ONTWERPRESOLUTIE over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen naar aanleiding van de recente brand en ineenstorting van een fabriek in Bangladesh
20.5.2013 - (2013/2638(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Phil Bennion, Leonidas Donskis, Marielle de Sarnez, Sonia Alfano, Edward McMillan-Scott, Jean-Luc Bennahmias namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0223/2013
B7‑0225/2013/REV
Resolutie van het Europees Parlement over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen naar aanleiding van de recente brand en ineenstorting van een fabriek in Bangladesh
Het Europees Parlement,
– gezien het akkoord over de brandveiligheid van gebouwen in Bangladesh,
– gezien de IAO-verklaring inzake fundamentele beginselen en rechten op het werk,
– gezien het "Global Compact"-initiatief van de Verenigde Naties,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 maart 2013 over de situatie in Bangladesh[1],
– gezien zijn resolutie van 17 januari 2013 over de recente slachtoffers door branden in textielfabrieken, met name in Bangladesh[2],
– gezien zijn resolutie van 6 februari 2013 met de titel "Maatschappelijk verantwoord ondernemen: verantwoordelijk en transparant zakelijk gedrag en duurzame groei"[3],
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 mei 2004 met de titel "De sociale dimensie van de globalisering – hoe de EU ertoe bijdraagt dat iedereen er voordeel van heeft" (COM(2004)0383),
– gezien de campagne "Clean Clothes",
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat een derde van de 150 miljoen inwoners van Bangladesh in extreme armoede leeft;
B. overwegende dat textiel circa 80 % uitmaakt van de jaarlijkse uitvoer van Bangladesh, die goed is voor 19 miljard euro;
C. overwegende dat Bangladesh meer dan 5 000 textielfabrieken telt waarin circa 3,5 miljoen mensen werkzaam zijn, en dat Bangladesh na China de grootste exporteur wereldwijd is van confectiekleding;
D. overwegende dat de Europese markt de belangrijkste uitvoerbestemming is voor kleding en textielproducten uit Bangladesh;
E. overwegende dat er op 24 november 2012 ten minste 112 mensen zijn gestorven bij de brand in de Tazreen-fabriek in de wijk Ashulia van Dhaka; overwegende dat op 8 mei 2013 8 mensen zijn omgekomen bij een fabrieksbrand in Dhaka; en overwegende dat alleen al in Bangladesh sinds 2005 en vóór de Rana Plaza-tragedie naar schatting 600 textielwerkers zijn omgekomen bij fabrieksbranden;
F. overwegende dat ondernemingen in het Global Compact van de Verenigde Naties – een overeenkomst die bestaat uit tien beginselen waartoe bedrijven zich verplichten en die zij vrijwillig in hun bedrijfsvoering verwerken – wordt gevraagd om binnen hun invloedssfeer een reeks kernwaarden op het gebied van mensenrechten, basisarbeidsnormen, milieu en corruptiebestrijding op te nemen, te ondersteunen en na te leven;
1. spreekt zijn medeleven uit voor het tragische verlies van 1 127 levens als gevolg van de instorting van het Rana Plaza-gebouw in Dhaka, die had kunnen worden voorkomen; betuigt zijn deelneming aan de familieleden van de slachtoffers en aan de gewonden en veroordeelt de verschillende verantwoordelijken die er opnieuw in hebben gefaald om een groot verlies van mensenlevens te voorkomen;
2. benadrukt dat dergelijke ongevallen het gebrek aan veiligheidsnormen op productielocaties op tragische wijze aan het licht brengen en aantonen dat er dringend actie moet worden ondernomen met het oog op een betere toepassing van de basisarbeidsnormen van de IAO en van de beginselen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen door textielmultinationals;
3. juicht toe dat talloze detailhandelsbedrijven het juridisch bindende akkoord over de brandveiligheid en de veiligheid van gebouwen in Bangladesh, dat onafhankelijke inspecties, door werknemers geleide gezondheids- en veiligheidscommissies en toegang van vakbonden tot fabrieken omvat, hebben ondertekend, maar betreurt dat er eerst een tragisch ongeval moest plaatsvinden voordat deze stap werd genomen;
4. verzoekt de ondernemingen die hebben geweigerd het akkoord over de brandveiligheid en de veiligheid van gebouwen in Bangladesh te ondertekenen met klem hun standpunt te herzien en het akkoord onverwijld te ondertekenen;
5. maakt erop attent dat de bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen een doelstelling is die wordt ondersteund door de Europese Unie en dat de Commissie van mening is dat de Unie moet garanderen dat het door haar gevoerde buitenlands beleid een effectieve bijdrage levert aan de duurzame ontwikkeling en de sociale ontplooiing van de betrokken landen en dat de activiteiten van Europese bedrijven, waar zij ook investeren en actief zijn, in overeenstemming zijn met de Europese waarden en de internationaal aanvaarde normen;
