Ontwerpresolutie - B7-0437/2012Ontwerpresolutie
B7-0437/2012

ONTWERPRESOLUTIE over het gebruik van justitie voor politieke doeleinden in Rusland

10.9.2012 - (2012/2789(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Guy Verhofstadt, Kristiina Ojuland, Leonidas Donskis, Marielle de Sarnez, Robert Rochefort, Sonia Alfano, Sarah Ludford, Edward McMillan-Scott, Marietje Schaake, Graham Watson, Jelko Kacin namens de ALDE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0427/2012

Procedure : 2012/2789(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0437/2012
Ingediende teksten :
B7-0437/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0437/2012

Resolutie van het Europees Parlement over het gebruik van justitie voor politieke doeleinden in Rusland

(2012/2789(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere verslagen en resoluties over Rusland en over de betrekkingen tussen de EU en Rusland, en in het bijzonder zijn resolutie van 17 februari 2011 over de rechtsstaat in Rusland[1],

–   gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie[2], die in 1997 in werking is getreden en waarvan de looptijd verlengd is tot het moment dat er een nieuwe overeenkomst komt,

–   gezien de verklaring van 17 augustus 2012 van de hoge vertegenwoordiger van de EU, Catherine Ashton, over de veroordeling van de leden van de punkband "Pussy Riot" in Rusland,

–   gezien de verklaringen van 10 juli en 12 juni 2012 van de woordvoerder van de hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton over de wijzigingen op de Russische wet inzake ngo's en het recht van vergadering in Rusland,

–   gezien het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland,

–   gezien het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de verklaring van de VN over mensenrechtenverdedigers en de verklaring van de VN inzake het recht en de verantwoordelijkheid van individuele personen, groepen en organen van de samenleving om algemeen erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden te bevorderen en te beschermen,

–   gezien het partnerschap voor modernisering en het door de Russische leiders geuite engagement voor de rechtsstaat als grondslag voor de modernisering van Rusland,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Europese Unie zeer nauw betrokken blijft bij de verdere verdieping en ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Rusland overeenkomstig de in het partnerschap voor modernisering vastgelegde beginselen, op basis van een verregaande inzet voor democratische beginselen en eerbiediging van de grondrechten, mensenrechten en de rechtsstaat;

B.  overwegende dat Rusland zich als lid van de Raad van Europa en van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en als ondertekenaar van VN-verklaringen heeft verplicht tot de bescherming en bevordering van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat;

C. overwegende dat diverse rechtszaken en gerechtelijke procedures tegen het maatschappelijk middenveld, journalisten en de politieke oppositie de afgelopen jaren twijfel hebben doen rijzen over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de justitiële instellingen in de Russische Federatie;

D. overwegende dat er door de internationale gemeenschap, inclusief de EU, vraagtekens zijn geplaatst bij het voorproces, het verloop van het proces en het vonnis in de zaak van de punkband "Pussy Riot";

E.  overwegende dat er tegen prominente oppositiepersonen nog steeds een juridisch onderzoek loopt vanwege hun rol in de organisatie en hun actieve deelname in de vreedzame demonstraties van 6 mei en 12 juni 2012;

F.  overwegende dat onafhankelijke journalisten, activisten uit het maatschappelijk middenveld, advocaten en mensenrechtenverdedigers vaak het slachtoffer zijn geworden van bedreigingen en gewelddadigheden;

G. overwegende dat de nieuwe wetten inzake ngo's en inzake het recht van vergadering worden ingezet om het maatschappelijk middenveld te onderdrukken, afwijkende politieke meningen te doen verstommen en ngo's, democratische oppositie en de media te intimideren;

H. overwegende dat de Russische autoriteiten de zaken van de journalisten Anna Politkovskaja, Natalja Estemirova en de dood van de advocaat Sergej Magnitski nog niet hebben opgelost;

I.   overwegende dat ondanks de verklaringen en toezeggingen van president Poetin en premier Medvedev de druk op politieke vrijheden van Russische burgers toeneemt;

J.   overwegende dat de Russische bevolking na de Doema-verkiezingen van 4 december 2011 in een aantal massale demonstraties uiting heeft gegeven aan haar verlangen naar meer democratie, waaronder vrije en eerlijke verkiezingen en een algehele hervorming van het politieke systeem;

K. overwegende dat Gennadi Goedkov, afgevaardigde van de Doema, uit zijn functie dreigt te worden ontzet zonder passende rechtsgrond of politiek proces;

L.  overwegende dat vrijheid van meningsuiting, het recht van vergadering en politiek pluralisme hoekstenen van de democratie en de moderne samenleving zijn en bronnen waaraan de politiek haar legitimiteit ontleent;

1.  merkt op dat zinvolle en constructieve betrekkingen tussen de EU en Rusland afhangen van inspanningen ter versterking van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de grondrechten binnen Rusland; onderstreept dat de politieke en economische stabiliteit voor de middellange en lange termijn afhangt van het functioneren van de rechtsstaat en het aanbod aan echte democratische keuze;

