Ontwerpresolutie - B7-0232/2013Ontwerpresolutie
B7-0232/2013

ONTWERPRESOLUTIE over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen in Bangladesh naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een gebouw

20.5.2013 - (2013/2638(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Jean Lambert, Franziska Keller, Barbara Lochbihler, Marije Cornelissen, Karima Delli, Yannick Jadot, Malika Benarab-Attou, Elisabeth Schroedter, Nicole Kiil-Nielsen, Raül Romeva i Rueda, Franziska Katharina Brantner, Ulrike Lunacek, Ana Miranda, Sven Giegold, Claude Turmes, Judith Sargentini, Helga Trüpel, Nikos Chrysogelos namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0223/2013

Procedure : 2013/2638(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0232/2013
Ingediende teksten :
B7-0232/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0232/2013

Resolutie van het Europees Parlement over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen in Bangladesh naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een gebouw

(2013/2638(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Bangladesh, met name die van 17 januari 2013[1], 6 september 2007[2] en 10 juli 2008[3],

–   gezien zijn resoluties van 25 november 2010 over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten[4] en over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten[5],

–   gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Volksrepubliek Bangladesh inzake partnerschap en ontwikkeling[6],

–   gezien de gezamenlijke verklaring van de VV/HV, Catherine Ashton, en de EU-commissaris belast met handel, Karel De Gucht, van 30 april 2013 na het recente instorten van een gebouw in Bangladesh,

–   gezien het Stimuleringskader voor de gezondheid en veiligheid op het werk van de IAO (2006, C-187) en het Verdrag betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu (1981, C-155), die niet zijn geratificeerd door Bangladesh en Pakistan, alsmede de respectievelijke aanbevelingen daarbij (R-197), gezien het Verdrag betreffende de arbeidsinspectie (1947, C-081), dat door Bangladesh werd ondertekend, en de aanbevelingen daarbij (R-164),

–   gezien de Mededeling van de Commissie getiteld "Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 voor maatschappelijk verantwoord ondernemen" (COM(2011)0681),

–   gezien zijn resoluties van 6 februari 2013 over maatschappelijk verantwoord ondernemen: verantwoordelijk en transparant zakelijk gedrag en duurzame groei[7], alsook over maatschappelijk verantwoord ondernemen: het bevorderen van belangen in de samenleving en een weg naar duurzaam en inclusief herstel[8],

–   gezien de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, waarin voor zowel regeringen als bedrijven een kader is vastgelegd om mensenrechten te beschermen en te eerbiedigen, dat in juni 2011 werd onderschreven door de Mensenrechtenraad,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de EU en Bangladesh al lang goede betrekkingen onderhouden, onder andere in de vorm van de samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling;

B.  overwegende dat Bangladesh inmiddels ná China de grootste exporteur van kleding in de wereld is, met de laagste lonen in de kledingsector, en dat de textielsector goed is voor bijna 80% van alle exporten van het land, waarbij de EU de belangrijkste exportmarkt van Bangladesh is, en verder overwegende dat de productiedruk op de internationale textielmarkt, waar alles draait om lage kosten en een hoge productie, de werknemers in Bangladesh uitermate kwetsbaar maakt;

C. overwegende dat op 24 april 2013 het Rana Plaza, een gebouw in Savar buiten Dhaka waarin meerdere kledingfabrieken waren gevestigd, instortte, resulterend in de dood van meer dan 1 000 mensen en ongeveer 2 500 gewonden;

D. overwegende dat het ingestorte gebouw illegaal was gebouwd en niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed, en verder overwegende dat de fabriekseigenaren de werknemers gedwongen hebben terug aan het werk te gaan ondanks het feit dat de vorige dag scheuren in het gebouw waren ontdekt en ondanks de waarschuwingen van de geraadpleegde ingenieur dat het gebouw ontruimd moest blijven;

E.  overwegende dat deze ramp werd voorafgegaan door een brand in een fabriek van Tazreen Fashion in Ashulia in november 2012, waarbij meer dan 100 medewerkers om het leven kwamen en een nog veel groter aantal gewonden viel, terwijl een paar dagen na het drama in Savar, op 8 mei, een brand in de kledingfabriek van Tung Hai, in de wijk Mirpur van Dhaka, aan acht mensen het leven kostte;

