ONTWERPRESOLUTIE over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en het ingestorte gebouw in Bangladesh
20.5.2013 - (2013/2638(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Véronique De Keyser, Stephen Hughes, Bernd Lange, Vital Moreira, Richard Howitt, Jutta Steinruck, Alejandro Cercas, Pervenche Berès, David Martin en Marc Tarabella namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0223/2013
B7‑0223/2013
Resolutie van het Europees Parlement over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en het ingestorte gebouw in Bangladesh
Het Europees Parlement,
– gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de EG en Bangladesh van 2001,
– gezien zijn eerdere resoluties over Bangladesh, met name die van 17 januari 2013 over de recente slachtoffers door branden in textielfabrieken, met name in Bangladesh[1],
– gezien zijn verslagen van 25 november 2010 over mensenrechten en sociale en ecologische normen in internationale handelsovereenkomsten[2] en over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten[3],
– gezien het verslag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) getiteld "Globalising Social Rights: The International Labour Organisation and beyond",
– gezien het IAO-verslag getiteld "Labour in the Global South: Challenges and alternatives for workers",
– gezien het IAO-rapport met de titel "Globalisation, Flexibilisation and Working Conditions in Asia and the Pacific",
– gezien de conclusies van de IAO-missie op hoog niveau die van 1 tot en met 4 mei 2013 in Bangladesh heeft plaatsgevonden,
– gezien zijn resolutie van 9 maart 2011 over een industriebeleid voor het tijdperk van de globalisering[4],
– gezien de geactualiseerde richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen van 2011,
– gezien het Stimuleringskader voor de gezondheid en veiligheid op het werk van de IAO (2006, C‑187) en het Verdrag betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu (1981, C‑155), die niet zijn geratificeerd door Bangladesh en Pakistan, alsmede de respectievelijke aanbevelingen (R‑197); gezien het Verdrag betreffende de arbeidsinspectie (1947, C‑081), dat door Bangladesh en Pakistan werd ondertekend, en de aanbevelingen daarbij (R‑164),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Een vernieuwde EU-strategie 2011‑2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen" (COM(2011)0681),
– gezien de VN-richtsnoeren betreffende het bedrijfsleven en de mensenrechten,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de HV/VV, Catherine Ashton, en de EU-commissaris belast met handel, Karel De Gucht, van 30 april 2013 na het recente instorten van een gebouw in Bangladesh,
– gezien het op 13 mei 2013 ondertekende akkoord van de Bengalese bedrijfstak confectiekleding over brand- en bouwveiligheid in Bangladesh,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat 1 127 mensen om het leven zijn gekomen toen de kledingfabriek in het Rana Plaza-gebouw in Dhaka, Bangladesh, op 24 april 2013 instortte, waarmee dit de ergste tragedie is in de geschiedenis van de mondiale kledingproductie; overwegende dat verder op 9 mei 2013 ten minste acht mensen zijn omgekomen bij een fabrieksbrand in Dhaka;
B. overwegende dat de eigenaar van het Rana Plaza en acht anderen zijn gearresteerd, omdat het gebouw illegaal was neergezet en enorme structurele mankementen vertoonde, maar de werknemers ondanks hun vrees ten aanzien van de veiligheid gedwongen werden door te werken;
C. overwegende dat de arbeidsomstandigheden in dergelijke textielfabrieken vaak slecht zijn, met weinig respect voor de rechten van werknemers zoals die in de belangrijkste verdragen van de IAO zijn vastgelegd, en vaak met weinig of geen aandacht voor de veiligheid; overwegende dat de eigenaren van dergelijke fabrieken in veel gevallen ongestraft zijn gebleven en daarom weinig gedaan hebben om de arbeidsomstandigheden te verbeteren;
D. overwegende dat de Europese markt de belangrijkste uitvoerbestemming is voor kleding en textielproducten uit Bangladesh en dat bekende westerse ondernemingen hebben toegegeven dat zij contracten voor de levering van kleding hadden lopen met fabrieken in het Rana Plaza-complex;
E. overwegende dat er meer dan 5 000 textielfabrieken zijn in Bangladesh, die werkgelegenheid bieden aan ongeveer 3,5 miljoen mensen, en dat Bangladesh de op één na grootste exporteur van confectiekleding is en alleen China voor zich moet dulden;
F. overwegende dat als gevolg van de stijgende loonkosten in andere delen van de wereld laaggeschoold werk in de verwerkende industrie is verplaatst naar India, Pakistan, Cambodja, Vietnam en met name naar Bangladesh, waar kleding nu 75% van de uitvoer vormt;
