Ontwerpresolutie - B7-0086/2013Ontwerpresolutie
B7-0086/2013

ONTWERPRESOLUTIE over de risico- en veiligheidsbeoordelingen ("stress tests") van kerncentrales in de Europese Unie en gerelateerde activiteiten

6.3.2013 - (2012/2830(RSP))

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7‑0108/2013
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Amalia Sartori namens de Commissie industrie, onderzoek en energie


Procedure : 2012/2830(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0086/2013
Ingediende teksten :
B7-0086/2013
Aangenomen teksten :

B7‑0086/2013

Resolutie van het Europees Parlement over de risico- en veiligheidsbeoordelingen ("stress tests") van kerncentrales in de Europese Unie en gerelateerde activiteiten

(2012/2830(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien mededeling (COM(2012)0571) van de Commissie van 4 oktober 2012 inzake de volledige risico- en veiligheidsevaluatie ("stress tests") van kerncentrales in de Europese Unie en gerelateerde activiteiten,

–   gezien de onderzoeksbezoeken aan de centrales die door de Groep Europese regelgevers op het gebied van nucleaire veiligheid (Ensreg) werden georganiseerd als follow-up na de voltooiing van het evaluatieproces over de "stresstests", met het doel om informatie uit te wisselen over de maatregelen die in de kerncentrale getroffen, gepland of in overweging genomen zijn ter verbetering van de veiligheid naar aanleiding van de "stresstests", en om goede praktijken en opmerkelijke successen vast te stellen en eventuele lering die getrokken is uit de uitvoering van de maatregelen of de moeilijkheden die daarbij zijn opgetreden,

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2011, met name het daarin geformuleerde verzoek aan de onafhankelijke nationale autoriteiten in de EU om een alomvattende en transparante risico- en veiligheidsbeoordeling van alle kerncentrales in de EU uit te voeren, in het kader van de lering die getrokken is uit het ongeval in de kerncentrale van Fukushima-Daiichi in Japan,

–   gezien de goedkeuring van het actieplan van de Ensreg op 1 augustus 2012, waarmee wordt gewaarborgd dat de nationale regelgevende instanties en de Ensreg op een consistente manier gevolg zullen geven aan de aanbevelingen en de suggesties van de "peer reviews" over de "stresstests",

–   gezien Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009[1] tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties, waarin wordt benadrukt dat de nationale verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de veiligheid van nucleaire installaties een grondbeginsel is en dat de voornaamste verantwoordelijkheid voor het toezicht op nucleaire veiligheidsinstallaties bij de nationale regelgevende instanties berust,

–   gezien het verslag van de Ensreg inzake de "peer review" over de "stresstests", dat is aangenomen door de Ensreg en de Commissie, en de bijbehorende gezamenlijke verklaring van de Ensreg en de Commissie van 26 april 2012,

–   gezien de kernramp in de kerncentrale Fukushima-Daiichi in Japan van 2011,

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012, met name het verzoek aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat de aanbevelingen in het verslag van de Ensreg volledig en tijdig worden uitgevoerd na de voltooiing van de "stresstests" voor nucleaire veiligheid,

–   gezien Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011[2] tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtsof en radioactief afval,

–   gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, met name de artikelen 2 en 30,

–   gezien de vraag aan de Commissie over de volledige risico- en veiligheidsevaluatie ("stress tests") van kerncentrales in de Europese Unie en gerelateerde activiteiten (O-183/2012 - B7-0108/2013),

–   gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat in het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie van het Europees Parlement van 16 oktober 2012 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid wordt verlangd dat nucleaire veiligheid in derde landen voldoet aan Europese veiligheidsnormen;

B.  overwegende dat de volledige risico- en veiligheidsevaluatie ("stress tests") van kerncentrales in de Europese Unie en gerelateerde activiteiten zijn uitgevoerd om de paraatheid van kerncentrales bij een aantal extreme omstandigheden te onderzoeken;

