ONTWERPRESOLUTIE over het gebruik van justitie door de politiek in Rusland
10.9.2012 - (2012/2789(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Charles Tannock, Marek Henryk Migalski, Paweł Robert Kowal, Ryszard Antoni Legutko, Tomasz Piotr Poręba, Roberts Zīle, Ryszard Czarnecki namens de ECR-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0427/2012
B7‑0436/2012
Resolutie van het Europees Parlement over het gebruik van justitie door de politiek in Rusland
Het Europees Parlement,
– gezien de bestaande Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds[1], en de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland die zijn gestart in 2008,
– gezien de lopende onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst, die een nieuw algemeen kader moet bieden voor de betrekkingen tussen de EU en Rusland, en gezien het partnerschap voor modernisering, dat van start is gegaan in 2010,
– gezien de verklaring van het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE/ODIHR), de Parlementaire Vergadering van de OVSE en de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa na de internationale verkiezingswaarneming van de verkiezingen voor de Staatsdoema van 4 december 2011,
– gezien de verklaring van hoge vertegenwoordiger van de Unie Catherine Ashton van 11 mei 2012 over de arrestatie van oppositieleiders in Moskou en haar verklaring van 12 juni 2012 over de nieuwe wet op protestbijeenkomsten,
– gezien de wijzigingen in de wetgeving op ngo's in Rusland als gevolg van de wet van 20 juli 2012 houdende wijzigingen in bepaalde wetgevingsbesluiten van de Russische Federatie met betrekking tot de regulering van de activiteiten van niet-commerciële organisaties die de functie vervullen van buitenlands agent,
– gezien zijn eerdere verslagen en resoluties over de betrekkingen tussen de EU en Rusland en over de situatie in Rusland, alsmede over de recentste parlements- en presidentsverkiezingen in Rusland,
– gezien het overleg tussen de EU en Rusland over de mensenrechten,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de grondwet van de Russische Federatie haar burgers volledige rechten en vrijheden garandeert; overwegende dat Rusland zich heeft verplicht tot de bescherming en de bevordering van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat als lid van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en als partij bij talrijke internationale verdragen, waaronder het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten;
B. overwegende dat in de Russische Federatie onder Vladimir Poetin onvoldoende vertrouwen bestaat in de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van het gerecht en rechtszaken duidelijk niet voldoen aan de internationaal erkende normen en worden gebruikt voor politieke doeleinden;
C. overwegende dat de arrestatie van oppositieactivisten en veroordeling tot een gevangenisstraf en tot verblijf in een strafkamp worden gebruikt voor politieke doeleinden, als manier om leiders van de politieke oppositie in Rusland te intimideren;
D. overwegende dat president Poetin heeft verklaard dat de enorme corruptie in Rusland dringend moet worden overwonnen, dat hij zich er publiekelijk toe heeft verplicht de rechtsstaat in Rusland te versterken en dat hij zijn bezorgdheid heeft uitgesproken over de onafhankelijkheid van het gerecht en het rechtsstelsel in Rusland;
E. overwegende dat met de nieuwe wijzigingen van 9 juni 2012 in de wet op protestbijeenkomsten hoge boetes worden ingevoerd voor deelnemers aan illegale openbare samenscholingen, alsmede dwangarbeid voor wie het verkeer van voetgangers en voertuigen belemmert of bijdraagt tot de verwonding van anderen; overwegende dat op grond van deze wet personen die voor de tweede keer tot een administratieve sanctie zijn veroordeeld, geen betogingen meer kunnen organiseren;
