Ontwerpresolutie - B7-0099/2013Ontwerpresolutie
B7-0099/2013

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Egypte

6.3.2013 - (2013/2542(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Marietje Schaake, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Alexander Graf Lambsdorff, Ivo Vajgl, Jelko Kacin, Hans van Baalen, Alexandra Thein, Graham Watson, Marielle de Sarnez, Edward McMillan-Scott namens de ALDE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0095/2013

Procedure : 2013/2542(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0099/2013
Ingediende teksten :
B7-0099/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0099/2013

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Egypte

(2013/2542(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Egypte, met name die van 16 februari 2012 over de recente ontwikkelingen in Egypte[1],

–   gezien zijn plenaire debatten over Egypte en het Midden-Oosten van 12 juni 2012, 4 juli 2012 en 12 december 2012,

–   gezien de verklaring van de (woordvoerder van) de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter (HV/VV) Catherine Ashton van 18 maart 2012 over het overlijden van Pope Shenouda III, van 11 mei 2012 over de situatie in Egypte voor de presidentsverkiezingen van 23 en 24 mei, van 25 mei 2012 over de presidentsverkiezingen in Egypte, van 1 juni 2012 over het opheffen van de noodtoestand in Egypte, van 15 juni 2012 over de uitspraak van 14 juni 2012 van het Constitutionele Hooggerechtshof van Egypte waarin het wetgevend kader dat bepalend is voor de Egyptische parlementsverkiezingen voor ongrondwettig werd verklaard; van 20 juni 2012 over de politieke situatie in Egypte, van 24 juni 2012 over de verkiezing van Mohammed Morsi tot president van Egypte, van 30 juni 2012 over de inauguratie van president Morsi van Egypte, van 24 juli 2012 over de benoeming van de nieuwe premier van Egypte, van 5 december 2012 over de situatie in Egypte, van 25 december over het referendum in Egypte en van 25 januari 2013 over de doden die in Port Said zijn gevallen,

–   gezien de conclusies van de Raad over Egypte van 27 februari 2013, 25 juni 2012, 19 november 2012, 10 december 2012 en 8 februari 2013,

–   gezien het pakket van het Europese nabuurschapsbeleid (ENP), voortgangsverslag voor Egypte, van 15 mei 2012,

–   gezien de nieuwe dialoog van de Commissie van 2 juli 2012 over hoger onderwijs met de landen van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied, waaronder Egypte, die gericht is op de beoordeling van de uitdagingen waarmee dit onderwijs wordt geconfronteerd en de versterking van de steun van en samenwerking met de EU in de toekomst,

–   gezien het bezoek van aan Egypte van de HV/VV op 18-19 juli 2012 en de bijeenkomst met president Morsi in Brussel van 13 september 2012,

–   gezien de bijeenkomst van de task force EU-Egypte op 13-14 november 2012, de conclusies van de covoorzitters van de task force EU-Egypte, het pakket voor economische en politieke bijstand voor het overgangsproces in Egypte, met name steun aan het scheppen van banen en aan beroepsopleiding voor jongeren in Egypte en de vier ondertekende intentieverklaringen betreffende wederzijdse voordelen voor het bedrijfsleven in de EU en Egypte, en gezien de opmerkingen van de HV/VV en het Commissielid voor het Europese nabuurschapsbeleid, Stefan Füle,

  gezien de "verklaring van Cairo" van de tweede ministersbijeenkomst van de Europese Unie en de Liga van Arabische ministers van buitenlandse Zaken van 13 november 2012,

–   gezien de opmerkingen van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, na zijn ontmoeting in Cairo met de Egyptische president Mohamed Morsi, van 13 januari 2013,

–   gezien het persbericht van de Raad van 8 februari 2013, getiteld "EU’s response to the ‘Arab Spring: the state-of-play after two years", (de reactie van de EU op de Arabische Lente: de stand van zaken na twee jaar),

–   gezien de samenwerking, met name in het gebied van de Middellandse Zee, tussen de Europese investeringsbank en de Islamitische ontwikkelingsbank die werd aangekondigd op 9 februari 2012,

–   gezien de gezamenlijke mededeling van 15 mei 2012 van de Commissie en de VV/HV aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met als titel "Resultaten boeken voor een nieuw Europees nabuurschapsbeleid",