1.  neemt nota van de mededeling van de Commissie over de "stress tests" die na het incident in Fukushima zijn uitgevoerd en over de resultaten daarvan; is ingenomen met het initiatief van de Commissie, in het bijzonder via de Ensreg, en de nationale regelgevende instanties om 45 reactoren in de EU en 20 reactoren buiten de EU aan een "stresstest"-procedure te onderwerpen; onderstreept het nut van deze procedure en het feit dat het hierbij om een op mondiaal vlak unieke exercitie gaat; verwacht dat de resultaten van de "stresstests" zullen bijdragen aan de bevordering van een cultuur van nucleaire veiligheid in Europa en daarmee een internationaal voorbeeld kunnen stellen; looft de inspanningen om de "stresstests" zo transparant mogelijk te maken;

2.  neemt kennis van de belangrijkste conclusies van het verslag over de "peer reviews", waarin vier hoofdterreinen voor verbetering in Europa worden onderscheiden: 1) advisering door de Western European Nuclear Regulators Association (organisatie van nucleaire toezichthoudende autoriteiten in West-Europa - WENRA) over de beoordeling van natuurlijke risico's en marges, rekening houdend met de bestaande richtsnoeren van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA); 2) onderstreping van het belang van periodieke veiligheidsbeoordelingen; 3) tenuitvoerlegging van erkende maatregelen ter bescherming van de integriteit van de omhulling; en 4) minimalisering van het aantal ongelukken ten gevolge van natuurlijke risico's en beperking van hun gevolgen;

3.  onderkent dat landen na de "stresstests" zijn begonnen maatregelen uit te voeren of te plannen die de veiligheid van hun centrales in de hand zullen werken, gezien de lering die getrokken is uit de ramp in de centrale van Fukushima; verwelkomt het feit dat de Ensreg en de Commissie overeenstemming hebben bereikt over een actieplan voor de follow-up van de aanbevelingen en ook dat alle maatregelen ter verbetering van de nucleaire veiligheid op Europees niveau zullen worden uitgewisseld; beklemtoont dat de Commissie op grond van "peer review" maatregelen heeft vastgesteld die op EU-niveau moeten worden overwogen; roept alle betrokkenen op een adequate en acute follow-up te geven aan alle bevindingen en aanbevelingen in die "peer review", waaronder aan de daarin geïdentificeerde goede praktijken; beveelt in dit verband aan om de leidende rol van de Ensreg bij het toezicht op de uitvoering - op grond van nationale actieplannen- van de aanbevelingen van de "peer reviews" te bekrachtigen; verzoekt de Ensreg regelmatig verslag uit te brengen aan de Commissie, het Europees Parlement en de Raad over de vooruitgang die wordt geboekt, en vindt dat het Parlement elk jaar op de hoogte moet worden gesteld van en geraadpleegd moet worden over resultaten, maatregelen en plannen op het vlak van nucleaire veiligheid;

4.  herinnert er echter aan dat de reikwijdte van de door de Commissie en de Ensreg geïnitieerde "stresstests" beperkt was en dat ze in de eerste plaats bedoeld waren om de degelijkheid en de paraatheid van kerncentrales in het geval van ernstige externe gebeurtenissen te beoordelen; is dan ook van oordeel dat de "stresstests" hoofdzakelijk tot doel hadden de degelijkheid en de paraatheid van kerncentrales in het geval van ernstige externe gebeurtenissen te beoordelen en niet bedoeld waren ter vervanging van de volledige veiligheidstoetsing van kerncentrales die onder verantwoordelijkheid van de lidstaten ter beoordeling van de nucleaire veiligheid van kerncentrales wordt uitgevoerd; dringt er dan ook bij de Commissie op aan de algemene degelijkheid van kerncentrales (vooral met betrekking tot mogelijke scheuren in drukvaten) als een specifiek criterium op te nemen in toekomstige "stresstests";

5.  merkt op dat de huidige resultaten ook de situatie in een aantal niet-EU-landen weerspiegelen, zij het dat de "stresstests" daar soms met gebruikmaking van andere methodes en tijdsschema's zijn uitgevoerd;