G. overwegende dat de uitvoer van kleding uit Bangladesh een waarde heeft van wel 18 miljard EUR per jaar; overwegende dat de werknemers in het Rana Plaza slechts 29 EUR per maand verdienden;
H. overwegende dat volgens de "Campagne voor schone kleren" de arbeidskosten in deze sector slecht 1 tot 3% van de eindprijs van een product uitmaken;
I. overwegende dat een aantal prominente westerse merken als reactie op de reeks dodelijke fabrieksongevallen de productie van handelswaar in Bangladesh heeft stopgezet, teneinde de veiligheidsnormen in hun toeleveringsketen aan te scherpen;
J. overwegende dat verscheidende grote westerse ondernemingen inmiddels hun handtekening hebben gezet onder een juridisch bindende overeenkomst die door de lokale werknemersorganisaties is gesloten en erop gericht is dat in de 5 000 of meer kledingfabrieken in Bangladesh basisnormen voor de veiligheid op het werk in acht worden genomen, nadat er op grote schaal kritiek was geuit op internationale ondernemingen die met lokale kledingproducenten werken;
1. geeft uiting aan zijn verdriet over het verlies aan mensenlevens in de onlangs ingestorte fabriek en bij de recente fabrieksbranden; betuigt zijn medeleven aan de getroffen families en aan de gewonden; wijst er nogmaals op dat het grote aantal werknemers die de afgelopen jaren in textielfabrieken in Bangladesh en in Zuid-Azië in het algemeen zijn omgekomen, volstrekt onaanvaard is;
2. dringt er bij de Bengalese autoriteiten op aan om er onmiddellijk voor te zorgen dat alle fabrieken in het land de internationale arbeidsnormen en de IAO-verdragen naleven;
3. herinnert eraan dat Bangladesh uit hoofde van de EBA-regeling ("Alles behalve wapens") in het kader van het SAP (Stelsel van algemene preferenties) belasting- en quotumvrij toegang heeft tot de EU-markt, om daarmee aan te zetten tot een verantwoord beheer van de toeleveringsketens waarvan ontwikkelingslanden deel uitmaken; wijst er daarom met klem op dat Bangladesh in het kader van de EBA-regeling verplicht is tot een doeltreffende uitvoering van een aantal centrale VN- en IAO-verdragen inzake de mensenrechten en de arbeidsrechten;
4. verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar de naleving van deze verdragen door Bangladesh; is van mening dat er geen tarifaire preferenties mogen worden toegekend als de arbeidsomstandigheden niet worden verbeterd;
5. verzoekt de regering van Bangladesh verder diepgaand onderzoek te verrichten naar de recente gebeurtenissen en maatregelen te nemen om herhaling van deze tragedies te voorkomen, door er onder meer voor te zorgen dat alle fabrikanten de wetgeving op het gebied van de gezondheid en de veiligheid (met name de Bengalese arbeidswet van 2006) onverkort naleven en dat er een doeltreffend en onafhankelijk systeem van arbeidsinspecties en inspecties van bedrijfsgebouwen wordt ingesteld;
6. verwacht dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan criminele nalatigheid of anderszins strafrechtelijke verantwoordelijkheid dragen voor de meest recente tragedie, voor de rechter worden gebracht; verwacht verder dat de plaatselijke autoriteiten en de fabrieksleiding samenwerken om te garanderen dat alle slachtoffers toegang hebben tot een rechter zodat zij schadevergoeding kunnen eisen;
7. is verheugd over het optreden van de Europese detailhandelsondernemingen die al een bijdrage hebben geleverd aan de schadevergoedingsregelingen en partij zijn geworden bij het juridisch bindende akkoord over brand- en bouwveiligheid in Bangladesh, om zo de brandveiligheid en de bouwkundige verbeteringen te helpen financieren in de fabrieken waarvan zij gebruikmaken; betreurt het ten zeerste dat vooraanstaande westerse detailhandelsketens als de Walmart-groep, Gap, NKD, Metro en Ernstings ervoor hebben gekozen om de overeenkomst niet te ondertekenen;
8. doet nogmaals een beroep op de grote internationale kledingmerken om hun toeleveringsketens aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en met hun toeleveranciers samen te werken om de gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren; verzoekt detailhandelaren, ngo's en alle andere betrokkenen, waaronder in voorkomend geval de Commissie, samen te werken aan de ontwikkeling van een vrijwillige etiketteringsnorm die aangeeft dat bij de vervaardiging van een product in de hele toeleveringsketen de basisarbeidsvoorschriften van de IAO in acht zijn genomen;
