Ontwerpresolutie - B7-0545/2012Ontwerpresolutie
B7-0545/2012

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Oekraïne

5.12.2012 - (2012/2889(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Libor Rouček, Marek Siwiec, Kristian Vigenin, Bogusław Liberadzki, Norbert Neuser, Juan Fernando López Aguilar namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0544/2012

Procedure : 2012/2889(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0545/2012
Ingediende teksten :
B7-0545/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0545/2012

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Oekraïne

(2012/2889(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties en verslagen, en met name die van 1 december 2011 met aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Raad, de Commissie en de EDEO inzake de onderhandelingen over de associatieovereenkomst EU-Oekraïne[1] en van 24 mei 2012 over de situatie in Oekraïne en de zaak Joelia Timosjenko[2],

–   gezien de verkiezingen voor het Oekraïense parlement, die op 28 oktober 2012 hebben plaatsgevonden,

–   gezien de afronding van de onderhandelingen tussen de EU en Oekraïne over de associatieovereenkomst, met inbegrip van de diepe en brede vrijhandelsovereenkomst,

–   gezien het actieplan voor visumliberalisering EU-Oekraïne, dat op 22 november 2010 is goedgekeurd, en de vooruitgang die tot dusver is geboekt met de uitvoering ervan,

–   gezien het ENB-voortgangsverslag over Oekraïne, dat op 15 mei 2012 is gepubliceerd,

–   gezien de conclusies van de Samenwerkingsraad EU-Oekraïne van 15 mei 2012, en met name de twee verslagen over de uitvoering van de associatieagenda,

–   gezien de op 29 oktober 2012 uitgebrachte verklaring met eerste bevindingen en conclusies van de internationale waarnemersmissie over de parlementsverkiezingen in Oekraïne,

–   gezien de verklaring van zijn Voorzitter, Martin Schulz, van 29 oktober 2012 over het verloop en de resultaten van de parlementsverkiezingen in Oekraïne,

–   gezien de gezamenlijke verklaringen van vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton en commissaris Štefan Füle over de parlementsverkiezingen in Oekraïne, en met name die van 13 november 2012,

–   gezien het verslag van de ad-hocverkiezingswaarnemersdelegatie van het Europees Parlement bij de parlementsverkiezingen in Oekraïne, dat op 6 november 2012 op de vergadering van de Commissie buitenlandse zaken is gepresenteerd,

–   gezien het verslag dat Aleksander Kwasniewski en Pat Cox op 2 oktober 2012 aan het Europees Parlement hebben uitgebracht over de resultaten van hun werkzaamheden als waarnemers bij de rechtszaak tegen Joelia Timosjenko en Joeri Loetsenko,

–   gezien de gezamenlijke verklaring van de top van het oostelijk partnerschap van 30 september 2011 in Warschau,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat Oekraïne op de topconferentie tussen de EU en Oekraïne van 2011 in Kiev is erkend als Europees land met een Europese identiteit, dat met de landen van de EU een gemeenschappelijke geschiedenis en gemeenschappelijke waarden deelt;

B.  overwegende dat een goede mensenrechtensituatie, de eerbiediging van de burgerlijke vrijheden en de grondrechten, de rechtsstaat met eerlijke, onpartijdige en onafhankelijke gerechtelijke procedures en de nadruk op interne hervormingen in Oekraïne van het grootste belang zijn voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne;

C. overwegende dat de OVSE/ODIHR er in haar eerste bevindingen en conclusies op heeft gewezen dat deze verkiezingen gekenmerkt werden door een gebrek aan gelijke kansen, voornamelijk als gevolg van misbruik van administratieve middelen, ondoorzichtige campagne- en partijfinanciering en een gebrek aan evenwichtige berichtgeving in de media;

D. overwegende dat de verschillende internationale waarnemers tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over het verloop en de resultaten van deze parlementsverkiezingen; overwegende dat Mevlut Cavusoglu, voormalig voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE), zijn twijfel heeft geuit over de verklaring van de hoofden van de gecombineerde PACE/OVSE-missie, en van mening was dat de feitelijke bevindingen van de waarneming waren overschaduwd door politieke verklaringen;

E.  overwegende dat de topconferentie tussen de EU en Oekraïne van 2011 tot de ondertekening van de associatieovereenkomst moest leiden, maar dat die doelstelling niet is verwezenlijkt omdat de EU zich zorgen maakte over de politieke situatie in Oekraïne, met name over de aanhouding en berechting van oppositieleiders Joelia Timosjenko en Joeri Loetsenko;

F.  overwegende dat vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton en commissaris Štefan Füle hebben verklaard dat de uiteindelijke beoordeling van de recente parlementsverkiezingen afhangt van de ontwikkelingen na de verkiezingen, en hebben benadrukt dat de bilaterale samenwerking gebaseerd blijft op de eerbiediging van gemeenschappelijke waarden;