F.  overwegende dat hoewel een onderzoekscommissie bestaande uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en van de vaste kamercommissie voor arbeidsaangelegenheden tot de slotsom is gekomen dat de eigenaar van de Tazreen-fabriek strafrechtelijk moet worden vervolgd wegens verwijtbare nalatigheid, hij nog altijd op vrije voeten is; overwegende dat op 28 april 2013 bij het hooggerechtshof van Bangladesh een klacht is ingediend tegen de autoriteiten wegens passiviteit waarin op de arrestatie van de eigenaar van de bedoelde fabriek wordt aangedrongen; overwegende dat in het geval van het Rana Plaza de eigenaren van de fabriek en het gebouw wel zijn gearresteerd en in staat van beschuldiging zijn gesteld;

G. overwegende dat op 16 mei 2013 het dak van een schoenenfabriek in de provincie Kampong Speu in Cambodja is ingestort, waarbij ten minste twee mensen om het leven kwamen;

H. overwegende dat de grote aantallen slachtoffers in al deze gevallen voornamelijk zijn toegeschreven aan het ontbreken van minimale veiligheidsmaatregelen, illegale en slecht gebouwde gebouwen, en het feit dat de werknemers het recht wordt ontzegd voor hun eigen belangen op te komen;

I.   overwegende dat volgens berichten in de media in Bangladesh het land slechts ongeveer 51 inspecteurs heeft die controles verrichten in de ongeveer 5 000 zogenaamde Ready made Garment (RmG) -fabrieken en andere fabrieken in het land;

J.   overwegende dat volgens informatie van het International Labour Rights Forum in Bangladesh sinds 2005 meer dan 600 textielwerkers bij fabrieksbranden zijn omgekomen, terwijl volgens verslagen van mensenrechtenorganisaties geen van de fabriekseigenaars of -directeurs ooit voor het gerecht werd gebracht;

K. overwegende dat sommige westerse detailhandelaars terughoudend waren om te erkennen dat de betrokken fabrieken kleding produceerden die zij verkochten, hetgeen het gebrek aan transparantie en verantwoording in de toeleveringsketen van de internationale textielindustrie aantoont;

L.  overwegende dat de concurrentie in de gemondialiseerde economie, met steeds kortere cycli en een steeds hogere productie en consumptie in de kleding- en schoenensector, resulteert in een onhoudbare druk op de productie- en arbeidskosten en een onaanvaardbare tol eist met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van de werknemers; verder overwegende dat de prijs van kleding in het VK volgens informatie van de regering van Bangladesh sinds 2005 met 20% is gedaald;

M. overwegende dat de textiel- en kledingsector gemeten naar handelsvolume inmiddels de op één na grootste economische activiteit in de wereld is, en verder overwegende dat de textielindustrie beschouwd wordt als één van de meest vervuilende industriesectoren; overwegende dat het spinnen, weven en produceren van industriële vezels de luchtkwaliteit aantast, dat het verven en bedrukken enorme hoeveelheden water en chemicaliën behoeft en dat hierbij grote aantallen vluchtige agentia in de atmosfeer worden uitgestoot die uitermate schadelijk zijn voor de werknemers, de consumenten en het milieu;

N. overwegende dat volgens het Worker Rights Consortium de prijs af fabriek van elk van de zeven miljard kledingstukken die Bangladesh elk jaar aan westerse merken verkoopt met minder dan tien cent omhoog zou gaan indien de veiligheidsnormen in de 5 000 kledingfabrieken in het land binnen vijf jaar zouden worden opgetrokken naar het niveau van het Westen;

O. overwegende dat de verantwoordelijkheid om inspanningen te leveren teneinde de arbeids- en veiligheidsnormen in de kledingsector ten voordele van de werknemers te verbeteren op alle niveaus van de productie- en toeleveringsketen ligt, gaande van de eindgebruiker in Europa tot de detailhandelaars en de fabrieksleiding en de regeringen;

P.  overwegende dat onmenselijke arbeidsomstandigheden, de uitbuiting van werknemers en milieuverontreiniging niet tot bepaalde regio's van de wereld of tot bepaalde industriesectoren beperkt blijven, maar overal moeten worden bestreden, zoals is gebleken uit het recente drama in Manolada in Griekenland, waar op 17 april 2013 28 aardbeienplukkers – bijna allemaal uit Bangladesh – door de leiding van het bedrijf zijn neergeschoten en verwond toen zij zes maanden achterstallig loon opeisten;