9. verzoekt Business Europe en de Europese detailhandelsbedrijven en ondernemingen die rechtstreeks of via onderaannemers in Bangladesh actief zijn, een vrijwillige overeenkomst over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) te ondertekenen, uitgaande van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, en de desbetreffende normen toe te passen;
10. is verheugd over het besluit van de regering van Bangladesh dat de 4 miljoen werknemers in de Bengalese kledingindustrie vakbonden mogen vormen, zonder eerst de fabriekseigenaren om toestemming te hoeven vragen; wijst op de belangrijke rol die de werknemers en de vakbonden kunnen spelen, bijvoorbeeld door in alle fabrieken veiligheidscomités onder leiding van werknemers op te zetten en door de werknemers te informeren hoe zij hun rechten en hun veiligheid kunnen garanderen, waaronder het recht om onveilig werk te weigeren;
11. verlangt van de Commissie dat zij verantwoord ondernemen als verplichting actief bevordert bij EU-bedrijven die in het buitenland actief zijn, met speciale aandacht voor de strikte naleving van al hun wettelijke verplichtingen, met name de internationale normen en regels op het gebied van mensenrechten, arbeidsrecht en milieu;
12. roept op een systeem van transnationale juridische samenwerking op te zetten tussen de EU en derde landen waarmee zij een bilaterale handelsovereenkomst heeft ondertekend om ervoor te zorgen dat slachtoffers van inbreuken op sociale of milieuwetgeving, of van gevallen waarin multinationals en hun directe dochtermaatschappijen hun MVO-verplichtingen niet naleven of geen billijke handelspraktijken hanteren, daadwerkelijk toegang tot de rechter hebben in het land waar de inbreuk plaatsvond, en roept voorts op tot steun voor internationale juridische procedures om, in voorkomend geval, overtredingen van de wettelijke regels door ondernemingen te bestraffen;
13. juicht het toe dat een aantal vakbonden, ngo's en multinationale textieldetailhandelaars een overeenkomst inzake brand- en bouwveiligheid in Bangladesh hebben gesloten, die tot doel heeft de veiligheidsnormen in productiebedrijven te verbeteren en waarin wordt afgesproken te betalen voor dergelijke maatregelen, met name de instelling van een systeem van onafhankelijke inspecties en actieve steun voor het opzetten van "comités voor gezondheid en veiligheid op het werk", met de deelname van de werknemersvertegenwoordigers die in elke fabriek bij wet verplicht zijn, maar die amper actief zijn; roept alle betrokken kledingmerken op deze inspanningen te steunen;
14. verzoekt alle betrokkenen intensiever op te treden tegen de corruptie die zich in de toeleveringsketen in vele landen in Zuid-Azië openlijk voordoet, onder meer gevallen waarin inspecteurs en fabriekseigenaren onder één hoedje spelen; herinnert eraan dat het noodzakelijk is de acht belangrijkste IAO-verdragen consequent uit te voeren; benadrukt hoe belangrijk het voor werknemers is dat er gezondheids- en veiligheidvoorschriften zijn waaraan niet te tornen valt, ongeacht het land waarin hun werkplek zich bevindt;
15. pleit voor volledige en actieve raadpleging en inschakeling van representatieve organisaties, waaronder ook vrije en onafhankelijke vakbonden, bij de ontwikkeling en uitvoering van en het toezicht op de MVO-processen en ‑structuren van ondernemingen; verzoekt zulke representatieve organisaties om samen te werken met de werkgevers om hoogwaardige werkgelegenheid en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden te bevorderen;
16. is verheugd over de huidige initiatieven van de Commissie die beogen bij te dragen aan de verbetering van de veiligheid in de fabrieken in Bangladesh, bijvoorbeeld door middel van het project ter bevordering van de arbeidsnormen in de confectiekledingsector, en middels samenwerking met het directoraat Brandweerdiensten en Civiele Bescherming van Bangladesh; wenst dat deze samenwerking wordt versterkt en indien nodig wordt uitgebreid tot andere landen in de regio;
17. verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden ervoor te zorgen dat de in de EU-delegaties werkzame EU-ambtenaren die met handelszaken belast zijn, regelmatig worden geschoold in MVO-kwesties, met name inzake de uitvoering van het VN-raamwerk "Protect, Respect and Remedy"; vraagt voorts dat de EU-delegaties fungeren als contactpunten van de Unie voor klachten over Europese bedrijven en hun dochtermaatschappijen;
18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van Bangladesh en Pakistan en de directeur-generaal van de IAO.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0027.
- [2] PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 31.
- [3] PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 101.
- [4] PB C 199 E van 7.7.2012, blz. 131.