2.  is met name bezorgd over de eerbiediging van de rechtsstaat in Rusland en over de aperte zwakheden in het rechtsstelsel van het land; roept de Russische autoriteiten op gerechtelijke en administratieve hervormingen door te voeren om politieke inmenging in de rechterlijke macht een halt toe te roepen;

3.  betreurt dat justitie voortdurend wordt ingezet voor politieke doeleinden door afwijkende meningen in het maatschappelijk middenveld, bij de politieke oppositie en de vrije media in Rusland de kop in te drukken;

4.  herinnert de Russische autoriteiten eraan dat ze uit hoofde van de grondwet van de Russische Federatie, nationale wetgeving en internationale verplichtingen de mensenrechten moeten eerbiedigen, fundamentele vrijheden moeten verdedigen en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht moeten garanderen;

5.  is verheugd over het toenemende engagement van het maatschappelijk middenveld in Rusland; onderstreept dat voor deze tendens politieke steun en aanmoediging nodig zijn; is van mening dat de gewijzigde wetten inzake non-gouvernementele organisaties en de vrijheid van vreedzame vergadering in strijd zijn met de tendensen in de samenleving en indruisen tegen het belang om een democratisch en pluralistisch Rusland op te bouwen;

6.  neemt kennis van de vreedzame demonstraties voor eerlijke verkiezingen die op 6 mei en 12 juni 2012 in Moskou werden gehouden; betreurt het dat de politie tijdens de demonstratie van 6 mei onnodig gewelddadig is opgetreden tegen de vreedzaam protesterende menigte; betreurt de consequente promotie en beloning van politieagenten die betrokken zijn bij geweld tegen en de vervolging van oppositieleiders vanwege het organiseren van "massale ordeverstoringen";

7.  verzoekt de Russische autoriteiten het recht van vergadering te eerbiedigen en een einde te maken aan de voortdurende intimidatie van de leiders van de democratische oppositie; ziet het lopende proces tegen Aleksej Navalni, Ilja Jasjin en andere activisten als voorbeelden van het gebruik van justitie voor politieke doeleinden;

8.  uit zijn ernstige bezorgdheid over het vonnis in het proces en de veroordeling van Nadezjda Tolokonnikova, Maria Aljochina en Ekaterina Samutsevitsj, leden van de punkband "Pussy Riot"; is onthutst over de vermeende mishandeling van de bandleden tijdens hun voorarrest en over de gemelde onregelmatigheden in het proces; acht de straf niet in verhouding met de vreedzame, zij het controversiële, uitdrukking van hun denkbeelden; verzoekt de Russische autoriteiten deze straf te herzien in overeenstemming met de internationale toezeggingen van Rusland wat betreft de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting;

9.  is verontrust over de voortdurende politieke vervolgingen en de mogelijke afzetting van Gennadi Goedkov, afgevaardigde in de Doema; is verontrust over de op stapel staande stemming over het ontslag van Gennadi Goedkov uit de Doema zonder passende procedure en een op schrift gestelde politieke motivering door de machthebbers;

10. betreurt de intimidatie van activisten in het maatschappelijk middenveld en van mensenrechtenverdedigers en onafhankelijke journalisten door middel van ongegronde huiszoekingen, dagvaardingen door de politie, inbeslagnames van persoonlijke eigendommen en openbare mishandeling van individuen en hun gezinnen;

11. verzoekt de Russische autoriteiten rechtvaardigheid in te stellen in het geval van Sergej Magnitski en de daders te berechten in de moordzaak van Anna Politkovskaja en Natalja Estemirova; verlangt een onafhankelijke rechterlijke toetsing in de processen van Michail Chodorkovski en Platon Lebedev;

12. veroordeelt de recente besluiten om openbare uitlatingen over seksuele geaardheid en genderidentiteit in verschillende Russische regio's en vergelijkbare plannen op federaal niveau strafbaar te stellen; herinnert de Russische autoriteiten aan hun verplichtingen om de vrijheid van meningsuiting en de rechten van LGBT-mensen te eerbiedigen;

13. onderstreept dat Rusland bij het eerbiedigen van de democratische beginselen, de rechtsstaat en de grondrechten voortdurend tekortschiet en dat dit moet doorklinken in de onderhandelingspositie van de Europese Unie met het oog op een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst;

14. wijst erop dat Rusland als lid van de Raad van Europa heeft toegezegd de Europese normen voor democratie, grond- en mensenrechten en de rechtsstaat volledig te eerbiedigen; verzoekt de Russische autoriteiten alle uitspraken van het Europees Hof voor de rechten van de mens na te leven en maatregelen uit te voeren om schendingen in individuele gevallen te corrigeren, onder andere door ervoor te zorgen dat er doeltreffende onderzoeken worden uitgevoerd en door de daders aansprakelijk te stellen, en algemene maatregelen vast te stellen om de uitspraken ten uitvoer te leggen, inclusief veranderingen in het beleid en de wet zodat soortgelijke schendingen zich niet opnieuw kunnen voordoen;

15. verzoekt de Raad van Europa en de OVSE te beoordelen in hoeverre Rusland de uit zijn lidmaatschap van deze organisaties voortvloeiende verplichtingen nakomt;

16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.