F. overwegende dat onafhankelijke niet-gouvernementele organisaties en activiteiten van de civiele maatschappij de hoekstenen zijn van de democratie en de moderne samenleving; overwegende dat met de nieuwe wetgeving van de Doema op civiele activiteiten de voorschriften voor ngo's met buitenlandse subsidies strenger worden, deze ngo's de status krijgen van buitenlands agent, laster opnieuw strafbaar wordt gesteld en de mogelijkheid wordt ingevoerd websites te blokkeren waarvan de inhoud ongepast lijkt; overwegende dat de nieuwe wet op de civiele maatschappij leidt tot een blokkering van de veranderingen in de Russische maatschappij en tot een beperking van de ontwikkeling van de Russische samenleving en dat oppositieactiviteit met deze wet wordt bestreden doordat de financiële en politieke kosten van deze activiteit als gevolg van de wet hoger worden;
G. overwegende dat de belangrijkste niet-gouvernementele organisaties hebben meegedeeld voort subsidies uit het buitenland te zullen blijven ontvangen, maar zich niet te zullen laten registreren als buitenlands agent en de wet zullen aanvechten bij het gerecht;
H. overwegende dat het Europees Parlement heeft verklaard dat de recentste verkiezingen voor de Doema niet vrij en niet eerlijk waren; overwegende dat sinds Vladimir Poetin in Rusland aan de macht is gekomen, geen verkiezingen in dit land door westerse waarnemers zijn erkend als vrij en democratisch;
I. overwegende dat de bevoegde commissie van de Amerikaanse Senaat op 26 juni 2012 unaniem een wet heeft goedgekeurd om de toegang tot de Verenigde Staten te ontzeggen aan ambtenaren die verdacht worden van schending van de mensenrechten en dat deze wet de naam Magnitsky-wet heeft gekregen, ter ere van Sergei Magnitsky, die in 2009 in de gevangenis is gestorven na corruptie aan het licht te hebben gebracht bij de Russische belastingdienst en het ministerie van Binnenlandse Zaken; dat zijn arrestatie en daaropvolgende overlijden voor vele mensen een symbool is geworden van het onrecht in Rusland; overwegende dat Rusland de goedkeuring van deze wet heeft veroordeeld;
J. overwegende dat Alexander Bastyrkin, hoofd van de Russische Onderzoekscommissie, doodsbedreigingen heeft geuit aan het adres van Sergei Sokolov, adjunct-hoofdredacteur van het onafhankelijke weekblad Novaya Gazeta;
K. overwegende dat de districtsrechtbank in Smolensk op 28 augustus 2012 oppositieactivist Taisiya Osipova van de niet-geregistreerde Ander Rusland-partij heeft veroordeeld tot 8 jaar in de goelag; overwegende dat Taisiya Osipova onschuldig had gepleit; overwegende dat haar echtgenoot Sergei Fomchenkov een van de leiders is van de Ander Rusland-partij;
L. overwegende dat de nieuwe wet op websites, die kinderen moet beschermen tegen pornografie en moet leiden tot een zwarte lijst van ongepaste sites, leidt tot willekeurige censuur van informatie van de democratische oppositie, de vrije media en activisten van de civiele maatschappij;
M. overwegende dat het belangrijk is dat de EU met één stem spreekt en in haar betrekkingen met de Russische Federatie solidariteit en eendracht aan de dag legt;
N. overwegende dat de EU en Rusland in de gezamenlijke verklaring over het partnerschap voor modernisering hebben verklaard dat hun zich ontwikkelende betrekkingen gebaseerd zijn op een verregaande inzet voor de democratische beginselen, voor de grondrechten en de mensenrechten, voor de rechtsstaat en voor de onafhankelijkheid van het gerecht; overwegende dat het partnerschap voor modernisering een onlosmakelijk deel van de nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst moet zijn;
1. onderstreept dat de toekomstige ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Rusland zal afhangen van de inspanningen om de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de grondrechten in de Russische Federatie op te voeren;
