ONTWERPRESOLUTIE over wapenuitvoer: uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad
5.6.2013 - (2013/2657(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Michael Gahler, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Elmar Brok, Arnaud Danjean, Mairead McGuinness, Krzysztof Lisek, Tunne Kelam, Elena Băsescu namens de PPE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0260/2013
B7‑0262/2013
Resolutie van het Europees Parlement over wapenuitvoer: uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad
Het Europees Parlement,
– gezien het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie[1],
– gezien de huidige procedure voor de evaluatie van het gemeenschappelijk standpunt in de Groep export van conventionele wapens van de Raad van de Europese Unie (COARM) dat overeenkomstig artikel 15 drie jaar na de vaststelling ervan moet worden geëvalueerd,
– gezien Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap[2],
– gezien Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB van de Raad van 12 juli 2002 inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens en de strategie van de EU in de strijd tegen de illegale verzameling van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en hun munitie, dat op 15 en 16 december 2005 door de Europese Raad is goedgekeurd[3],
– gezien Gemeenschappelijk Standpunt 2003/468/GBVB van de Raad van 23 juni 2003 over het toezicht op de tussenhandel in wapens[4],
– gezien de bijgewerkte gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie van 27 februari 2012[5],
– gezien de regelmatige bijgewerkte gids voor de gebruiker bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie[6],
– gezien het Arrangement van Wassenaar betreffende de controle op de uitvoer van conventionele wapens en van goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik van 12 mei 1996, alsmede de in de jaren 2011 en 2012 bijgewerkte lijsten van deze goederen en technologieën en munitie[7],
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van zijn vergadering van 25 juni 2012, waarin de steun van de EU voor een internationale overeenkomst over wapenhandel in VN-verband wordt benadrukt en waarin bindende gemeenschappelijke normen voor de wereldwijde handel in conventionele wapens worden vastgelegd[8], alsmede de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 27 en 28 mei 2013,
– gezien zijn resolutie van 18 januari 2007 over het zevende en het achtste jaarrapport van de Raad uit hoofde van uitvoeringsbepaling nr. 8 van de Gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer[9],
– gezien zijn resolutie van 13 juni 2012 over de onderhandelingen over het wapenhandelsverdrag van de Verenigde Naties[10],
– gezien artikel 42 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat wapenuitvoer onder meer aanzienlijke gevolgen kan hebben voor zowel de veiligheid als de ontwikkeling en dat derhalve het controlebeleid van de Europese Unie met betrekking tot de uitvoer van militaire technologie en goederen moet worden aangescherpt;
B. overwegende dat Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB een juridisch bindend kader vormt en dat niet-naleving van de acht criteria die erin zijn vastgelegd als gevolg moet hebben dat er geen exportvergunning wordt afgegeven (voor de criteria 1 t/m 4) of dat dit op zijn minst wordt overwogen (voor de criteria 5 t/m 8);
C. overwegende dat de derde landen Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, IJsland, Canada, Kroatië, Montenegro en Noorwegen de in het gemeenschappelijk standpunt vastgelegde criteria en beginselen officieel hebben onderschreven;
D. overwegende dat overeenkomstig artikel 3 van het gemeenschappelijk standpunt in deze acht criteria slechts minimumnormen worden vastgesteld en dat de lidstaten restrictievere wapenbeheersingsmaatregelen mogen treffen;