G. overwegende dat Aleksander Kwasniewski, de speciaal gezant van de EU, heeft gewaarschuwd voor pogingen om Oekraïne te isoleren, omdat die gunstige voorwaarden voor een ondemocratisch regime zouden kunnen scheppen;

H. overwegende dat Aleksander Kwasniewski, voormalig president van Polen, en Pat Cox, voormalig voorzitter van het Europees Parlement, zijn aangewezen als gezanten van het Europees Parlement om toezicht te houden op de rechtszaak tegen de opgesloten oppositieleidster Joelia Timosjenko;

I.   overwegende dat de nieuwe kieswet, die in november 2011 is aangenomen door een overweldigende constitutionele meerderheid in het Oekraïense parlement, die zowel de regerende coalitie als de parlementaire oppositie omvatte, opnieuw een gemengd kiesstelsel heeft ingevoerd;

J.   overwegende dat de oppositiepartijen, ondanks de bezorgdheid die de internationale verkiezingswaarnemingsmissie heeft geuit, bij deze parlementsverkiezingen een overweldigend resultaat hebben behaald; overwegende dat het resultaat van deze verkiezingen, en met name de intrede van twee nieuwe partijen in de Verkhovna Rada (het Oekraïense parlement) aantoont dat het Oekraïense volk zich niet alleen bewust was van de ruime keuze aan partijen en programma's, maar ook zijn eigen conclusies kon trekken op grond van de geloofwaardigheid van de campagnes van de respectieve partijen;

K. overwegende dat er desondanks twijfel werd geuit over het verloop van het postelectorale proces, dat werd ontsierd door onregelmatigheden, vertragingen bij het tellen van de stemmen en een gebrek aan transparantie in de verkiezingscommissies;

L.  overwegende dat de EU vastbesloten blijft om met Oekraïne te werken aan politieke en economische associatie; overwegende dat de banden tussen de EU en Oekraïne slechts kunnen worden aangehaald als de regering en alle betrokken overheden in Oekraïne snel en vastberaden optreden om de democratische geloofwaardigheid van het land te versterken;

1.  benadrukt dat een doeltreffende samenwerking tussen Oekraïne en de slechts mogelijk is als de Oekraïense autoriteiten duidelijk de bereidheid aan de dag leggen om de noodzakelijke hervormingen, met name van het rechtsstelsel en het gerechtelijk apparaat, door te voeren zodat de beginselen van democratie en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de rechten van minderheden en de rechtsstaat ten volle in acht worden genomen; vraagt de instellingen van de Europese Unie, de Raad van Europa en zijn Commissie van Venetië dit hervormingsproces actief en effectief te ondersteunen;

2.  is verheugd dat het verkiezingsproces bij de parlementsverkiezingen in Oekraïne op 28 oktober 2012 op legitieme en ordelijke wijze is verlopen, hetgeen, ondanks occasionele problemen, beter was dan wat de meeste critici hadden verwacht; merkt evenwel op dat de internationale verkiezingswaarnemingsmissie op een gebrek aan gelijke kansen bij deze verkiezingen heeft gewezen;

3.  merkt op dat de verkiezingscampagne over het algemeen zichtbaar en actief was, met name in de steden, en dat in het grootste deel van het land concurrentie was; is in dit verband verheugd dat de opkomst in heel Oekraïne hoog was;

4.  merkt naar aanleiding van de intrede van twee nieuwe partijen in het Oekraïense parlement met name op dat de kiezers een reële mogelijkheid hadden om tussen een hele reeks kandidaten en partijen te kiezen en op de dag van de verkiezingen hun stem vrij konden uitbrengen; merkt bijgevolg op dat het Oekraïense volk de echte winnaar van de parlementsverkiezingen was, aangezien het zijn stemrecht heeft uitgeoefend en duidelijk zijn politieke wil te kennen heeft gegeven;

5.  is bezorgd over het misbruik van administratieve middelen en het systeem van campagnefinanciering, dat niet voldeed aan de internationale normen die zijn vastgesteld door de Groep van staten tegen corruptie (Greco) van de Raad van Europa; vraagt de nieuwe regering de wet op partijfinanciering verder te verscherpen met het oog op meer transparantie over financiering en uitgaven, volledige openheid over financieringsbronnen en uitgaven voor verkiezingscampagnes, en sancties bij inbreuken op de bepalingen betreffende de financiering van verkiezingscampagnes;

6.  neemt er nota van dat de nieuwe kieswet een stap vooruit betekent voor het medialandschap, met name door de nieuwe bepalingen betreffende het recht van de kiezers op diverse, objectieve en onpartijdige informatie; betreurt echter dat de voornaamste politieke partijen veel geld aan media-aandacht hebben besteed, terwijl de verslaggeving over de campagne beperkt was, waardoor deze bepalingen er minder toe deden;