2. merkt op dat sinds de Russische presidentsverkiezingen van maart 2012 in de Russische Federatie snel een reeks repressieve wetten is goedgekeurd waarbij voor het eerst in de Russische geschiedenis na de Sovjetperiode drie fundamentele vrijheden – de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vergadering en de vrijheid van vereniging – tegelijk zijn ingeperkt; dat dit wetgevingspakket zonder voorgaande duidelijk een reactie van de Russische autoriteiten is op de talrijke openbare protesten in de winter en het voorjaar van 2012; dat als gevolg van de goedkeuring van deze wetten, die gepaard is gegaan met vijandige retoriek van de regering ten aanzien van de deelnemers aan de protesten, de politieke oppositie, verdedigers van de mensenrechten en ngo's, de wettelijke en politieke omstandigheden voor niet-gouvernementele organisaties aanzienlijk zijn verslechterd;
3. verzoekt Rusland de verplichtingen die het als lid van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en als partij bij talrijke internationale verdragen, waaronder het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, op het gebied van mensenrechten, rechtsstaat en een onafhankelijke rechtspleging heeft, na te komen;
4. verzoekt de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de Commissie om consequent en ruim steun te verlenen aan de activisten van de civiele maatschappij en de vertegenwoordigers van nieuwe sociale bewegingen aan de basis die opkomen tegen de ondemocratische praktijken van de Russische autoriteiten; verzoekt de EU permanent druk uit te oefenen op de Russische autoriteiten om te voldoen aan de OVSE-normen op het gebied van mensenrechten, democratie, rechtsstaat en een onafhankelijk gerecht;
5. veroordeelt de Russische Doema krachtig wegens de invoering van nieuwe wetgeving op protestbijeenkomsten en ngo's en verzoekt de Russische autoriteiten deze nieuwe wetgeving te herzien en de beperkingen op de activiteiten van onafhankelijke ngo's en activisten van de civiele maatschappij op te heffen; vraagt in de nieuwe wetgeving precieze bepalingen, om vele interpretatiemogelijkheden en politiek gebruik van de nieuwe wet te voorkomen;
6. is erg bezorgd door de wijzigingen die met de wet van 20 juli 2012 zijn aangebracht in de wetgeving op ngo's in Rusland, waarbij niet-gouvernementele organisaties die steun ontvangen uit het buitenland worden beschouwd als niet-commerciële organisaties die de functie vervullen van buitenlands agent;
7. benadrukt het feit dat het bestempelen van niet-gouvernementele organisaties als buitenlands agent om historische redenen een opzettelijk verkeerde voorstelling is van de werkelijkheid die negatieve connotaties oproept en leidt tot een stigmatisatie van organisaties die buitenlandse financiering ontvangen, met als gevolg een ondermijning van de publieke steun ervoor in Rusland;
8. onderstreept het feit dat de definitie van politieke activiteit in de nieuwe wet met opzet vaag is gehouden en niet gebaseerd is op wettelijke concepten, dat deze definitie het voor ngo's en hun leden onmogelijk maakt om te begrijpen of zij bepalingen van de wet schenden of niet en dat met deze definitie de omstandigheden worden gecreëerd voor een verkeerde, selectieve en politiek gemotiveerde toepassing van de wet;
9. verzoekt de EU de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken inzake de mensenrechten in Rusland over te nemen, om uiting te geven aan de bezorgdheid van de EU over het aanhoudende vijandige klimaat op het gebied van mensenrechten, inclusief met betrekking tot ruimte voor de civiele maatschappij om te functioneren zonder onnodige beperkingen en met betrekking tot de veiligheid van de verdedigers van de mensenrechten en activisten van de civiele maatschappij; is bezorgd door de alom heersende straffeloosheid met betrekking tot foltering, gedwongen verdwijningen en andere ernstige misstanden in de regio's van de Russische Federatie en onderstreept het belangrijk is dat Rusland de uitspraken van het Europese Hof voor de rechten van de mens volledig ten uitvoer legt om deze misstanden aan te pakken;
10. merkt op dat het partnerschap voor modernisering niet alleen economische en technologische kwesties en uitdagingen moet omvatten, maar ook gebaseerd moet zijn op brede samenwerking, met name op het gebied van de rechtsstaat, de bescherming van de mensenrechten en de ontwikkeling van een betrouwbaar rechtsstelsel;