–   gezien de Associatieovereenkomst EU-Egypte van 2001 (in werking getreden op 1 juni 2004), ondersteund door het in 2007 overeengekomen Actieplan en het Europees nabuurschapsbeleid,

–   gezien de verklaringen van de Hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN, Navi Pillay, van 7 december 2012 over het geweld in Egypte en de belangrijkste problemen met de ontwerpgrondwet, en van 29 januari 2013 over de behoefte aan een serieuze dialoog en de beëindiging van het buitensporige gebruik van geweld,

–   gezien de verklaring van 24 januari 2013 van de woordvoerder van de secretaris-generaal van de VN over Egypte,

–   gezien de verklaring van 31 januari 2010 van de uitvoerend directeur van UN Women, Michelle Bachelet, waarin zij uiting geeft aan haar ernstige bezorgdheid over de escalatie van het geweld tegen vrouwen in het openbare leven in Egypte,

–   gezien de uitspraak van 14 juni 2012 van het Egyptische Constitutionele Hooggerechtshof waarin verklaard werd dat de parlementsverkiezingen van 2012 ongrondwettig waren en dat een derde van de winnaars in deze verkiezingen op ongrondwettige wijze waren verkozen, en waarbij tevens de wet op politieke uitsluiting werd ingetrokken die ertoe strekte dat voormalige leden van het regime-Mubarak van deelneming aan de verkiezingen werden uitgesloten;

–   gezien de grondwettelijke decreten van de Hoge Raad van de strijdkrachten (SCAF) van 17 en 18 juni 2012 waarbij de voorlopige grondwet van de Arabische Republiek Egypte van 30 maart 2012 werd gewijzigd, zodat het militaire apparaat en bredere rol bij de rechtshandhaving kreeg, evenals meer besluitvormingsbevoegdheden ten aanzien van interne en nationale veiligheidsvraagstukken,

–   gezien de Egyptische presidentsverkiezingen die op 23-24 mei en 16-17 juni 2012 plaatsvonden, en de overwinning die werd behaald door de kandidaat van de moslimbroederschap, Mohammed Morsi, op voormalig generaal van het leger Ahmed Shafiq doordat hij 51,7 % van de stemmen op zich wist te verenigen, zoals op 24 juni 2012 werd bevestigd door de Nationale verkiezingscommissie,

–   gezien de grondwettelijke verklaring van president Morsi van 12 augustus 2012 waarin hij zichzelf brede wetgevende en uitvoerende bevoegdheden toekende, alsmede een rol bij de opstelling van de nieuwe Egyptische grondwet,

–   gezien de grondwettelijke verklaring van president Morsi van 22 november 2012 waarbij alle presidentiële decreten en wetten gevrijwaard werden van juridisch beroep of annulering, de Shura-raad en de Constituerende Assemblee tegen ontbinding en justitiële zeggenschap werden beschermd, en waarbij opdracht werd gegeven voor een nieuw proces tegen voormalig president Hosni Mubarak;

–   gezien de herroeping van de grondwettelijke verklaring door president Morsi op 8 december 2012,

–   gezien het grondwetreferendum dat op 15 en 22 december 2012 werd gehouden en waarin een meerderheid vóór de grondwet stemde, met een opkomstpercentage van 33 %,

–   gezien de komende parlementsverkiezingen van 22 april 2013 tot 24 juni 2013 en de openbare aankondiging van het boycotten van de verkiezingen door het Nationaal verbond voor verandering, het Front voor Nationale Redding en de Egyptische Islamitische Jihad,

–   gezien de rapporten van Amnesty International van januari 2013 met de titel "Rampant impunity – Still no justice for protestors killed in the ‘25 January Revolution", en van februari 2013, getiteld "Egypt: Gender-based violence against women around Tahrir Square",

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 en het Internationale Verdrag betreffende de rechten van het kind van 1989 , waarbij Egypte partij zal zijn,

–   gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

Verkiezingen en grondwet

A. overwegende dat tussen 23 mei en 17 juni 2012 in Egypte presidentsverkiezingen werden gehouden, waarbij 12 kandidaten officieel aan de verkiezingen deelnamen;

