Ontwerpresolutie - B7-0007/2013Ontwerpresolutie
B7-0007/2013

ONTWERPRESOLUTIE over een jongerengarantie

8.1.2013 - (2012/2901(RSP))

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7‑0554/2012
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Pervenche Berès namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken


Procedure : 2012/2901(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0007/2013
Ingediende teksten :
B7-0007/2013
Aangenomen teksten :

B7‑0007/2013

Resolutie van het Europees Parlement over een jongerengarantie

(2012/2901(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie van 5 december 2012 voor een aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantie (COM(2012)0729),

–   gezien de mededeling van de Commissie over de uitvoering van het initiatief "Kansen voor jongeren" (COM(2012)0727),

–   gezien de mededeling van de Commissie over het initiatief "Kansen voor jongeren" (COM(2011)0933), zijn resolutie van 24 mei 2012 over het initiatief "Kansen voor jongeren"[1] en zijn vraag met verzoek om mondeling antwoord aan de Commissie over het initiatief "Kansen voor jongeren" (O-000106/2012 – B7-0113/2012),

–   gezien de verklaring van de leden van de Europese Raad van 30 januari 2012 getiteld "Naar groeivriendelijke consolidatie en banenvriendelijke groei",

–   gezien zijn resolutie van 14 juni 2010 over het bevorderen van de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt en het versterken van de positie van stagiair en leerling[2],

–   gezien het Eurofound-rapport van 13 juni 2012 getiteld "Youth Guarantee: Experiences from Finland and Sweden"[3],

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Jeugd in beweging" (COM(2010)0478),

–   gezien het document van de Internationale Arbeidsorganisatie van september 2012 getiteld "Global employment outlook: Bleak labour market prospects for youth"[4] en de resolutie en conclusies van de 101e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie (Genève, 2012) getiteld "The youth unemployment crisis: A call for action"[5],

–   gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de totale werkloosheid als gevolg van de economische crisis in oktober 2012 gestegen was tot het nooit eerder geziene peil van 10,7%, waarbij 25,91 miljoen mensen op zoek waren naar een baan[6];

 

B.  overwegende dat de jeugdwerkloosheid gestegen is tot maar liefst 23,4%, waarbij 5,68 miljoen jongeren geen baan hebben, en dat dit voor een deel een afspiegeling is van het feit dat de aangeboden vaardigheden en de eisen van de arbeidsmarkt niet op elkaar afgestemd zijn, hoewel dit vaak los staat van het opleidingsniveau van de werkzoekenden; overwegende dat uit onderzoek blijkt dat jeugdwerkloosheid vaak blijvende littekens achterlaat, zoals een grotere kans op werkloosheid in de toekomst en permanente sociale uitsluiting;

C. overwegende dat de leden van de Europese Raad in hun verklaring van 29 juni 2012 de lidstaten hebben opgeroepen hun inspanningen op te drijven om meer jongeren aan een baan te helpen "opdat zij binnen enkele maanden nadat zij van school komen, een goede baan, voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel of een stage krijgen aangeboden";

D. overwegende dat een jongerengarantie bijdraagt tot de verwezenlijking van drie doelstellingen van de Europa 2020-strategie, namelijk dat 75% van de bevolking in de leeftijdsgroep 20-64 jaar werk moet hebben, dat het aantal jongeren dat vroegtijdig de school verlaat niet meer dan 10% mag bedragen en dat ten minste 20 miljoen mensen uit de armoede en sociale uitsluiting moeten worden gehaald;

E.  overwegende dat door de crisis het aantal precaire arbeidsvormen voor jongeren is toegenomen, waarbij kortlopende en deeltijdcontracten en onbezoldigde arbeidsregelingen al te vaak in de plaats komen van bestaande banen;

