ONTWERPRESOLUTIE over de vermelding van het land van oorsprong van sommige producten die worden ingevoerd uit derde landen
9.1.2013 - (2012/2923(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement
Yannick Jadot namens de Verts/ALE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0013/2013
B7‑0016/2013
Resolutie van het Europees Parlement over de vermelding van het land van oorsprong van sommige producten die worden ingevoerd uit derde landen
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen (COM(2005)0661 – C7-0048/2010 – 2005/0254(COD)),
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0273/2010),
– gezien zijn standpunt in eerste lezing van 21 oktober 2010[1],
– gezien de bijlage bij de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld "Werkprogramma van de Commissie 2013" (COM(2012)0629) van 23 oktober 2012,
– gezien de vraag aan de Commissie over de verordening inzake het aanduiden van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen ("Made in") (O-000217/2012 - B7-0552/2012),
– gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het op 21 oktober 2010 met 525 stemmen voor, 49 tegen, bij 44 onthoudingen zijn standpunt in eerste lezing aannam inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het aanduiden van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen ("Made in – verordening");
B. overwegende dat er sindsdien weliswaar reeds meer dan twee jaar zijn verstreken, maar de Raad nog altijd geen gemeenschappelijk standpunt heeft geformuleerd, waarmee er sprake is van een patstelling in de medebeslissingsprocedure;
C. overwegende dat de Commissie in haar werkprogramma 2013 vermeldt dat, nog afgezien van het ontbreken van overeenstemming in de Raad, haar voorstel wegens recente ontwikkelingen in de WTO-jurisprudentie achterhaald is;
D. overwegende dat de EU de geldende voorschriften inzake de vermelding van het land van oorsprong van ingevoerde goederen, behalve voor bepaalde gevallen in de landbouwsector, niet heeft geharmoniseerd en overwegende dat om deze reden de verschillen tussen de in de lidstaten geldende stelsels tot een in het algemeen inconsequente situatie hebben geleid;
E. overwegende dat in andere lidstaten van de WTO, zoals Brazilië, Canada, China en de VS, voor bepaalde producten programma's voor een verplichte oorsprongsaanduiding zijn ingevoerd;
F. overwegende dat gemeenschappelijke bepalingen vereist zijn om de concurrentie tussen handelspartners te versterken en om gelijke uitgangspunten voor iedereen te creëren, hetgeen vooral ook aan KMO's ten goede zal komen;
G. overwegende dat informatie en transparantie fundamentele pijlers van de consumentenbescherming zijn;
H. overwegende dat Europese consumenten te kennen hebben gegeven dat de oorsprongsaanduiding een relevant punt is dat een aanwijzing geeft over veiligheids- en milieuaspecten en dat ook in verband met sociale aspecten van belang is;
1. betreurt het besluit van de Commissie tot intrekking van het inmiddels in eerste lezing door het Parlement aangenomen voorstel voor een verordening inzake het aanduiden van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen, zonder het tijdig daarvan op de hoogte te hebben gebracht en zonder de medewetgevers vóór het besluit tot intrekking hiervoor een nauwkeurige motivering te geven;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel te heroverwegen;
3. verzoekt de Commissie anders met klem een herzien voorstel voor deze verordening met daarin de noodzakelijke veranderingen voor te leggen;
4. vraagt de Commissie het Parlement op de hoogte te brengen van het tijdschema voor de toekomstige stappen die vereist zijn om de wetgevingsprocedure opnieuw op gang te brengen en de huidige patstelling te doorbreken;
5. verzoekt de Commissie een nauwkeurig overzicht te geven van de stelsels voor de oorsprongsaanduiding die de belangrijkste handelspartners van de EU hanteren, zodat de EU deze als eventuele richtsnoeren voor het opstellen van haar eigen voorschriften kan gebruiken en daarbij het initiatief te nemen voor een open interinstitutionele discussie over de benadering die de voorkeur moet hebben;
6. wijst er opnieuw op dat het in de huidige context van concurrentie op wereldschaal belangrijk is om voor gelijke uitgangspunten voor iedereen te zorgen, zodat recht wordt gedaan aan de voorwaarden voor de vervaardiging van producten van hoge kwaliteit en aan normen op het gebied van het milieu en op sociaal gebied, wat in het bijzonder van belang is voor KMO's en tevens voor consumentenbeschermingsdoeleinden;
7. vraagt de Raad een gemeenschappelijk standpunt vast te stellen naar aanleiding van de eerste lezing door het Parlement zodat de oordelen van de instellingen op de gebruikelijke wijze tegenover elkaar kunnen worden geplaatst;
8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1] PB C 70 E van 8.3.2012, blz. 212.