B.  overwegende dat het Egyptische Constitutionele Hooggerechtshof op 14 juni 2012 het wetgevend kader dat bepalend is voor de Egyptische parlementsverkiezingen voor ongrondwettig verklaarde; overwegende dat naar aanleiding van deze uitspraak de Hoge Raad van de strijdkrachten (SCAF) op 16 juni 2012 het parlement voor ontbonden verklaarde; overwegende dat de moslimbroederschap het besluit van de SCAF voor onwettig verklaarde; overwegende dat de Shura-raad die als tijdelijk wetgevend orgaan functioneert voor 85 % uit Islamisten bestaat en met een opkomstpercentage van 10% werd gekozen;

C. overwegende dat op 24 juni 2012 Mohammed Morsi officieel tot winnaar van de presidentsverkiezingen in Egypte werd uitgeroepen in de eerste vrije en democratische presidentsverkiezingen in het land, en als eerste Islamistische kandidaat die als staatsleider in de Arabische wereld werd gekozen;

D. overwegende dat president Morsi op 12 augustus 2012 de politieke macht aan zich trok nadat de SCAF sinds de val van de voormalige president Mubarak zijn rol in burgerlijke aangelegenheden aanzienlijk had verruimd;

E.  overwegende dat het Administratieve Hof van Cairo op 10 april 2012 overging tot ontbinding van de met de opstelling van een nieuwe grondwet belaste Constitutionele Assemblee en overwegende dat op 8 juni 2012 een nieuwe uit 100 leden bestaande Constitutionele Assemblee werd geïnstalleerd;

F.  overwegende dat president Morsi op 22 november 2012 een constitutioneel decreet uitvaardigde waarmee zijn bevoegdheden aanzienlijk werden uitgebreid, alle presidentiële decreten en wetten gevrijwaard werden van juridisch beroep of annulering, de Shura-raad en de Constituerende Assemblee tegen ontbinding en justitiële zeggenschap werden beschermd, het mandaat van de Constituerende Assemblee tot acht maanden werd verlengd en waarbij tot de ratificatie van nieuwe grondwet immuniteit werd verleend voor alle besluiten en decreten die door de president sinds de aanvaarding van diens functie op 30 juni 2012 werden uitgevaardigd; overwegende dat het decreet de president ook het exclusieve recht verleende om alle nodige maatregelen te nemen ter bescherming van de nationale eenheid en veiligheid van Egypte en van de revolutie;

G. overwegende dat de Constituerende Assemblee op 30 november 2012 de ontwerp-grondwet aannam die volgens verschillende mensenrechtengroeperingen en internationale deskundigen een groot aantal onzekerheden en onduidelijkheden bevat die voor een brede interpretatie vatbaar zijn, met name waar het gaat om religieuze verwijzingen en de beknotting van burgerlijke vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting, van vergadering, godsdienst, en de rechten van de vrouw; overwegende dat de ontwerp-grondwet geen einde maakt aan de berechting van burgers door militaire rechtbanken, dat deze wet met meerderheid van stemmen (63,8%) werd aangenomen in een referendum dat op 15 en 22 december 2012 plaatsvond, met een opkomstpercentage van 32,9%, en overwegende dat een aantal oppositieleiders de grondwet onwettig hebben verklaard en streven naar de ondermijning van de tenuitvoerlegging daarvan;

H. overwegende dat president Morsi zijn constitutionele verklaring van 22 november 2012 op 8 december 2012 heeft ingetrokken;

I.   overwegende dat de leiders van de oppositie, als demonstratie van hun eenheid, naar aanleiding van gewelddadige botsingen tussen betogers en veiligheidstroepen aan de vooravond van en in de weken na de tweede verjaardag van de revolutie van 25 januari, die in de hand werden gewerkt door de toenemende wetteloosheid in Egypte, de snelle achteruitgang van de Egyptische economie en de tientallen doodvonnissen tegen burgers die betrokken waren bij de bloedige voetbalrellen van 2012 in Port Said, die voor president aanleiding waren om in diverse Egyptische steden de noodtoestand uit te roepen het leger deden waarschuwen voor " een ineenstorting van de staat", president Morsi op 30 januari 2013 met nadruk verzochten een einde te maken aan het geweld tegen de betogers, een regering van nationale eenheid te vormen en een nationale dialoog te starten; overwegende dat president Morsi het verzoek om een regering van nationale eenheid van de hand wees;

