Ontwerpresolutie - B7-0561/2012Ontwerpresolutie
B7-0561/2012

ONTWERPRESOLUTIE over het besluit van de Israëlische regering om de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever uit te breiden

10.12.2012 - (2012/2911(RSP))

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Daniel Cohn-Bendit, Hélène Flautre, Nicole Kiil-Nielsen, Margrete Auken, Malika Benarab-Attou, Raül Romeva i Rueda, Judith Sargentini, Ulrike Lunacek, Bart Staes, François Alfonsi, Keith Taylor, Jean‑Jacob Bicep, Rui Tavares namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0561/2012

Procedure : 2012/2911(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0561/2012
Ingediende teksten :
B7-0561/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0561/2012

Resolutie van het Europees Parlement over het besluit van de Israëlische regering om de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever uit te breiden

(2012/2911(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over het Midden-Oosten, met name zijn resolutie van 22 november 2012 over de situatie in Gaza[1],

–   gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 19 november 2012 over Gaza,

–   gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 2 december 2012 over het voornemen van de Israëlische regering om de nederzettingen uit te breiden,

–   gezien de verklaring van secretaris-generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-moon over de 3 000 Israëlische nederzettingseenheden in Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever waarvoor pas toestemming is verleend,

–   gezien resolutie A/HRC/RES/S-12/1 over de situatie van de mensenrechten in het bezette Palestijnse gebied, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, die de VN-Mensenrechtenraad op 16 oktober 2009 op zijn 12de speciale vergadering heeft aangenomen,

–   gezien het verslag van de leiders van de EU-missie naar Oost-Jeruzalem,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN op 22 november 2012 met een overweldigende meerderheid het voorstel heeft goedgekeurd van voorzitter van de Palestijnse Autoriteit Mahmoud Abbas om de status van Palestina bij de VN te veranderen in die van waarnemer zonder lidmaatschap;

B.  overwegende dat de Israëlische regering het besluit van de Algemene Vergadering van de VN unaniem heeft verworpen en de stap heeft omschreven als een grove schending van de met de staat Israël ondertekende akkoorden;

C. overwegende dat de Israëlische regering de dag na de stemming in de Algemene Vergadering van de VN de goedkeuring heeft aangekondigd van 3 000 wooneenheden in Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever en heeft besloten voort te gaan met de werkzaamheden op het gebied van ruimtelijke ordening en landinrichting voor de ontwikkeling van het zogeheten E1-project tussen Jeruzalem en de nederzetting Ma'ale Adumim;

D. overwegende dat het E1-project, als het wordt uitgevoerd, Oost-Jeruzalem zou afsnijden van de rest van de Westelijke Jordaanoever en het noorden en het zuiden van de Westelijke Jordaanoever deels van elkaar zou scheiden; overwegende dat dit, in de woorden van VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon, zou "neerkomen op een wel haast fatale slag voor de resterende kansen voor de totstandbrenging van een tweestatenoplossing";

E.  overwegende dat de Israëlische regering voorts heeft aangekondigd een einde te zullen maken aan de overheveling van de inkomsten van de deze maand namens de Palestijnse Autoriteit door haar geïnde belastingen en het geld in plaats hiervan te zullen gebruiken voor de afbetaling van ongeveer de helft van de schuld die de Autoriteit heeft opgelopen bij het Israëlische elektriciteitsbedrijf;

F.  overwegende dat de EU geen gemeenschappelijk standpunt voor de stemming in de Algemene Vergadering van de VN heeft ingenomen, met bij de stemming over de Palestijnse aanvraag 14 lidstaten die vóór hebben gestemd, 12 die zich hebben onthouden en 1 die tegen heeft gestemd; overwegende dat sommige lidstaten de Israëlische ambassadeur hebben ontboden om hun bezorgdheid uit te spreken over het besluit van de Israëlische regering om de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever uit te breiden;

G. overwegende dat de onderhandelingen tussen de twee partijen over een alomvattende oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict zijn opgeschort; overwegende dat de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever zich permanent uitbreiden, zoals ook blijkt uit de recente publicatie van offerteaanvragen voor meer dan 1 200 woningen in de nederzettingen Ramot en Pisgat Ze'ev;

H. overwegende dat wegens het ontbreken van een effectief EU-controlemechanisme nog altijd producten uit Israëlische nederzettingen in het kader van een preferentiële regeling op de Europese markt terechtkomen; overwegende dat het Europees Parlement in zijn resolutie van 5 juli 2012 heeft aangedrongen op "de volledige en doeltreffende toepassing van de bestaande EU-wetgeving en bilaterale overeenkomsten tussen de EU en Israël, zodat het controlemechanisme van de EU (de "technische regelingen") verhindert dat producten uit Israëlische nederzettingen via een preferentiële regeling uit hoofde van de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël op de Europese markt worden ingevoerd";

I.   overwegende dat stopzetting van de uitbreiding van de nederzettingen door de Palestijnse zijde als voorwaarde wordt beschouwd voor het hervatten van de gesprekken; overwegende dat de Israëlische nederzettingen in de bezette gebieden op grond van het internationaal recht illegaal zijn en een fait accompli vormen, dat de tweestatenoplossing onmogelijk maakt;