6.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan niet-EU-landen (en vooral buurlanden) die over kerncentrales beschikken, aan te moedigen de "stresstest"-procedure toe te passen en de resultaten daarvan mee te delen; benadrukt dat het belangrijk is de internationale nucleaire veiligheids- en beveiligingsnormen te verscherpen en adequaat toe te passen; moedigt de EU aan de internationale samenwerking op dit vlak voort te zetten, met name in de context van het IAEA;

7.  merkt op dat het Verdrag inzake nucleaire veiligheid een rechtsinstrument is dat gericht is op de bevordering van een hoog niveau van nucleaire veiligheid op mondiaal niveau en de verdragspartijen (waaronder Euratom) ertoe verplicht tijdens hun periodieke bijeenkomsten onder auspiciën van het IAEA verslagen over de naleving van hun verplichtingen op het gebied van "peer review" in te dienen; dringt erop aan het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC) te gebruiken om "stresstests" - op basis van de ervaring die in Europa is opgedaan - ook in de rest van de wereld ingang te doen vinden;

8.  brengt in herinnering dat de gevaren van radioactief afval opnieuw onder de aandacht gebracht zijn door de ramp in de kerncentrale van Fukushima; merkt op dat natuurrampen zoals aardbevingen en tsunami's ook van invloed kunnen zijn op de veiligheid van bestaande of in aanbouw zijnde kerncentrales in de EU en haar buurlanden met een hoog aardbevings- en tsunamirisico, zoals de centrale van Akkuyu in Turkije; vindt dat er - naast de maatregelen voor kerncentrales zelf - op het niveau van de EU en de lidstaten alles aan moet worden gedaan om te waarborgen dat de verwerking van radioactief afval niet in hoogrisicogebieden plaatsvindt; verzoekt de Commissie ertoe bij te dragen dat de beste installaties voor het op een zo veilig mogelijke wijze opslaan van radioactief afval op een transparante en onbevooroordeelde manier worden uitgekozen; dringt er bij buurlanden en kandidaat-lidstaten op aan zich aan te sluiten bij het communautaire systeem voor de snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar (Ecurie);

9.  verzoekt de lidstaten en nationale regelgevende instanties de aanbevelingen en suggesties uit het "peer review"-verslag van de Ensreg uit te voeren, met inbegrip van de goede praktijken die daarin zijn vastgesteld, en in voorkomend geval hun wetgeving aan te passen om rekening te houden met de lering die uit de ramp in Fukushima-Daiichi getrokken is;

10. verzoekt de Commissie voorstellen in te dienen voor de definitie van de beginselen op het gebied van nucleaire veiligheidsvoorschriften voor kerncentrales in de EU die in bedrijf zijn, ontmanteld worden of al ontmanteld zijn, met het oog op de oprichting op EU-niveau van een toezichtsmechanisme voor nucleaire veiligheid, en de lidstaten verantwoordelijkheid te stellen voor het garanderen van nucleaire veiligheid;

11. verlangt dat zolang kerncentrales nog in bedrijf zijn de onafhankelijkheid en de transparantie van de toezichtsinstanties de hoogste prioriteit moet krijgen;

12. is van mening dat er verschillende nationale benaderingen bestaan om de effecten van vliegrampen op de veiligheid van kerncentrales te beoordelen; merkt op dat "vliegrampen in de veiligheidsbeoordelingen niet expliciet als ontstaansfeit worden beschouwd" en dat alleen de effecten van vliegrampen geschetst zijn in de specificaties van de "stresstests"; betreurt het echter dat slechts vier lidstaten zulke beoordelingen in hun "stresstest"-verslagen hebben opgenomen; merkt echter op dat er in de specificaties van de "stresstests" vermeld staat dat "de beoordeling van de gevolgen van falende veiligheidsfuncties ook relevant is als de ontstane situatie een indirect ontstaansfeit heeft, zoals (...) een vliegramp"; merkt verder op dat dit risico in eerste instantie deel uitmaakt van de nationale veiligheidsaangelegenheden en de soevereiniteit van de lidstaten, hetgeen aanleiding is geweest voor de oprichting van een Groep ad hoc inzake nucleaire beveiliging (AHGNS) voor het gedetailleerd beoordelen van deze kwestie en het formuleren van conclusies; weet dat er verdere uitwisselingen tussen de lidstaten over dit onderwerp gepland staan in de juiste fora, zoals de Ensra (Europese vereniging van regelgevende instanties op het gebied van nucleaire beveiliging); verzoekt alle betrokken partijen, inclusief de lidstaten, de Commissie, de Ensreg, de Ensra en de exploitanten van kerncentrales, samen te werken om te anticiperen op de risico's van vliegrampen en daartoe een gemeenschappelijke aanpak overeen te komen, in de onderkenning dat dit risico deel uitmaakt van nationale veiligheidsaangelegenheden en de soevereiniteit van de lidstaten;