J.   overwegende dat nieuwe parlementsverkiezingen in Egypte voor 27 april 2013 zijn aangekondigd en dat deze tot eind juni zullen duren; overwegende dat het nieuw verkozen parlement op 6 juli 2013 bijeen zal komen; overwegende dat het nieuwe parlement akkoord moet gaan met de benoeming van de nieuwe Egyptische premier; overwegende dat het Hoogste comité voor de verkiezingen in Egypte ermee heeft ingestemd dat vier niet-gouvernementele organisaties, alsmede de Europese Unie, de Liga van Arabische staten en de Afrikaanse Unie, de verkiezingen "gadeslaan"; overwegende dat de Shura-raad op dit moment nog steeds veranderingen in de kieswet aanbrengt en zware kritiek krijgt te verduren van fracties en de Constitutionele Raad;

K. overwegende dat het democratisch overgangsproces in Egypte in de aanloop naar de volgende parlementsverkiezingen wordt geconfronteerd en getroubleerd door een beleid van uitsluiting, het voortdurende gebruik van geweld door politie en veiligheidstroepen tegen betogers, een excessief gebruik van traangas, willekeurige arrestaties, ook van jonge kinderen, seksuele intimidatie van vrouwen op grote schaal, het kidnappen van seculiere en liberale activisten en een duidelijke terugval naar een repressief beleid, vergelijkbaar met de onderdrukking onder het Mubarak-regime;

L.  overwegende dat het nog steeds voortdurende geweld en de botsingen in de straten van Egypte een grote bedreiging vormen voor een veilig en soepel verloop van de verkiezingen; overwegende dat de kidnappings en intimidatie zonder een werkelijk onderzoek door de politie een klimaat van straffeloosheid scheppen dat zou kunnen leiden tot de intimidatie van of aanvallen op degenen die de parlementaire kandidaten steunen; overwegende dat mensenrechtengroeperingen diverse gevallen van marteling, die in tenminste twee gerapporteerde gevallen tot de dood leidden, hebben geregistreerd en gerapporteerd; overwegende dat de veiligheid en de openbare orde met beleid en onder algehele eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden moeten worden gehandhaafd;

Betrekkingen EU-Egypte

M. overwegende dat de EU herhaaldelijk heeft verklaard gehecht te zijn aan de vrijheid van gedachte, de vrijheid van geweten en de vrijheid van godsdienst en de rechten van de vrouw, en heeft benadrukt dat regeringen overal ter wereld de plicht hebben deze vrijheden te waarborgen; overwegende dat de externe acties van de EU wettelijk vereist zijn om te voldoen aan haar oprichtingsbeginselen, met name de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;

N. overwegende dat de HV/VV op 19 juli 2012 een bezoek aan president Morsi in Cairo heeft gebracht; overwegende dat president Morsi op 12 september 2012 een bezoek aan de Europese Commissie in Brussel bracht ter bespreking van de politieke en economische situatie en de volgende stappen in het overgangsproces naar democratie;

O. overwegende dat op 13 en 14 november 2012 de task force EU-Egypte, met als co-voorzitters de HV/VV en de Egyptische minister van buitenlandse zaken Kamel Amr, in Cairo bijeenkwam en instemde met een belangrijk pakket economische en politieke steunmaatregelen om Egypte bij het overgangsproces te helpen, en dat de EU in totaal bijna 5 miljard euro zal bijdragen in de vorm van leningen en subsidies voor de periode 2012-2013; overwegende dat de financiële bijstand voor een deel afhangt van de vraag of Egypte erin slaagt met het Internationaal Monetair Fonds een financieel akkoord te sluiten en ook tot overeenkomst te komen over punten als de mensenrechten, democratie en een goed economisch beheer;

P.  overwegende dat de EU en Egypte overeen zijn gekomen gezamenlijk na te gaan hoe de betrekkingen op het gebied van de handel en investeringen, mede via technische bijstand, kunnen worden verdiept, wat tot een uitgebreide, alomvattende vrijhandelsovereenkomst zou kunnen leiden;