E. overwegende dat in artikel 10 van het gemeenschappelijk standpunt duidelijk wordt bepaald dat de lidstaten, waar dat passend is, ook rekening mogen houden met het effect van de voorgestelde uitvoer op hun economische, sociale, commerciële en industriële belangen, en dat deze factoren niet van invloed mogen zijn op de toepassing van de bovengenoemde criteria;
F. overwegende dat in het gemeenschappelijke standpunt de breedst mogelijke gemeenschappelijk opvatting wordt vastgelegd met betrekking tot de controle op de uitvoer van militaire technologie en goederen om de nationale exportcontrolesystemen te coördineren;
G. overwegende dat een ontwikkeling naar een strenger controle- en meldsysteem is waargenomen sinds er jaarverslagen worden voorgelegd aan de Raad overeenkomstig artikel 8, lid 2, van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie; overwegende dat de lidstaten legislatieve en organisatorische hindernissen moeten overwinnen teneinde te zorgen voor betere naleving van de acht criteria en voor onafhankelijke controle van die naleving;
H. overwegende dat de lidstaten al veel overeenstemming hebben bereikt over de toepassing en de interpretatie van de acht criteria van het gemeenschappelijk standpunt, met name dank zij de gids voor de gebruiker van het gemeenschappelijk standpunt, die is opgesteld door COARM, en waarin gedetailleerd wordt aangegeven hoe de criteria het best kunnen worden toegepast;
I. overwegende dat de gebeurtenissen van de Arabische Lente in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten (de MENA-landen) hebben aangetoond dat het gemeenschappelijk standpunt op doelmatige wijze ten uitvoer wordt gelegd; overwegende dat deze gebeurtenissen vanaf begin 2011 stelselmatig aan de orde zijn gesteld op alle vergaderingen van COARM en dat hierdoor de noodzakelijke herziening van het nationale uitvoerbeleid van de lidstaten naar de betreffende landen kon worden geharmoniseerd; overwegende dat dit raadplegingsproces tussen de lidstaten gepaard ging met versterkte zorgvuldigheidsmaatregelen, opschorting en uitstel van vergunningen en dat deze besluiten door de verschillende lidstaten snel genomen konden worden dankzij bestaande mechanismen voor de uitwisseling van gegevens, zowel in COARM-verband als daarbuiten;
J. overwegende dat de lidstaten in de afgelopen jaren in verschillende mate militaire technologieën en goederen hebben uitgevoerd naar verschillende regio's van de wereld;
K. overwegende dat door de industrie wordt aangedrongen op uitbreiding van de wapenuitvoer, om de voorspelde achterblijvende vraag in de Europese Unie te compenseren, als bijdrage om de industriële basis van de wapenindustrie te verstevigen;
L. overwegende dat de defensie-industrie een belangrijke sector en werkgever in de EU blijft die in aanzienlijke mate bijdraagt aan de werkgelegenheid en de ontwikkeling, wat vooral van belang is in tijden van economische en financiële crisis;
M. overwegende dat O&O in de defensie-industrie een aanzienlijk doorwerkingseffect heeft in de vorm van een groot aantal civiele toepassingen;
N. overwegende dat vanwege aanzienlijke bezuinigingen op de defensiebegrotingen sinds het begin van de economische crisis in 2008 de uitvoer van toenemend belang is voor de defensie-industrie;
1. neemt er kennis van dat de landen van de Europese Unie volgens gegevens van het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) tezamen, nog vóór de VS en Rusland, de grootste wapenexporteurs ter wereld zijn[11] en dat van deze wapenuitvoer een steeds groter aandeel (61% in 2011[12]) geleverd werd aan landen buiten de Europese Unie;
2. erkent dat de Europese Unie als enige statenbond beschikt over een bindend juridisch kader dat uniek is in de wereld en dat dient om de controle van de wapenuitvoer naar o.a. crisisregio's en landen met een discutabele mensenrechtensituatie te verbeteren, en is in dit verband ingenomen met het feit dat Europese en niet-Europese derde landen zich hebben aangesloten bij het controlesysteem voor wapenuitvoer op basis van het gemeenschappelijk standpunt; wijst er echter op dat de acht criteria in de afzonderlijke lidstaten van de EU niet overal even strikt worden toegepast en geïnterpreteerd; roept derhalve op tot een meer uniforme interpretatie en uitvoering van het gemeenschappelijke standpunt met al zijn verplichtingen;