13. onderstreept dat de EU over 47 kerncentrales met 111 reactoren beschikt waarvoor geldt dat er meer dan 100 000 mensen in een straal van 30 km wonen; betreurt dat de reikwijdte van de "stresstests" niet tot "off-site"-paraatheid in noodgevallen is uitgebreid, hoewel deze factor van groot belang is voor het beperken van de effecten van een mogelijke ramp met een kerncentrale voor de bevolking; juicht het toe dat de Commissie, ondersteund door de Ensreg, de aanzet heeft gegeven voor een studie naar grensoverschrijdende regio's in de EU en gevraagd heeft om uiterlijk eind 2013 aanbevelingen te krijgen over onder andere "off-site" preventieve maatregelen, en verzoekt dat de resultaten van deze studie ten laatste eind 2014 bekend worden gemaakt; beveelt in dit verband aan de bevoegde grensoverschrijdende autoriteiten op nationaal en regionaal niveau bij dit proces te betrekken, bijvoorbeeld daar waar het gaat om hun actieplannen op het gebied van veiligheid en hun ervaringen met informatie- en communicatieprocessen voor kerncentrales die in de onmiddellijke nabijheid van de landsgrenzen zijn gebouwd;

14. verlangt dat de burgers van de EU volledig worden geïnformeerd en geraadpleegd over de nucleaire veiligheid in de Europese Unie;

15. onderstreept dat de beschikbaarheid van gekwalificeerd en ervaren personeel cruciaal is voor grote nucleaire veiligheid; hamert er daarom op dat op EU- en nationaal niveau alle noodzakelijke maatregelen ten uitvoer worden gelegd om een hoog niveau van vaardigheden op het gebied van nucleaire veiligheid, afvalbeheer, bescherming tegen straling en de paraatheid bij noodsituaties te bevorderen en in stand te houden; verzoekt de Commissie de grensoverschrijdende uitwisseling van deskundigen en goede praktijken te bevorderen, en onderstreept het belang van het waarborgen van passende arbeidsomstandigheden, met name met betrekking tot arbeidstijd, teneinde de nucleaire veiligheid niet in gevaar te brengen;

16. doet de aanbeveling dat de EU internationale inspanningen voor de ontwikkeling van de hoogste veiligheidsnormen steunt die strikt moeten worden toegepast, gelijke tred moeten houden met de wetenschappelijke vooruitgang, en de legitieme bezwaren van de burgers moeten weerspiegelen; beklemtoont in dit verband de rol van de EU in het nabuurschapsbeleid als instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid; dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan zich gezamenlijk te verplichten tot verscherping van de internationale nucleaire veiligheidsnormen en tot de adequate toepassing daarvan, in nauwe samenwerking met het IAEA, het secretariaat van het Espoo-Verdrag en andere relevante internationale organisaties; verzoekt de Commissie het post-Fukushima actieplan van het IAEA te steunen en een integraal actieplan met concrete afspraken voor de uitvoering daarvan in te dienen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan in coöperatie met het IAEA constructief samen te werken met landen die geen transparante "stresstests" voor nucleaire veiligheid hebben uitgevoerd, zoals Belarus, Rusland en Turkije, en dringt er bij deze landen op aan de internationale veiligheidsnormen in acht te nemen en tijdens alle stadia van de voorbereiding, bouw, exploitatie en ontmanteling van kerncentrales samen te werken met internationale deskundigen; is in dit verband van mening dat de EU ten volle gebruik moet maken van de bij internationale organisaties en instanties aanwezige expertise;