Q. overwegende dat president Morsi slechts acht dagen na de bijeenkomst van de task force EU-Egypte een grondwettelijke verklaring heeft afgelegd waarbij hem verstrekkende bevoegdheden zonder justitiële of parlementaire controle worden toegekend; overwegende dat zowel de timing als de effecten van de verklaring het vertrouwen van de EU in het streven van de president naar constructieve en stabiele politieke en commerciële betrekkingen met de EU hebben geschaad;

R.  overwegende dat Egypte zich in een rampzalige economische situatie bevindt waarin de reserves aan buitenlandse valuta zeer geslonken zijn en het Egyptische pond de laagste wisselkoers sinds 2004 kent; overwegende dat economische vooruitgang van het land zal afhangen van een politieke en sociale stabiliteit op de lange termijn; overwegende dat Egypte een kritieke overgangsperiode doormaakt en aanzienlijke uitdagingen en moeilijkheden het hoofd moet bieden in dit proces op weg naar democratie;

S.  overwegende dat de EU op consequente wijze haar bijstand en het delen van haar kennis aan de Egyptische autoriteiten heeft aangeboden ten behoeve van de overgang van het land naar een rechtvaardige, aan regels gebonden, vrije en democratische samenleving;

Burgerlijke vrijheden en schendingen van burgerrechten

T.  overwegende dat het gebrek aan politieke stabiliteit en een goede basis voor het dagelijks bestuur, het ontbreken van grondwettelijk toezicht en - als belangrijkste element daarvan de scheiding der machten - alsmede de afwezigheid van een duidelijk grondwettelijk kader en de verslechtering van de sociaal-economische omstandigheden in Egypte tot een klimaat hebben geleid waarin nog steeds schendingen van de mensenrechten ongestraft plaatsvinden;

U. overwegende dat diverse ontwerpen van een nieuwe wet op de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties aanleiding hebben gegeven tot bezorgdheid onder maatschappelijke activisten en organisaties, overwegende dat het volgens een brief van het Ministerie van verzekeringen en sociale zaken aan iedere Egyptische NGO (oftewel "plaatselijke entiteit") verboden is om contacten met buitenlandse partners (oftewel "internationale entiteiten") te hebben, wat uiteindelijk leidt tot een toezicht op en beperking van alle vormen van sociale activiteit of vereniging, aangezien een groot aantal maatschappelijke organisaties afhankelijk is van financiering door het buitenland, onder meer door de EU; overwegende dat de nieuwe wet op de NGO's naar verwachting ook zal leiden tot een beperking van fact finding bezoeken en andere essentiële activiteiten in geheel Egypte, en in de praktijk maatschappelijke organisaties zal beletten hun werk te doen;

V. overwegende dat NGO's in Egypte al te maken hebben met zware administratieve belastingen als zij toestemming willen krijgen om in het land te opereren; overwegende dat sinds 2011 drie internationale NGO's en 43 van hun personeelsleden zijn vervolgd omdat zij financiering hadden verkregen zonder voorafgaande goedkeuring door de Egyptische autoriteiten;

W. overwegende dat 42 personen, onder wie twee politieambtenaren, het leven lieten bij ongeregeldheden nadat een rechtbank op 26 januari 2013 adviseerde 21 inwoners van Port Said ter dood te veroordelen wegens de dodelijke slachtoffers die een jaar daarvoor na een voetbalwedstrijd vielen; overwegende dat een bevestiging van dit vonnis en een uitspraak tegen de overige 52 beklaagden op 9 maart wordt verwacht;

X. overwegende dat de Egyptische politie in Port Said en ook in andere delen van het land te snel naar het gebruik van (dodelijk) geweld grijpt en dit kan doen zonder een correct onderzoek naar het geweldgebruik of enige verantwoordingsplicht;

Y. overwegende dat de publieke opinie in Egypte zeer kritisch staat tegenover beperkingen van de vrijheid van meningsuiting; overwegende dat het wetboek van strafrecht en de zojuist aangenomen grondwet een serieuze beknotting kunnen betekenen van de vrijheid van meningsuiting, omdat verboden wordt een ander menselijk wezen, de profeet en de president te beledigen; overwegende dat strafvervolging van journalisten en komieken zoals Gamal Fahmy, Bassem Youssef en Okasha Tawfiq, wordt voortgezet; overwegende dat er, naar bericht wordt, 24 zaken aanhangig zijn gemaakt wegens belediging van de president; overwegende dat het aantal blasfemiezaken is toegenomen sinds het aantreden van president Morsi;