J.   overwegende dat het recht van de Palestijnen op zelfbeschikking en een eigen staat onbetwistbaar is, net als het recht van Israël op een bestaan binnen veilige grenzen;

K. overwegende dat op 21 november 2012 een einde is gekomen aan Israëls operatie "Pijler van defensie" als gevolg van een met Egyptische bemiddeling tot stand gebracht akkoord met Hamas in de Gazastrook; overwegende dat de grensovergangen van en naar de Gazastrook sinds juni 2007 gesloten zijn; overwegende dat de blokkade van de Gazastrook een collectieve bestraffing van de bevolking is, die in strijd is met het internationale humanitaire recht;

1.  betreurt het besluit van de Israëlische regering om door te gaan met de uitbreiding van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, met name om het voorbereidende werk voort te zetten van het E1-project, dat de toekomstige oprichting van een levensvatbare Palestijnse Staat op onomkeerbare wijze zou belemmeren;

2.  benadrukt het feit dat dit besluit, dat gemaakt is na de historische opwaardering van de status van Palestina, een daad van vergelding en onterechte bestraffing van de Palestijnen lijkt te zijn, als reactie op het initiatief van Mahmoud Abbas, dat in de VN de steun heeft gekregen van 138 landen;

3.  is van mening dat de nieuwe status van Palestina in de VN zal helpen om de rol van de partijen meer in evenwicht te brengen, met het oog op een hervatting van de directe onderhandelingen;

4.  herhaalt zijn standpunt dat er geen alternatief is voor een via onderhandelingen tot stand gebrachte, alomvattende oplossing van het conflict, resulterend in twee staten, met Israël en een Palestijnse staat die naast elkaar bestaan binnen veilige en internationaal erkende grenzen; dringt er in verband hiermee bij de partijen op aan alles in het werk te stellen om de voorwaarden voor een hervatting van directe, substantiële onderhandelingen tot stand te brengen;

5.  verzoekt de Israëlische regering de overheveling van belastinginkomsten aan de Palestijnse Autoriteit overeenkomstig de ondertekende akkoorden te hervatten, om de humanitaire situatie in de bezette gebieden niet nog erger te maken;

6.  is tevreden met het met Egyptische bemiddeling tot stand gebrachte akkoord van 21 november 2012, waarmee het recente conflict in de Gazastrook en het zuiden van Israël is beëindigd, en verzoekt de partijen verdere onderhandelingen aan te knopen, om het staakt-het-vuren te consolideren en de weg te bereiden voor een permanente stopzetting van de vijandelijkheden;

7.  dringt aan op een onmiddellijke beëindiging van de Israëlische blokkade van Gaza, zodat internationale humanitaire hulp de Gazastrook kan bereiken, met het oog op eerbiediging van de waardigheid en het recht op een betere toekomst van de Palestijnse bevolking in het gebied;

8.  benadrukt het feit dat eerbiediging van de mensenrechten en naleving van het internationale humanitaire recht door alle partijen in alle omstandigheden een essentiële voorwaarde blijft voor de totstandbrenging van een rechtvaardige en duurzame vrede in het Midden-Oosten en wijst er eens te meer op dat vreedzame, niet-gewelddadige middelen de enige manier zijn om tot een duurzame oplossing voor het conflict tussen Israëli's en Palestijnen te komen;

9.  blijft oproepen tot een Palestijnse verzoening als middel tot hereniging van de Palestijnen die in de Gazastrook, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem leven en deel uitmaken van hetzelfde Palestijnse volk in het bezette Palestijnse gebied;

10. dringt nogmaals aan op bevriezing van alle Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, onder andere om de weg vrij te maken voor de hervatting van constructieve en inhoudelijke onderhandelingen tussen de partijen;

11. verzoekt de Commissie en de lidstaten alles in het werk te stellen om te komen tot de volledige en doeltreffende toepassing van de bestaande EU-wetgeving en bilaterale overeenkomsten tussen de EU en Israël, zodat het controlemechanisme van de EU (de "technische regelingen") verhindert dat producten uit Israëlische nederzettingen via een preferentiële regeling uit hoofde van de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël op de Europese markt worden ingevoerd;

12. acht het betreurenswaardig dat de EU eens te meer in de VN niet heeft gesproken met één stem, wat de legitieme aanvraag door Mahmoud Abbas van een opwaardering van de status van Palestina betreft, en verzoekt de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger lessen te trekken uit dit spijtige Europese manco van recente datum, om manieren te vinden om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen;

13. bevestigt nogmaals dat een opwaardering van de betrekkingen tussen de EU en Israël ten strengste afhankelijk moet zijn van strikte naleving van het internationale en het humanitaire recht, inclusief de onmiddellijk opheffing van de blokkade van de Gazastrook, een totale bevriezing van elke bouw van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en een reëel engagement en reële acties met het oog op een alomvattende vredesregeling, alsmede volledige uitvoering van de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie;

14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de gezant van het Kwartet voor het Midden-Oosten, de Israëlische regering, de Knesset, de president van de Palestijnse Autoriteit, de Palestijnse Wetgevende Raad en de organen van de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering.