Ontwerpresolutie - B7-0224/2013/REV1Ontwerpresolutie
B7-0224/2013/REV1

ONTWERPRESOLUTIE over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen in Bangladesh naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een gebouw

20.5.2013 - (2013/2638(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Thomas Mann, Mairead McGuinness, Elmar Brok, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Roberta Angelilli, Tokia Saïfi, Philippe Boulland, Ivo Belet namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0223/2013

Procedure : 2013/2638(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0224/2013
Ingediende teksten :
B7-0224/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0224/2013/REV

Resolutie van het Europees Parlement over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen in Bangladesh naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een gebouw

(2013/2638(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Bangladesh, met name die van 17 januari 2013[1], 6 september 2007[2] en 10 juli 2008[3],

–   gezien zijn resoluties van 25 november 2010 over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten[4] en over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten[5],

–   gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Volksrepubliek Bangladesh inzake partnerschap en ontwikkeling[6],

–   gezien de gemeenschappelijke verklaring van 30 april 2013 van de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, Catherine Ashton, en de EU-commissaris voor Handel, Karel De Gucht,

–   gezien de mededeling van de Commissie met de titel "Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen" (COM(2011)0681),

–   gezien het Stimuleringskader voor de gezondheid en veiligheid op het werk van de IAO (2006, C-187) en het Verdrag betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu (1981, C-155), die niet zijn geratificeerd door Bangladesh, alsmede de respectieve aanbevelingen (R-197); gezien het Verdrag betreffende de arbeidsinspectie (1947, C-081), dat door Bangladesh werd ondertekend, en de aanbevelingen daarbij (R-164),

–   gezien het Verdrag betreffende de arbeidsinspectie (1947, C-081), dat door Bangladesh en Pakistan werd ondertekend, en de aanbevelingen daarbij (R-164),

–   gezien de VN-richtsnoeren betreffende het bedrijfsleven en de mensenrechten,

–   gezien de richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen,

–   gezien de conclusies van de IAO-missie op hoog niveau die van 1 tot 4 mei 2013 in Bangladesh heeft plaatsgevonden,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de EU en Bangladesh al lang goede betrekkingen onderhouden, onder andere door de samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling, en overwegende dat de EU de belangrijkste handelspartner van Bangladesh is;

B.  overwegende dat er met het nationale tripartiete actieplan van maart 2013 inzake brandveiligheid voor de Bengalese confectiekledingsector een basis voor coördinatie wordt geboden aan belanghebbenden die aanvullende werkzaamheden ter bevordering van de brandveiligheid willen uitvoeren;

C. overwegende dat de export van kleding een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de Bengalese economie vormt en jaarlijks goed is voor een bedrag van ongeveer 15,3 miljard EUR;

D. overwegende dat er meer dan 5 000 textielfabrieken zijn in Bangladesh, die werkgelegenheid bieden aan ongeveer 3,5 miljoen mensen;

E.  overwegende dat op 24 april 2013 het Rana Plaza, een gebouw in Savar bij Dhaka waarin meerdere kledingfabrieken waren gevestigd, instortte, hetgeen resulteerde in de dood van 1 127 mensen en meer dan 2 500 gewonden;

F.  overwegende dat het ingestorte gebouw illegaal was gebouwd en niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed;

G. overwegende dat de hoge dodentol ook erg is toegenomen doordat de fabriekseigenaren de werknemers hebben gedwongen terug in het gebouw te gaan werken nadat er de dag voor de instorting scheuren in het gebouw waren ontstaan;

H. overwegende dat enkele dagen later, op 8 mei, een brand in de kledingfabriek van Tung Hai, in de wijk Mirpur van Dhaka, aan acht mensen het leven heeft gekost;

I.   overwegende dat een brand in de kledingfabriek van Tazreen, gelegen in de industriezone van Ashulia in Dhaka, op 24 november 2012 ten minste 112 dodelijke slachtoffers en 200 gewonden heeft gemaakt;

J.   overwegende dat de conclusie van een officieel onderzoek weliswaar luidde dat de brand in Tazreen werd veroorzaakt door sabotage, maar dat de hoge dodentol het gevolg is van ontoereikende veiligheidsmaatregelen, waaronder overbezetting, een tekort aan nooduitgangen en het feit dat bestaande uitgangen op slot waren, alsook het ontbreken van een deugdelijk noodplan op bestuursniveau;