Z.  overwegende dat op 9 februari 2013 een administratieve rechtbank te Cairo opdracht gaf voor een 30 dagen durend verbod op You Tube en diverse andere websites wegens de vertoning van de video " de onschuld van moslims"; overwegende dat het Ministerie van informatietechnologie en communicatie en de Nationale regelgevende autoriteit voor telecommunicatie na een bijeenkomst besloten dat het blokkeren van You Tube technische gevolgen zou hebben voor het gebruik van de Google zoekmachine in Egypte, met alle economische consequenties voor het land van dien, en daarom de uitspraak van de rechtbank naast zich neerlegden; overwegende dat de digitale vrijheden de uitoefening van de universele mensenrechten mogelijk maken en te allen tijde gehandhaafd moeten blijven, en dit niet alleen met het oog op economische belangen;

AA. overwegende dat een nieuwe wet inzake de " Bescherming van het recht om in het openbaar vreedzaam te demonstreren" door dubbelzinnig taalgebruik kan leiden tot een beperking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, waarbij het grootste probleem de uitdrukking " belang van de burgers" vormt, die aanleiding kan geven tot het verbieden van demonstraties of het onder dwang beknotten van protesten, en overwegende dat deze nieuwe wet geen verwijzing bevat naar de Egyptische grondwet en naar internationale verdragen waarbij Egypte een partij is;

BA. overwegende dat het gebruik van geweld tegen vrouwen, in het bijzonder gedurende openbaar betogingen, ongebreideld blijft voortbestaan; overwegende dat Mervat al-Tallawi, leidster van de Egyptische Nationale raad voor vrouwen (NCW), alle seksueel lastiggevallen vrouwen heeft gevraagd een aanklacht in te dienen en zich aan te sluiten bij een massaal proces tegen de staat;

CA. overwegende dat de NCW en het maatschappelijk midden kritiek hebben geleverd op het zwijgen van de autoriteiten die het geweld tegen vrouwen niet hebben veroordeeld, waardoor een verkeerd signaal ten aanzien van de eerbiediging in Egypte van de rechten van de vrouw is gegeven;

1.  betuigt zijn solidariteit met het Egyptische volk in deze cruciale periode van overgang naar democratie in het land; dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan volledig garant te staan voor de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en vereniging, de pers- en mediavrijheid, de rechten van de vrouw, de vrijheid van godsdienst, geweten en denken, de bescherming van minderheden en de strijd tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid, en in te staan voor toepassing van de regels van de rechtsstaat, de scheiding der machten, onafhankelijkheid van het justitiële apparaat en een eerlijke rechtsgang, omdat het hier gaat om essentiële componenten van een vrije, democratische samenleving;

2.  erkent de moeilijkheden waarmee de Egyptische autoriteiten zich geconfronteerd zien in deze tijd waarin zij het land door een overgangsperiode moeten loodsen, maar acht eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden evenwel de minimale norm waaraan al hun acties en beleidsvormen moeten voldoen;

3.  betreurt te diepste het aanzienlijke verlies aan mensenlevens en het grote aantal gewonden gedurende de recente ongeregeldheden en betuigt zijn medeleven aan de familieleden van de slachtoffers; dringt aan op een onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen die tot de dodelijke slachtoffers en gewonden hebben geleid en wenst dat doeltreffende en concrete maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn voor de rechter worden gebracht;

4.  roept de Egyptische veiligheidstroepen, politie en autoriteiten op een einde te maken aan het geweld, de onderdrukking en de opsluiting van vreedzame demonstranten en de grootst mogelijke terughoudendheid te betrachten bij hun inspanningen om protesten onder controle te houden; dringt er bij de autoriteiten op aan de eigen wetgeving en de internationale verplichtingen strikt na te leven; doet een beroep op de demonstranten, activisten en oppositionele krachten ervoor te zorgen dat de protesten een vreedzaam karakter hebben;

5.  betreurt de doodvonnissen die zijn uitgesproken tegen de burgers die betrokken waren bij het voetbalgeweld in Port Said, veroordeelt de toepassing van de doodstraf onder alle omstandigheden en doet een beroep op de Egyptische wetshandhavers om een moratorium op de toepassing van de doodstraf in te stellen;