1.  betuigt zijn diepe leedwezen over de doden en vele gewonden bij de Rana Plaza-ramp, een van de grootste fabrieksrampen in de geschiedenis, en betuigt tevens zijn deelneming aan de mensen die hierbij gewond of verminkt zijn geraakt of zijn omgekomen, alsook aan de families van de overledenen;

2.  roept alle Europese detailhandelaars wiens bestellingen werden behandeld toen het gebouw instortte op om de lokale autoriteiten en de sociale partners te steunen bij de organisatie van een adequate en transparante schadevergoedingsregeling voor de slachtoffers en hun families, alsook om aan een dergelijke regeling bij te dragen; is van mening dat een dergelijke regeling het inkomensverlies en de schade moet dekken voor de gewonden en de families van de overledenen, alsmede moet voorzien in gratis medische verzorging voor de gewonden en zorg en onderwijs voor de familieleden die ten laste waren van de overleden werknemers;

3.  verwelkomt het feit dat op 15 mei 2013 in Bangladesh tussen de vakbonden, ngo's en ongeveer 40 multinationale textieldetailhandelaars een overeenkomst inzake brandveiligheid en de veiligheid van gebouwen is gesloten, waarmee beoogd wordt de veiligheidsnormen in de fabrieken te verbeteren (en die ook bepalingen bevat betreffende het betalen van de kosten van dergelijke maatregelen), met name middels de oprichting van een onafhankelijk inspectiesysteem, met inbegrip van openbare rapportage en verplichte reparaties en renovaties, en steun voor de oprichting van gezondheids- en veiligheidscommissies in alle fabrieken, mét de participatie van vertegenwoordigers van de werknemers; roept alle andere relevante textielmerken, met inbegrip van textieldetailhandelaars Walmart en Gap, die elke bindende overeenkomst blijven afwijzen, op zich bij deze overeenkomst aan te sluiten;

4.  verwelkomt het op 4 mei 2013 door de regering, werkgevers, werknemers en de IAO overeengekomen actieplan, dat de partijen verplicht de arbeidswetgeving te moderniseren, de werknemers toestaat vakbonden op te richten en collectief te onderhandelen, bepaalt dat vóór eind 2013 de veiligheid van alle voor de export producerende RmG-fabrieken in Bangladesh moet worden gecontroleerd, de mogelijkheid biedt onveilige fabrieken te verplaatsen en voorziet in de aanwerving van honderden extra inspecteurs;

5.  hoopt dat het actieplan volledig zal worden geïmplementeerd; is in dit verband verheugd over het besluit van de regering van Bangladesh om het minimumloon de komende weken op te trekken, hetgeen goed nieuws is voor ongeveer vier miljoen voornamelijk vrouwelijke werknemers, en dringt er bij de regering van het land op aan bedrijven die met hun salarissen onder het minimumloon zitten, te bestraffen; spoort de regering aan het minimumloon te blijven herzien en op te trekken tot het niveau van het bestaansminimum; verwacht van de werkgevers dat zij zich houden aan hun toezegging om een nieuwe werkplek te vinden voor de werknemers die door de ongelukken werkloos zijn geworden en voor de werknemers die weer inzetbaar zijn, en verzoekt de regering daarnaast wetgeving te ontwikkelen die leden van vakbonden bescherming biedt tegen ontslag vanwege legitieme vakbondsactiviteiten;

6.  is verheugd over de stappen die de regering van Bangladesh heeft genomen om de slachtoffers en hun families te steunen en om de personen die verantwoordelijk zijn voor het grote aantal slachtoffers voor het gerecht te brengen; roept de autoriteiten op de directie te verplichten de namen van alle door de ongelukken getroffen werknemers aan de autoriteiten door te geven en ervoor te zorgen dat alle slachtoffers toegang hebben tot een rechter zodat zij schadevergoeding kunnen eisen;

7.  verzoekt alle bedrijven, en met name kledingsmerken, die direct of indirect, in Bangladesh of andere landen, fabrieken inschakelen zich volledig te houden aan de internationaal erkende praktijken op het gebied van het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), met name de onlangs geactualiseerde richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen, de tien beginselen van Global Compact van de VN, de ISO 26000 Guidance Standard on Social Responsability, de tripartiete Declaration of Principles Concerning Multinational Enterprises and Social Policy van de IAO en de VN‑richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, en hun toeleveringsketens kritisch tegen het licht te houden, teneinde ervoor te zorgen dat hun goederen uitsluitend worden geproduceerd in fabrieken waar de veiligheidsnormen en de arbeidsrechten volledig in acht worden genomen;

