkt en de geloofwaardigheid van de rechterlijke macht in Rusland sterk wordt ondermijnd; veroordeelt dit politiek gemotiveerde vonnis ten stelligste en hoopt dat deze veroordeling in beroep zal worden ingetrokken, zodat de drie leden van Pussy Riot worden vrijgelaten;

7.  veroordeelt de arrestatie van betogers, onder wie toonaangevende oppositieleden en journalisten, in het kader van het Pussy Riot-proces en noemt het buitensporig dat tal van deelnemers aan de betogingen van 6 mei op het Bolotnaja-plein in voorlopige hechtenis werden genomen; verzoekt de Russische autoriteiten de vrijheid van vergadering en van meningsuiting te eerbiedigen;

8.  is verheugd over het besluit van het hooggerechtshof van 25 juli 2012 om de zaken van Chodorkovski en Lebedev te herzien, overeenkomstig de aanbeveling van de presidentiële mensenrechtenraad van december 2011; neemt kennis van het feit dat de straf van Lebedev met drie jaar is ingekort; verzoekt deze zaken verder te herzien, op een grondige manier en in het licht van de internationale verplichtingen van Rusland ten aanzien van een eerlijke en transparante rechtsgang;

9.  neemt kennis van het verzoek van de openbare aanklager om te stemmen over de vroegtijdige verwijdering van Gennadi Goedkov uit de Doema wegens zakelijke activiteiten tijdens zijn mandaat die in strijd zouden zijn met artikel 289 van het Russische strafwetboek; verzoekt Rusland af te zien van de willekeurige toepassing van wetten om oppositieleden het zwijgen op te leggen;

10. is verontwaardigd over de veroordeling van Taisia Osipova, activiste voor "Een ander Rusland", tot een gevangenisstraf van acht jaar wegens drugsfeiten, terwijl het proces lang niet volgens de regels is verlopen en terwijl voormalig president Medvedev het initiële vonnis van 2010, met name tien jaar gevangenisstraf, te streng had genoemd; wijst erop dat nog heel wat andere zaken tegen activisten van de oppositie aanleiding geven tot grote ongerustheid: er is de vervolging van oppositieactivist Aleksej Navalny, die een gevangenisstraf van tien jaar boven het hoofd hangt als hij wordt veroordeeld voor betrokkenheid bij de diefstal van een houtlading ter waarde van 16 miljoen roebel, er is de zaak van Garry Kasparov, en er is het nieuwe strafonderzoek tegen Soeren Gazarjan;

11. betreurt dat de in acht regio's ingevoerde wet inzake homoseksuele propaganda leidt tot willekeur tegen holebiminderheden en dat ook religieuze minderheden zoals Jehova's getuigen en Falun Gong vervolgd en geïntimideerd worden onder het mom van de strijd tegen extremisme;

12. wijst erop dat deze gevallen de zoveelste zijn in de vlaag van politiek gemotiveerde vervolging en intimidatie van oppositieactivisten in Rusland; verzoekt de Raad om een coherente en proactieve aanpak vast te stellen ten aanzien van de ernstige schendingen van de mensenrechten in Rusland en om geval per geval na te gaan of de restrictieve maatregelen tegen overtreders wel degelijk pas worden gebruikt als alle andere maatregelen zijn uitgeput en als de overtreding of misdaad duidelijk is bewezen;

13. verzoekt Rusland een nieuwe weg in te slaan, zich opnieuw te concentreren op zijn internationale verplichtingen en ernstige stappen te ondernemen om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de rechtsstaat te vergroten;

14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.