6.  is gealarmeerd door de toeneming van het seksueel geweld tegen vrouwen, in het bijzonder vrouwelijke betogers, en door het feit dat de autoriteiten niet bij machte zijn gebleken dit geweld te voorkomen en te veroordelen of de geweldplegers ter verantwoording te roepen; doet een beroep op president Morsi en op de leiders van de regerings- en oppositiepartijen blijk te geven van een sterk politiek leiderschap bij de aanpak van het gendergerelateerde geweld en ervoor te zorgen dat alle incidenten waarbij sprake was van tegen vrouwen gerichte seksuele misdrijven en intimidaties daadwerkelijk worden onderzocht, dat de plegers van deze misdrijven voor de rechter worden gebracht en te waarborgen dat de slachtoffers een adequate schadeloosstelling krijgen; dringt er bij president Morsi op aan iets te doen tegen deze chronische, tegen vrouwen gerichte geweldpleging en discriminatie door aanneming van de anti-intimidatiewetgeving die door activisten voor de rechten van de vrouw is voorgesteld; vraagt de Egyptische autoriteiten alle vormen van geweld en agressie tegen vrouwen te veroordelen;

7.  wenst dat de Egyptische autoriteiten de politie en veiligheidskrachten hervormen, alle wetten die het onbeperkt gebruik van geweld door de politie en veiligheidskrachten tegen burgers toestaan, afschaffen en een gedegen onderzoek doen naar alle berichten over martelingen of excessief geweldgebruik tegen burgers, met name kinderen en vrouwen, en ervoor te zorgen dat degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn volledige rekenschap moeten afleggen overeenkomstig de bepalingen inzake de fundamentele mensenrechten en vrijheden, alsmede in overeenstemming met de internationale verdragen die door Egypte zijn ondertekend;

8.  vraagt de Egyptische autoriteiten over te gaan tot ondertekening en ratificering van het Statuut van Rome tot instelling van het Internationaal strafhof in Den Haag en geen staatshoofden uit te nodigen tegen wie het Internationaal strafhof een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd;

9.  dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan geen wetten en wettelijke voorschriften voor te stellen die iedere vorm van kritiek op de autoriteiten belemmeren en, de facto, in de kiem smoren doordat toezicht wordt gehouden op alle niet gouvernementele-organisaties en hun financiering; vraagt de Egyptische autoriteiten om erkenning van de belangrijke werkzaamheden van maatschappelijke organisaties en te waarborgen dat nieuwe wetten en wettelijke voorschriften voldoen aan de internationale wettelijke normen;

10. betuigt zijn welgemeende steun aan de hervormingen die moeten leiden tot democratie, toepassing van de regels van de rechtsstaat en sociale gerechtigheid in Egypte, zoals tot uiting gebracht door het Egyptische volk; herhaalt zijn oproep tot opheffing van de noodtoestand in het land; dringt aan op onmiddellijke beëindiging van de vervolging van burgers door militaire rechtbanken;

11. wenst dat de Egyptische autoriteiten waarborgen dat de aangekondigde parlementsverkiezingen vrij en soepel kunnen verlopen door een onderzoek naar de recente kidnappings van oppositionele activisten en journalisten in te stellen, de volledige vrijheid van meningsuiting zowel offline als online te eerbiedigen, opdat een openbaar politiek debat mogelijk is, en ervoor te zorgen dat veiligheidskrachten vreedzame demonstraties niet verstoren en zich onthouden van het gebruik van buitensporig geweld;

12. is er verheugd over dat de Egyptische autoriteiten diverse internationale niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties, met inbegrip van de EU, hebben uitgenodigd om als waarnemer bij de komende parlementsverkiezingen op te treden; herhaalt zijn aanbod om in nauwe samenwerking en coördinatie met de Egyptische autoriteiten een volledige waarnemingsmissie naar de verkiezingen te sturen om te garanderen dat de verkiezingen vrij en eerlijk verlopen;

13. wenst dat de Egyptische autoriteiten en oppositiekrachten een compromisoplossing bereiken om de escalatie van geweld en de verdeeldheid een halt toe te roepen en onderstreept hoe belangrijk het is dat met deelneming van alle politieke krachten vrije, eerlijke en transparante verkiezingen worden gehouden, zodat de overgang naar een werkelijke democratie in Egypte kan voortgaan; moedigt de EU en haar lidstaten aan om de Egyptische autoriteiten, politieke partijen en maatschappelijke middengroepen te blijven steunen en bij te staan in hun inspanningen om dit doel te bereiken;