7.  uit zijn bezorgdheid over de problemen met het tellen en tabelleren van de stemmen in een aantal éénmandaatsdistricten; is tevreden over het besluit van de centrale verkiezingscommissie om voor deze kiesdistricten geen resultaat uit te roepen en over het feit dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om in deze kiesdistricten zo spoedig mogelijk nieuwe verkiezingen te houden;

8.  merkt op dat de verkiezingsadministratie onder leiding van de centrale verkiezingscommissie de technische aspecten van het proces weliswaar op professionele wijze heeft beheerd, maar dat de oppositie twijfel heeft geuit over een gebrek aan transparantie en over de procedure voor de aanwijzing van de kiesdistrictscommissies, en met name over de vertegenwoordiging van een aantal technische partijen;

9.  is verheugd over het besluit van het Oekraïense parlement om een parlementaire onderzoekscommissie op te richten om de problemen tijdens deze verkiezingen en de inbreuken op de kieswet te onderzoeken;

10. vraagt de regering en het nieuwe parlement van Oekraïne onmiddellijk te beginnen aan de herziening van de kieswet voor de presidentsverkiezingen van 2015; dringt erop aan dat daarbij ten volle rekening wordt gehouden met de aanbevelingen van de Commissie van Venetië en de OVSE/ODIHR; vraagt alle politieke partijen samen te werken om de nodige verbeteringen aan te brengen in het verkiezingsproces in Oekraïne;

11. neemt nota van de verklaringen van de president en de premier van Oekraïne waarin zij de inbreuken op de kieswet veroordelen; is verheugd dat zij de rechtshandhavingsinstanties hebben opgedragen alle inbreuken die tijdens het verkiezingsproces zijn gepleegd, te onderzoeken en juridisch te beoordelen en de nodige juridische maatregelen te treffen;

12. vraagt de Oekraïense autoriteiten met aandrang om in samenwerking met EP-gezanten Aleksander Kwasniewski en Pax Cox een redelijke en rechtvaardige oplossing voor de zaak-Timosjenko te vinden; vraagt de Oekraïense regering de definitieve arresten van het Europees hof voor de rechten van de mens over de lopende zaak van Joelia Timosjenko te eerbiedigen en uit te voeren;

13. is verheugd over het feit dat het nieuwe Oekraïense parlement zich ertoe verbonden heeft van de Europese integratie van Oekraïne een prioriteit van het buitenlandse beleid van het land te maken;

14. is ervan overtuigd dat Oekraïne en de EU nu de parlementsverkiezingen achter de rug zijn, ernaar zullen streven de bilaterale betrekkingen op hoog niveau opnieuw een positieve en constructieve impuls te geven met het oog op een succesvolle uitkomst van de topbijeenkomst van het oostelijk partnerschap in Vilnius;

15. benadrukt het strategische en economische belang van de associatieovereenkomst en de diepe en brede vrijhandelsovereenkomst voor zowel Oekraïne als de EU, en vraagt daarom dat deze overeenkomsten onverwijld worden ondertekend; herinnert eraan dat toenadering tot de EU op politiek, economisch en regelgevingsgebied het meest doeltreffende beleidskader is om het welzijn van alle Oekraïense burgers te vergroten;

16. vraagt de president, de regering en het parlement van Oekraïne het proces van modernisering en afstemming op de Europese normen voort te zetten, te intensifiëren en onomkeerbaar te maken; benadrukt dat er prioriteit moet worden gegeven aan hervormingen met het oog op de democratisering van de staatsstructuren en ‑instellingen, het gerechtelijk apparaat en de rechtsgang, alsook economische hervormingen, met name ter bestrijding van corruptie;

17. spreekt nogmaals volmondig zijn steun uit voor de Europese aspiraties van het Oekraïense volk overeenkomstig artikel 49, maar benadrukt dat dit artikel van mogelijke kandidaat-lidstaten eist dat zij de fundamentele waarden van de Unie, waaronder de democratie en de rechtsstaat, eerbiedigen;

18. merkt op dat veel van deze hervormingen het beste kunnen worden gerealiseerd in nauwe samenwerking tussen Oekraïne en de EU; benadrukt dat de associatie waarover al is onderhandeld, een doeltreffende kader vormt voor nauwere samenwerking;

19. vraagt vicevorzitter/hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton en commissaris Štefan Füle met aandrang de banden tussen de EU en Oekraïne aan te halen en zich te blijven inzetten om het potentieel van de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne ten volle te benutten ten behoeve van de burgers van Oekraïne en de EU, onder meer door toe te zien op een gestage vordering van de dialoog over visumliberalisering;

20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de president, de regering en het parlement van Oekraïne en de parlementaire vergaderingen van de Raad van Europa en de OVSE.