6. is van oordeel dat het akkoord over de brandveiligheid en de veiligheid een eerste stap is, maar dat daadkrachtiger maatregelen nodig zijn om een historische verandering teweeg te kunnen brengen in de textielindustrie van Bangladesh; dringt erop aan dat het akkoord zo spoedig mogelijk ten uitvoer wordt gelegd; herinnert eraan dat Bangladesh niet het enige land is dat met dergelijke tragedies te maken heeft, en meent dat detailhandelaars een samenhangende internationale strategie moeten handhaven ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen;
7. verzoekt de grote internationale kledingmerken hun toeleveringsketens aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en met hun toeleveranciers samen te werken om de gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren, en om ervoor te zorgen dat een adequaat niveau van veiligheidsnormen wordt toegepast bij de productie van voor de uitvoer bestemde goederen in Bangladesh;
8. betreurt ten zeerste dat de regering van Bangladesh er niet in is geslaagd de nationale regelgeving voor gebouwen te handhaven; verzoekt de regering en de relevante gerechtelijke autoriteiten onderzoek te doen naar de aantijgingen dat deze regelgeving niet is nageleefd vanwege samenzweringen tussen corrupte ambtenaren en verhuurders die erop uit waren hun kosten te verlagen;
9. verzoekt de regering van Bangladesh het akkoord over de brandveiligheid en de veiligheid van gebouwen in Bangladesh proactief en met onmiddellijke ingang ten uitvoer te leggen, en met name door werknemers te leren hoe zij hun rechten en veiligheid kunnen beschermen, en gebruik kunnen maken van hun recht onveilig werk te weigeren;
10. verzoekt de Commissie toe te zien op de tenuitvoerlegging van het akkoord en de daaraan gerelateerde initiatieven; is van oordeel dat de Europese Unie bij het uitblijven van voldoende voortgang moet overwegen welke aanvullende maatregelen kunnen worden genomen om actie te genereren, zoals specifieke handelsbeperkingen, bijvoorbeeld in het kader van het Stelsel van algemene preferenties (SAP) – uit hoofde waarvan Bangladesh momenteel belasting- en quotumvrij toegang heeft tot de EU-markt de in het kader van de "Alles behalve wapens"-regeling – om aan te zetten tot een verantwoord beheer van de toeleveringsketens waarvan ontwikkelingslanden deel uitmaken;
11. verlangt van de Commissie dat zij verantwoord ondernemen actief bevordert bij EU-bedrijven die in het buitenland actief zijn, met speciale aandacht voor de strikte naleving van al hun wettelijke verplichtingen, met name de internationale normen en regels op het gebied van mensenrechten, arbeidsrecht en milieu; merkt op dat ondernemingen die maatschappelijk verantwoord ondernemen als marketinginstrument gebruiken erop moeten toezien dat alle beweringen waar zijn;
12. verzoekt multinationals, detailhandelaren, ngo's en alle andere betrokkenen – in voorkomend geval met inbegrip van de Commissie – samen te werken aan de ontwikkeling van een etiketteringsnorm die aangeeft dat een geëtiketteerd product geproduceerd is met inachtneming van de basisarbeidsnormen van de IAO, en het toezicht op de naleving van dergelijke etiketten te versterken; merkt op dat hierdoor eveneens kan worden gewaarborgd dat consumenten meer informatie krijgen over de vervaardiging van producten;
13. betreurt dat de Commissie voornemens is het voorstel voor een verordening betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen in te trekken; benadrukt dat het voorstel van groot belang is voor het toekennen van extra waarde aan kwalitatief hoogwaardige productie en sociale en milieunormen;
14. is ingenomen met de recente hervormingen die de regering van Bangladesh in gang heeft gezet, waaronder het langverwachte besluit, als onderdeel van het tripartiete actieplan, de 4 miljoen textielwerkers toe te staan zonder toestemming van fabriekseigenaars vakbonden op te richten;
15. is verheugd over de voorstellen van de partners van het tripartiete actieplan ten aanzien van een herziening van de arbeidswetgeving, een evaluatie van de structurele veiligheid van gebouwen en brandveiligheidsnormen voor alle actieve kledingfabrieken in Bangladesh, die eind 2013 zouden moeten worden afgerond, alsook over een reeks urgente maatregelen, zoals de verplaatsing van onveilige fabrieken; onderstreept hoe belangrijk het is dergelijke voorstellen aan te nemen en uit te voeren;
16. steunt de partners van het tripartiete actieplan in hun verzoek aan de IAO om een vaardigheden- en opleidingsprogramma op te zetten voor werknemers die gewond zijn geraakt bij de tragedies van Tazreen Fashions Ltd, Smart Export Garments en Rana Plaza;
17. betreurt dat Bangladesh tot op heden heeft geweigerd IAO-verdragen 87 en 98 over de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, of verdragen 29 en 105 over de bestrijding en afschaffing van gedwongen arbeid, te ondertekenen;
18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regering en het parlement van Pakistan en Bangladesh en de directeur-generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0100.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0027.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0049.