8.  erkent dat werk in de kledingsector miljoenen arme plattelandsvrouwen in Bangladesh en elders in staat stelt te ontsnappen aan een leven vol ontbering en afhankelijkheid van mannen; is evenwel van oordeel dat bepaalde minimale veiligheids- en arbeidsnormen in de hele wereld, met inbegrip van de EU, de norm moeten zijn; roept de regering van Bangladesh in het bijzonder op toe te zien op de naleving door alle producenten van de arbeidswet van 2006;

9.  is van oordeel dat hogere (door de consumenten te betalen) prijzen voor eindproducten een noodzakelijk onderdeel van het verbeteringstraject vormen en dat de tijd rijp is om te beginnen met onderhandelingen over een minimumloon voor de kledingindustrie in de hele wereld; is van oordeel dat bepaalde voorstellen gericht op het verbeteren van de situatie van de werknemers in de textielsector, zoals dat van Nobelprijswinnaar Muhammad Yunus voor de oprichting van een Garment Workers Welfare Trust, onze aandacht verdienen;

10. roept de Raad en de Commissie op in alle door de EU ondertekende bilaterale handels- en investeringsovereenkomsten een bindende MVO-clausule op te nemen, gebaseerd op de beginselen van MVO zoals deze op internationaal niveau zijn vastgesteld, met inbegrip van de in 2010 geactualiseerde richtsnoeren van de OESO, en de normen die vastgesteld zijn door de VN (met name de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten), de IAO en de EU; stelt voor dat in deze clausule de bestaande normen en concepten worden geharmoniseerd om de vergelijkbaarheid en billijkheid te garanderen, en dat er maatregelen in worden opgenomen om de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze beginselen op EU-niveau te controleren;

11. verzoekt de Raad en de Commissie wetgeving te introduceren die bedrijven die onder Europese wetgeving op de Europese markt actief willen zijn verplicht informatie te verstrekken over de volledige toeleveringsketen van hun producten, overeenkomstig de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, met inbegrip van transparantie over de toeleveringsketen tot aan de productiefaciliteit, en kijkt uit naar de mededeling van de Commissie hierover;

12. is verheugd over het voornemen van de Commissie om Bangladesh te helpen bij het verbeteren van de situatie op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk en met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen;

13. wenst dat in de toekomstige handelsovereenkomsten van de EU met derde landen gezondheid en veiligheid op het werk als deel van de agenda voor waardig werk een meer prominente plaats krijgen en dat de EU technische steun verleent voor de tenuitvoerlegging van de desbetreffende bepalingen;

14. roept op een systeem van transnationale juridische samenwerking op te zetten tussen de EU en derde landen waarmee zij een bilaterale handelsovereenkomst heeft ondertekend om ervoor te zorgen dat slachtoffers van inbreuken op sociale of milieuwetgeving, of van gevallen waarin multinationals en hun directe dochtermaatschappijen hun verplichtingen inzake MVO niet naleven of geen billijke handelspraktijken hanteren, daadwerkelijk toegang tot de rechter hebben in het land waar de inbreuk plaatsvond, en roept voorts op tot steun voor internationale juridische procedures om, in voorkomend geval, overtredingen van de wettelijke regels door ondernemingen te bestraffen;

15. veroordeelt in de meest krachtige bewoordingen de gewelddadige aanval op arbeidsmigranten in Manolada in Griekenland en spreekt zijn medeleven uit met de slachtoffers; is verheugd over de maatregelen die de Griekse autoriteiten hebben genomen om de daders voor het gerecht te brengen en de slachtoffers te compenseren; vraagt de Commissie de Griekse autoriteiten op alle mogelijke manieren te ondersteunen bij hun strijd tegen de golf van racisme en racistisch geweld die Griekenland op dit moment treft;

16. verzoekt de VV/HV en commissaris De Gucht de ratificatie van de belangrijkste IAO-normen, gezondheids- en veiligheidsinspecties en de vrijheid van vereniging ter tafel te brengen in de gesprekken met Bangladesh over permanente toegang tot het stelsel van algemene preferenties van de EU;

17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en het parlement van Bangladesh, en de directeur-generaal van de IAO.