17. is van oordeel dat de EU overeenkomstig het Euratom-Verdrag op het vlak van nucleaire veiligheid nauw moet samenwerken met het IAEA; onderstreept dat in het kader van verordening van de Raad tot vaststelling van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid onder andere Japan hulp moet worden geboden bij de stabilisatie en de sanering van de kerncentrale van Fukushima- Daiichi en bij stralingsbescherming en voedselveiligheid in Japan;

18. merkt op dat de nationale regelgevende instanties op grond van de "stresstests" hebben geconcludeerd dat er geen technische redenen zijn voor de sluiting van kerncentrales in de EU; onderstreept overigens dat uit de "stresstests" ook is gebleken dat bijna alle kerncentrales op hun specifieke situatie toegesneden veiligheidsverbeteringen moeten doorvoeren, aangezien een vrij groot aantal technische opwaarderingsmaatregelen is geïdentificeerd, en dat de implementatie van eerder genomen maatregelen nog niet is voltooid; dringt aan op onmiddellijke tenuitvoerlegging van de noodzakelijke opwaarderingsmaatregelen, en wijst erop dat maatregelen met betrekking tot nucleaire beveiliging en veiligheid niet mogen worden beïnvloed door de bezuinigingsmaatregelen die door de lidstaten zijn opgelegd;

19. verlangt met het oog op efficiënte beleidsvorming en een transparante maatschappelijke discussie dat de eerste raming van de totale kosten voor de noodzakelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheid waarvoor een aanbeveling is gedaan in de "stresstests" met betrekking tot de 132 reactoren die in de EU in bedrijf zijn (10 tot 25 miljard euro voor de komende jaren) verder wordt gestaafd met een meer gedetailleerde kostenanalyse die moet worden uitgevoerd door de nationale regelgevende instanties in samenwerking met de exploitanten van kerncentrales, en die - indien mogelijk - gekoppeld wordt aan de keuze voor gedane aanbevelingen; is van mening dat wat de kosten van zulke verbeteringen ook zijn, deze volledig moeten worden gedragen door de exploitanten van de kerncentrales en niet door de belastingbetaler; verzoekt de Commissie hierop streng toezicht uit te oefenen, waaronder in het kader van haar bevoegdheden op het vlak van het mededingingsbeleid;

20. beklemtoont dat een algemeen beleid inzake nucleaire beveiliging en veiligheid de volgende zaken moet omvatten: alle kerncentrales, de veiligheid van splijtstof en reactoren, afvalbeheer en ontmanteling, bedrijfsveiligheid, voldoende personeel, voortdurende verbetering van de veiligheidsomstandigheden van alle werknemers in deze sector, paraatheid bij noodsituaties, met inbegrip van grensoverschrijdende "off-site"-noodplannen, en de garantie voor sterke en onafhankelijke regelgevende instanties;

21. is van mening dat zolang de bestaande kerncentrales in bedrijf blijven en nieuwe kerncentrales gebouwd worden het niveau van nucleaire veiligheid in de EU, maar ook in derde (buur)landen, als eerste prioriteit moet voldoen aan de hoogste veiligheids- en beveiligingspraktijken en -normen in de wereld; acht het van cruciaal belang dat er aandacht wordt besteed aan deze kwesties gedurende de hele levenscyclus van kerncentrales, dus ook bij hun eventuele ontmanteling; onderstreept dat de kosten die tijdens de levenscyclus van kerncentrales ontstaan (in verband met locatiekeuze, ontwerp, bouw, inbedrijfname, werking en ontmanteling) bij de veiligheidsbeoordeling van een kerncentrale moeten worden meegewogen; vindt dat kosten- en risicoanalyses een belangrijke rol toekomt bij de besluiten betreffen het al dan niet open houden van kerncentrales;

22. is van mening dat de beheersing van alle externe gevaren een beoordelingsprocedure moet doorlopen die ten minste in overeenstemming is met de richtsnoeren van het IAEA, waarbij ook niet-technische aspecten niet mogen worden onderschat;