11. is tevreden met de goedkeuring door de bevoegde commissie van de Amerikaanse Senaat van de wet om de toegang tot de Verenigde Staten te ontzeggen aan ambtenaren die verdacht worden van schending van de mensenrechten; steunt de wetgevingsinitiatieven op basis van de zaak-Magnitsky in de nationale parlementen van Canada, het VK, Nederland en Polen; moedigt de Commissie en de lidstaten aan soortgelijke wetten goed te keuren; verzoekt de Russische autoriteiten bovendien de bizarre postume vervolging van Sergei Magnitsky stop te zetten;
12. herinnert aan de politieke context en de selectieve rechtsbedeling in het tweede proces, de uitspraak erin en de straf van langdurige permanente opsluiting die in het kader ervan is opgelegd aan Mikhail Khodorkovsky en Platon Lebedev; merkt op dat het gebruik van het gerecht door de politiek in dit geval een van de ergste voorbeelden is van het gebrek aan onafhankelijkheid van het Russische gerecht; verzoekt president Poetin de aanbevelingen van de presidentiële mensenrechtenraad met betrekking tot deze zaak volledig te eerbiedigen en uit te voeren;
13. herinnert aan de lang aanslepende zaak van Mikhail Khodorkovsky, die wordt beschouwd als een van de flagrantste voorbeelden tot nu toe van selectieve en gepolitiseerde justitie in de Russische Federatie; merkt op dat het politieke karakter van de tenlasteleggingen ten aanzien van Mikhail Khodorkovsky door vooraanstaande mensenrechtenorganisaties en juridische deskundigen is erkend en veroordeeld; herinner eraan dat Amnesty International Mikhail Khodorkovsky na diens tweede proces, veroordeling en permanente opsluiting heeft verklaard tot politiek gevangene;
14. veroordeelt krachtig alle daden van repressie van de Russische autoriteiten ten aanzien van vertegenwoordigers van de civiele maatschappij en de democratische oppositie;
15. erkent dat de Russische autoriteiten beschikken over een beoordelingsmarge met betrekking tot de regulering van de bescherming van openbare gebedshuizen; is evenwel ernstig bezorgd door de disproportionele en zware sancties die zijn opgelegd aan de leden van de punkgroep Pussy Riot;
16. is bezorgd door de schending van de wettelijke rechten van de Falun Gong-aanhangers in Rusland tijdens de gerechtelijke procedure en de verwerping door het Russische hooggerechtshof van het beroep van de Falun Gong op 4 juli 2012;
17. is ernstig bezorgd door andere politiek gemotiveerde processen, met name de strafrechtelijke vervolging van wetenschappers die beschuldigd worden van spionage als gevolg van samenwerking met buitenlandse wetenschappelijke instellingen, de strafrechtelijke veroordeling van oppositieactivist Taisiya Osipova tot 8 jaar in een strafkamp in het kader van een proces dat politiek gemotiveerd wordt geacht, waarbij gebruik is gemaakt van twijfelachtige en mogelijk vervalste bewijzen en niet is voldaan aan de normen van een eerlijk proces, de detentie en politiek gemotiveerde strafrechtelijke aanklacht tegen meer dan een dozijn deelnemers aan de protestdemonstratie in Moskou van 6 mei, die ten onrechte zijn beschuldigd in verband met de massarellen, en het strafrechtelijk onderzoek tegen oppositieactivisten, bijvoorbeeld Alexei Navalny, Boris Niemcov en Sergej Udelcov;
18. verzoekt de Commissie steun te verlenen aan een versterking van de civiele maatschappij in Rusland; benadrukt het feit dat de organisaties van de civiele maatschappij zonder internationale steun hun stootkracht kunnen verliezen en een achterstand kunnen oplopen;
19. verzoekt de Commissie steun te verlenen aan niet-gouvernementele organisaties, instellingen en organisaties die mensenrechtenkwesties en de onafhankelijkheid van de rechtbanken in de Russische Federatie volgen;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de regering en het parlement van Georgië, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.
- [1] PB L 327 van 28.11.1997, blz. 3.