3. neemt nota van het feit dat de controle op de naleving van de criteria plaatsvindt aan de hand van nationale regelgeving; is van mening dat de nationale parlementen of specifieke parlementaire organen moeten zorgen voor effectieve controle op de toepassing van de criteria;
4. is verheugd dat de bijgewerkte versie van de munitielijst van het Arrangement van Wassenaar, waarin alle wijzigingen van de munitielijst uit 2011 zijn verwerkt, door de Raad is aangenomen; dringt er bij de Raad op aan ook de laatste wijzigingen, die in 2011 o.a. aan de lijst met goederen voor tweeërlei gebruik waren aangebracht en door een deskundigengroep in december 2012 zijn overeengekomen, aan te nemen;
5. roept de lidstaten op met het oog op de uitvoercontrole en de toepassing van de acht criteria meer aandacht te besteden aan alle militaire technologieën en goederen als bedoeld in het Gemeenschappelijk Standpunt 288/944/GBVB;
6. roept voorts op tot een betere toepassing van de criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB alvorens nieuwe criteria worden voorgesteld;
7. benadrukt de belangrijke rol van de nationale parlementen en het Europees Parlement om de overeengekomen normen in het gemeenschappelijk standpunt op nationaal en Europees niveau zowel uit te voeren als te handhaven en om een transparant controlesysteem met verantwoordingsplicht in te voeren; vraagt derhalve een transparant en robuust controlemechanisme dat de rol van de parlementen versterkt;
8. benadrukt het belang en de legitimiteit van het parlementaire toezicht op de gegevens en de uitoefening van de controle op de wapenuitvoer en verzoekt derhalve de invoering van de maatregelen, ondersteuning en gegevens die nodig zijn om de onbeperkte uitoefening van deze controlerende functie op nationaal en Europees niveau te waarborgen;
9. verwelkomt de ondertekening onder auspiciën van de Verenigde Naties van een juridisch bindend Wapenhandelsverdrag (ATT) inzake de internationale handel in conventionele wapens, na zeven jaar van langdurig onderhandelen, waarmee een doeltreffend controlesysteem voor de internationale wapenhandel tot stand is gekomen met een grotere transparantie en controleerbaarheid, waarbij uiterst strenge internationale normen zijn vastgesteld, zodat het onverantwoordelijk en illegaal gebruik van conventionele wapens steeds moeilijker wordt;
10. wijst erop dat de internationale gemeenschap met de goedkeuring van het ATT door de Algemene Vergadering van de VN heeft laten zien zich krachtig te willen inzetten voor het reguleren van de internationale wapenhandel, overeenkomstig de beginselen van transparantie en controleerbaarheid;
11. benadrukt dat het van groot belang is het ATT op doeltreffende en geloofwaardige wijze uit te voeren;
12. wijst op de eensgezinde en consistente wijze waarop de EU en haar lidstaten steun verlenen aan het internationale proces tot vaststelling van bindende regels voor de internationale wapenhandel;
13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.
- [1] PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.
- [2] PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1.
- [3] PB L 191 van 19.7.2002, blz. 1; Raad van de Europese Unie , 5319/06, 13.1.2006.
- [4] PB L 156 van 25.6.2003, blz. 79.
- [5] PB C 85 van 22.3.2012, blz. 1.
- [6] Raad van de Europese Unie , 9241/09, 29.4.2009.
- [7] http://www.wassenaar.org/
- [8] Raad van de Europese Unie, 3179. Vergadering van de Raad "Buitenlandse Zaken", 25.6.2012 in Luxemburg.
- [9] PB C 244 van 18.10.07, blz. 210.
- [10] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0008.
- [11] The top 20 Arms Exporters, 2007-2011, http://www.sipri.org/googlemaps/2012_of_at_top_20_exp_map.html
- [12] "EU arms exports figures remain level", Jane's Defence Weekly, 4 januari 2013.