23. merkt op dat de verschillen tussen de lidstaten kunnen leiden tot uiteenlopende benaderingen van de regelgeving op het gebied van nucleaire veiligheid, maar dat alle lidstaten partij zijn bij de nucleaire veiligheidsnormen van het IAEA en verplicht zijn de bepalingen van de uniale wetgeving inzake nucleaire veiligheid in acht te nemen en uit te voeren;

24. onderkent dat volgens de mededeling van de Commissie en het "peer review"-verslag van de Ensreg de "stresstests" hebben laten zien dat periodieke veiligheidsbeoordelingen een toegevoegde waarde vormen als efficiënt hulpmiddel om de veiligheid en de degelijkheid van kerncentrales te handhaven en te verbeteren; wijst bijvoorbeeld op het standpunt van de Ensreg dat er ten minste elke 5 of 10 jaar een herbeoordeling moet plaats vinden van de risico's op natuurrampen en van de daartoe getroffen voorzieningen binnen de kerncentrales; doet de aanbeveling dat periodieke beoordelingen gebaseerd moeten zijn op gemeenschappelijke veiligheidsnormen en dat de herziening van het wettelijk kader inzake nucleaire veiligheid ook moet gelden voor de desbetreffende bepalingen;

25. is verheugd over de op stapel staande herziening van de Richtlijn betreffende nucleaire veiligheid, die ambitieus moet zijn en de mogelijkheid moet bieden om aanzienlijke verbeteringen aan te brengen op terreinen als veiligheidsprocedures en -kaders, en de rol en de middelen van nucleaire regelgevende instanties, waarbij met de onafhankelijkheid, de openheid en de transparantie van deze instanties moeten worden vergroot, en het toezicht en de "peer review" moeten worden verbeterd; onderstreept dat bij de herziening van het wettelijk kader inzake nucleaire veiligheid rekening moet worden gehouden met lopende internationale activiteiten, onder andere op het niveau van het IAEA;

26. onderkent dat de aanbevelingen moeten worden opgevolgd in nauwe samenwerking met de autoriteiten die voor nucleaire veiligheid verantwoordelijk zijn, en dat de mate waarin het toepassingsgebied van de periodieke veiligheidsbeoordeling uitgebreid dient te worden, moet worden vastgesteld; wijst nogmaals op het belang van grensoverschrijdende samenwerking en de uitwisseling van goede praktijken op dit vlak, alsook op het belang van coördinatie bij de uitwisseling van kennis; is tegelijkertijd van oordeel dat grensoverschrijdend voor garanties ten aanzien van veiligheid en het toezicht daarop moet worden gezorgd; is in dit verband van oordeel dat rekening moet worden gehouden met de mensen die binnen een straal van 50 km rond een kerncentrale wonen, en dat indien de meerderheid daarvan in een aangrenzende lidstaat woont de bevoegde autoriteit van die lidstaat ook bij het besluitvormingsproces moet worden betrokken;

27. pleit ervoor dat de lidstaten en de Unie samen voorlichting en bewustmaking moeten bevorderen om burgers te informeren over de noodzaak en de voordelen van "stresstests";

28. is in dit verband ingenomen met de intentie van de Commissie om voorstellen te ontwikkelen voor wetgevings- en niet-wetgevingsinstrumenten op het vlak van nucleaire verzekeringen en aansprakelijkheid; wijst erop dat nucleaire aansprakelijkheid van burgers al is opgenomen in internationale verdragen (Parijs en Wenen); is evenwel van oordeel dat exploitanten van kerncentrales en afvalverwerkers over waterdichte financiële voorzieningen moeten beschikken om in het geval van een ongeluk alle kosten te kunnen vergoeden van schade aan mensen en het milieu waarvoor zij de aansprakelijkheid dragen; verzoekt de Commissie in dit verband hiervoor ten laatste eind 2013 voorstellen uit te werken en voor te leggen;

29. verzoekt de lidstaten in te stemmen met nauwe betrokkenheid van het Europees Parlement bij wetgeving waarover wordt besloten in het kader van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom);

30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Europese Raad, en de nationale parlementen.