ONTWERPRESOLUTIE over de binnenkort te houden Wereldconferentie over internationale telecommunicatie (WCIT-2012)
19.11.2012 - (2012/2881 (RSP)).
overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Jacky Hénin, Marisa Matias, Miloslav Ransdorf, Patrick Le Hyaric, Lothar Bisky, Jean-Luc Mélenchon, Inês Cristina Zuber namens de GUE/NGL-Fractie
B7‑0506/2012
Resolutie van het Europees Parlement over de binnenkort te houden Wereldconferentie over internationale telecommunicatie (WCIT-2012)
(2012/2881 (RSP)).
Het Europees Parlement,
– gezien het Commissievoorstel voor een besluit van de Raad inzake de vaststelling van het standpunt van de EU over de herziening van het Internationale Telecommunicatiereglement in het kader van de Wereldconferentie over internationale telecommunicatie of de voorbereidende instanties daarvan (COM(2012)0430),
– gezien de EU-wetgeving tot vaststelling van regels op het gebied van telecommunicatie,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat op de in 2010 gehouden Plenipotentiaire Conferentie van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (ITU) is besloten van 3 tot 14 december 2012 in Dubai een Wereldconferentie over internationale telecommunicatie (WCIT) te houden met als doel het Internationale Telecommunicatiereglement (ITR) te herzien;
B. overwegende dat het ITR, dat in 1988 in Melbourne is aangenomen door de Administratieve Wereldconferentie voor Telegrafie en Telefonie en sedertdien niet meer is gewijzigd, aan herziening toe is ter aanpassing aan de nieuwe realiteit in deze dynamische en cruciale sector;
C. overwegende dat de 27 lidstaten van de Europese Unie stemgerechtigde leden van de ITU zijn en overwegende dat de EU daarbij wordt vertegenwoordigd door de Commissie in haar hoedanigheid van niet-stemgerechtigd lid;
1. onderstreept dat telecommunicatie en het internet collectieve goederen zijn en dat ook moeten blijven, aangezien dat de enige manier is om universele toegang tot en democratische controle op deze voorzieningen te kunnen garanderen;
2. pleit ervoor dat de EU zich op de Wereldconferentie over Internationale Telecommunicatie (WCIT) op het standpunt stelt dat eventuele aanpassingen in het bestaande ITR moeten bewerkstelligen dat internationale samenwerking wordt gestimuleerd, dat wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de informatiemaatschappij ten behoeve van alle burgers en telecommunicatiegebruikers in de wereld, zonder dat er sprake is van discriminatie en op een wijze die bevorderlijk is voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) en voor de totstandbrenging van een humane, ontwikkelingsgeoriënteerde en integratiegerichte informatiemaatschappij;
3. is van mening dat de beginselen inzake vrijheid van meningsuiting, persoonlijke levenssfeer en eerbiediging van de mensenrechten op telecommunicatiegebied, en met name op het internet, essentieel zijn voor de opbouw van een rechtvaardige en democratische moderne samenleving; onderstreept dat de culturele diversiteit moet worden geëerbiedigd en gewaarborgd, en dat de expressie daarvan moet worden gestimuleerd, zonder dat er overtuigingen, gewoonten of bepaalde waarden worden opgedrongen;
4. stelt zich op het standpunt dat telecommunicatie en het internet openbare collectieve goederen zijn en dat de overheid de universele toegang daartoe moet garanderen, zodat zij kunnen uitgroeien tot instrumenten voor menselijke en maatschappelijke ontwikkeling en kunnen bijdragen tot de vorming van een integratiegerichte en niet-discriminerende samenleving die iedereen ten goede komt;
5. benadrukt dat de regulering van telecommunicatie en internet op een transparante, multilaterale en democratische manier haar beslag moet krijgen en dat de diverse sectoren van de samenleving erbij moeten worden betrokken, en wel zo dat hun karakter als collectieve creatie bewaard kan blijven en sterker tot uitdrukking kan worden gebracht;
6. is gekant tegen elke vorm van filtering of verkeersprivileges die niet voldoet aan ethische en technische criteria, ongeacht of hij is gebaseerd op politieke, commerciële, religieuze of culturele factoren of op enige andere soort van discriminatie of voorkeursbehandeling, inclusief economische factoren;
7. is een sterk voorstander van het principe van netneutraliteit en steunt derhalve voorstellen om te bewerkstelligen dat het herziene ITR op een hoog kwalitatief en strategisch niveau wordt gehandhaafd en technologisch neutraal blijft, om lagere prijzen en een transparantere prijszetting voor het internationale telecommunicatieverkeer te helpen verwezenlijken, en om de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens te helpen beschermen;
8. dringt aan op nauwere samenwerking en coördinatie tussen de ITU en de relevante organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling van IP-gebaseerde netwerken en van het toekomstige internet, eventueel middels sluiting van samenwerkingsovereenkomsten om de rol van de ITU bij het internetbeheer te vergroten en aldus maximale voordelen voor de mondiale gemeenschap te verkrijgen; is van mening dat de stabiliteit, de veiligheid en de algehele functionaliteit van het telecommunicatienetwerk actief moeten worden beschermd door de invoering van technische maatregelen die stroken met de internationale normen en bevorderlijk zijn voor de toepassing van optimale praktijken;
9. wijst er met nadruk op dat het internet moet zijn gebaseerd op open standaarden die interoperabiliteit vergemakkelijken, iedereen in staat stellen om deel te nemen aan de ontwikkeling ervan en bevorderlijk zijn voor de voortdurende ontwikkeling en grootschalige verspreiding van nieuwe technologieën en toegangs- en gebruiksmodellen; is van mening dat de wet- en regelgeving moeten dienen om de dynamiek van het internet als ruimte voor samenwerking in stand te houden;
10. is van mening dat elke vorm van optreden tegen illegale activiteiten op het netwerk zich moet richten op degenen die direct verantwoordelijk zijn voor dergelijke activiteiten en niet op de toegangs- en verkeersmiddelen, en dat daarbij strikt de hand moet worden gehouden aan de wettelijke rechten van de verdediging, onder voortdurende inachtneming van de fundamentele beginselen inzake vrijheid van meningsuiting, persoonlijke levenssfeer en eerbiediging van de mensenrechten;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.