K. overwegende dat de eigenaar van de Tazreen-fabriek nog altijd op vrije voeten is, hoewel een onderzoekscommissie bestaande uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de permanente parlementaire commissie inzake arbeidsaangelegenheden tot de slotsom is gekomen dat hij strafrechtelijk moet worden vervolgd wegens onvergeeflijke nalatigheid; overwegende dat op 28 april 2013 bij het hooggerechtshof van Bangladesh een klacht is ingediend tegen de autoriteiten wegens passiviteit en waarin op de arrestatie van de eigenaar van de bedoelde fabriek wordt aangedrongen;

L.  overwegende dat er in de vier weken na de brand in Tazreen nog zeventien andere branden zijn uitgebroken in Bengalese textiel- en kledingfabrieken;

M. overwegende dat de arbeidsomstandigheden in Bengalese fabrieken doorgaans zeer slecht zijn, met een veiligheidswetgeving die nauwelijks of niet wordt toegepast, overbezetting en minimale waarborgen tegen brand en bedrijfsongevallen, alsook beperkingen op de vrijheid van vereniging en erbarmelijke lonen;

N. overwegende dat er in Bangladesh en Zuid-Azië ieder jaar honderden werknemers omkomen in gelijkaardige ongevallen;

1.  geeft uiting aan zijn diepe bedroefdheid over het verlies aan mensenlevens bij de recente instorting en fabrieksbranden; betuigt zijn medeleven aan de gewonden en aan de getroffen families;

2.  verzoekt de Bengalese regering om onverwijld en in overeenstemming met de IAO-normen voorschriften inzake brand- en bouwveiligheid vast te stellen, en om er vervolgens op toe te zien dat deze voorschriften nauwgezet en doeltreffend door de plaatselijke fabrikanten worden gehandhaafd;

3.  juicht toe dat een aantal vakbonden, ngo's en multinationale textieldetailhandelaars een overeenkomst hebben gesloten inzake brand- en bouwveiligheid in Bangladesh, waarin dwingende en transparante bepalingen zijn opgenomen waarmee wordt beoogd de veiligheidsnormen in productiebedrijven te verbeteren en de kosten voor deze maatregelen te aanvaarden, met name door een systeem van onafhankelijke inspecties op te zetten en de creatie van "comités voor gezondheid en veiligheid op het werk" actief te steunen, waarbij de bij wet in elke fabriek verplichte, maar amper actieve werknemersvertegenwoordigers betrokken zijn; roept alle betrokken kledingmerken op zich bij deze inspanningen aan te sluiten;

4.  verzoekt alle bedrijven, en met name kledingmerken, die direct of indirect, in Bangladesh of andere landen, fabrieken inschakelen zich volledig te houden aan de internationaal erkende praktijken op het gebied van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, en hun toeleveringsketens kritisch tegen het licht te houden teneinde ervoor te zorgen dat hun goederen uitsluitend worden geproduceerd in fabrieken waar de veiligheidsnormen en de arbeidsrechten volledig in acht worden genomen;

5.  verzoekt de grote internationale kledingmerken met hun toeleveranciers samen te werken om de gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren; verzoekt detailhandelaren, ngo's en alle andere betrokkenen, met inbegrip van de Commissie in voorkomend geval, samen te werken aan de ontwikkeling van een vrijwillige etiketteringsnorm die aangeeft dat een product geproduceerd is met inachtneming van de basisarbeidsvoorschriften van de IAO;

6.  verwacht dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan criminele nalatigheid of op een andere manier strafrechtelijk aansprakelijk zijn voor de instorting van het Rana Plaza-gebouw, de brand in de Tazreen-fabriek en alle andere branden, voor de rechter worden gebracht; verwacht dat de plaatselijke autoriteiten en de fabrieksleiding samenwerken om ervoor te zorgen dat alle slachtoffers toegang hebben tot een rechter zodat zij schadevergoeding kunnen eisen; verwacht dat de multinationale textieldetailhandelaars die in deze fabrieken hun goederen produceerden, betrokken zullen zijn bij het opstellen van een financieel compensatieplan; is verheugd over de stappen die de Bengalese regering al heeft genomen om de slachtoffers en hun families te steunen;

7.  verzoekt de Commissie te overwegen haar beleidsinstrumenten op handelsgebied, waaronder het stelsel van algemene preferenties, in te zetten teneinde de handhaving van internationale veiligheidsnormen en basisarbeidsvoorschriften van de IAO, alsook de invoering van aanvaardbare sectorale minimumlonen in Bangladesh te bevorderen;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de VN-Mensenrechtenraad en de regering en het parlement van Bangladesh.