14. wijst erop dat de Egyptische grondwet met zo veel mogelijk groepen in het land rekening moet houden en dat er een brede steun onder het publiek noodzakelijk is, die geen ruimte laat voor discriminatie van enig onderdeel van de Egyptische samenleving;

15. dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan een werkelijke nationale dialoog aan te gaan die zich richt op en oplossingen aandraagt voor de problemen die momenteel optreden bij het overgangsproces in Egypte en de inlossing van de beloften van de revolutie van 25 januari, in het bijzonder het straffeloos gebruik van geweld, seksueel geweld tegen vrouwen en excessief gebruik van macht alsmede de beknotting van de fundamentele en burgerlijke vrijheden en de instabiliteit van de Egyptische economie; doet in dit verband een beroep op de HV/VV, de Commissie en de lidstaten zich te kwijten van hun verantwoordelijkheid tegenover een van de belangrijkste naburige landen en tegenover de jonge en ambitieuze bevolking van dit land;

16. is van oordeel dat er een nauw verband bestaat tussen politieke en economische instabiliteit en vraagt de Egyptische autoriteiten en oppositionele krachten om in een vreedzame en op consensus gerichte atmosfeer door te gaan naar het zoeken van mogelijkheden om de verschillen te overbruggen; moedigt de ontwikkeling aan van een economische samenwerking tussen de EU en Egypte met een versterkte bilaterale dialoog over de economische hervormingen, die een belangrijke stap zou betekenen naar het aankweken van vertrouwen onder investeerders en bij het IMF, dat een lening zou moeten verstrekken die van cruciaal belang is voor het overleven van de Egyptische economie;

17. betreurt het feit dat de HV/VV geen veroordeling uitsprak tegen en evenmin op enige andere wijze in het openbaar reageerde op de machtsgreep van president Morsi enkele dagen na de bijeenkomst van de task force EU-Egypte, waardoor de geloofwaardigheid van de EU als krachtig kampioen van democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden werd ondermijnd;

18. betreurt het feit dat de Raad, vier dagen na de verklaring van president Morsi waarin hij zichzelf bevoegdheden van ongekende omvang zonder democratische controle toekende, aankondigde zich opnieuw in te zullen zetten voor ontneming van vermogensbestanddelen en herverdeling aan de Egyptische autoriteiten;

19. dringt er bij de HV/VV, Commissie en lidstaten op aan het Egyptische volk onvoorwaardelijk te steunen in zijn strijd voor vrede, waardigheid en zelfbeschikking;

20. dringt er bij de HV/VV en de Commissie op aan het beginsel "meer voor meer" coherenter en meer op de praktijk afgestemd te ontwikkelen, zodat het verder gaat dan een concept dat louter op papier bestaat, en dat het duidelijke voorwaarden en ijkpunten omvat voor het geval dat de Egyptische regering afstand zou nemen van de democratische hervormingen en de eerbiediging van mensenrechten en vrijheden;

21. dringt er bij de HV/VV op aan de Egyptische autoriteiten en president Morsi te houden aan hun verplichting de mensenrechten en fundamentele vrijheden te eerbiedigen; vraagt de EU geen enkele begrotingssteun aan de Egyptische autoriteiten te verlenen indien niet voldaan wordt aan fundamentele voorwaarden, zoals de eerbiediging van mensenrechten en vrijheden, een democratisch bestuur en respect voor de regels van de rechtsstaat;

22. betuigt zijn volledige steun aan een intensivering van de samenwerking tussen de EU en Egypte, met betrekking tot de Associatieovereenkomst en haar actieplannen, een geslaagde voortzetting van de task force EU- Egypte, regelmatige dialogen over de mensenrechten, een toegenomen commerciële samenwerking, een mobiliteitsverbetering voor Egyptenaren - met name studenten - voor reizen naar de EU, de onderhandelingen over een verstrekkende en alomvattende vrijhandelsovereenkomst of een toekomstige marktintegratie;

23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten en de Egyptische autoriteiten.