F.  overwegende dat, indien de EU niets doet aan het probleem van jongeren die geen werk hebben of geen onderwijs of opleiding volgen, de kosten hiervan geraamd worden op 153 miljard euro, wat overeenkomt met 1,2% van het bbp van de EU, en dat de EU momenteel 7,5 miljoen jongeren telt die geen werk hebben of geen onderwijs of opleiding volgen;

G. overwegende dat de Commissie in haar werkgelegenheidspakket voor jongeren aandringt op een jongerengarantie;

1.  steunt ten zeerste het initiatief van de Commissie voor een voorstel voor een aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantie;

2.  verzoekt de ministers van werkgelegenheid en sociale zaken van de lidstaten op de EPSCO-Raad in februari 2013 overeenstemming te bereiken over een aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantieregeling in alle lidstaten; benadrukt dat de jongerengarantie geen jobgarantie is, maar wel een instrument dat ervoor zorgt dat alle jonge EU-burgers en legaal in de EU verblijvenden onder de 25 jaar en alle pas afgestudeerden onder de 30 jaar binnen de vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of van school komen, een goede baan, voortgezet onderwijs of een plaats in het leerlingstelsel aangeboden krijgen; benadrukt dat jongerengarantieregelingen de situatie van jongeren die geen werk hebben of geen onderwijs of opleiding volgen, doeltreffend moeten kunnen verbeteren; benadrukt dat jongerengarantieregelingen in aanmerking moeten komen voor specifieke Europese financieringsvormen, met name in de lidstaten met de hoogste jeugdwerkloosheid;

3.  is van mening dat de financiering van jongerengarantieregelingen door de Unie een cruciale rol speelt, dat met name het Europees Sociaal Fonds (ESF) zodanig gestructureerd moet zijn dat het de jongerengarantie kan financieren en dat het ESF daarom minstens 25% van de middelen van de structuurfondsen moet ontvangen; is evenwel van mening dat moet worden gestreefd naar een passend evenwicht tussen financiering door de EU en door de lidstaten;

4.  erkent dat jongeren geen homogene groep vormen en niet allemaal dezelfde sociale achtergrond hebben, en dat er daarom onder de lidstaten een verschillende mate van bereidheid is om een jongerengarantie goed te keuren; wijst er bijgevolg op dat voor alle jongeren eerst een gepersonaliseerde beoordeling van hun behoeften moet plaatsvinden en dat er daarna specifieke, op hen afgestemde diensten moeten worden verleend;

5.  benadrukt dat nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten en, op nationaal niveau, tussen (sectorale) sociale partners, lokale en regionale autoriteiten, openbare en particuliere arbeidsdiensten en lokale en regionale onderwijs- en opleidingsinstellingen van cruciaal belang is om de jongerengarantieregelingen doeltreffend uit te voeren;

6.  merkt op dat de jongerengarantieregelingen moeten worden onderworpen aan een kwaliteitskader om ervoor te zorgen dat het onderwijs, de opleidingen en de banen die worden aangeboden, vergezeld gaan van passende betaling, arbeidsvoorwaarden en gezondheids- en veiligheidsnormen;

7.  is ingenomen met de suggestie van de Commissie om via een comité voor de werkgelegenheid te zorgen voor multilateraal toezicht op de uitvoering van de jongerengarantieregelingen, en vraagt in dit comité te worden vertegenwoordigd;

8.  verzoekt de lidstaten met name de onderwijs- en opleidingsnormen voor jongeren te hervormen om hun kansen op een baan en een goed leven aanzienlijk te verbeteren;

9.  erkent dat er onder de lidstaten een verschillende mate van bereidheid is om een jongerengarantie goed te keuren en verzoekt de Commissie met name die lidstaten te steunen die het momenteel financieel moeilijk hebben; verzoekt de Commissie met klem in het kader van het Europees semester nauwlettend toe te zien op en verslag uit te brengen over de uitvoering van jongerengaranties en, indien van toepassing, de lidstaten te noemen die nalaten jongerengaranties in te voeren;

10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.