Ontwerpresolutie - B7-0276/2013Ontwerpresolutie
B7-0276/2013

ONTWERPRESOLUTIE over Europese maatregelen tegen jeugdwerkloosheid

10.6.2013 - (2013/2673(RSP))

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Rebecca Harms, Daniel Cohn-Bendit, Raül Romeva i Rueda, Karima Delli, Malika Benarab-Attou, Rui Tavares, Jean Lambert, Elisabeth Schroedter, Marije Cornelissen, Ana Miranda, Franziska Keller, Margrete Auken namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0270/2013

Procedure : 2013/2673(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0276/2013
Ingediende teksten :
B7-0276/2013
Aangenomen teksten :

B7‑0276/2013

Resolutie van het Europees Parlement over Europese maatregelen tegen jeugdwerkloosheid

(2013/2673(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de op 28 februari 2013 in de Raad bereikte politieke overeenstemming over een aanbeveling van de Raad over de invoering van een jongerengarantie,

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 7 februari 2013 over een jongerenwerkgelegenheidsinitiatief,

–   gezien het voorstel van de Commissie van 5 december 2012 voor een tweede fase van de raadpleging van de sociale partners op Europees niveau inzake een kwaliteitskader voor stages (COM(2012)0728),

–   gezien zijn resolutie van 6 juli 2010 over het bevorderen van de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt en het versterken van de positie van stagiair en leerling,

–   gezien zijn resolutie van 16 januari 2013 over een jongerengarantie,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat 23,5 % van de jongeren in de EU momenteel geen werk heeft, het jeugdwerkloosheidspercentage in sommige lidstaten meer dan 55 % bedraagt, 8,3 miljoen Europeanen onder de 25 jaar niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen, 15 % van alle kinderen de school verlaat zonder het middelbaar onderwijs te hebben afgerond en 10 % van de burgers in de EU in een huishouden woont waar niemand een baan heeft; overwegende dat dit ernstige sociale gevolgen kan hebben voor de samenleving en het individu en dat deze problemen maar blijven toenemen, waardoor er een verloren generatie dreigt te ontstaan;

B.  overwegende dat dit grote aantal jongeren dat werkloos is en geen onderwijs of opleiding volgt ook een mensenrechtenaspect heeft en gevolgen kan hebben op het gebied van de schending van de mensenrechten; overwegende dat er een op rechten gebaseerde benadering nodig is om deze situatie aan te pakken;

C. overwegende dat blijkt dat de huidige crisismaatregelen, namelijk minder overheidsuitgaven in de crisislanden, rechtstreeks een negatieve impact op jongeren hebben als gevolg van besparingen op het gebied van onderwijs, het scheppen van banen en ondersteunende diensten; overwegende dat het beleid dat een invloed heeft op jongeren momenteel wordt ontwikkeld zonder de jongeren zelf en andere belanghebbenden erbij te betrekken;

D. overwegende dat het onderwijs- en opleidingsbeleid een cruciale rol kan spelen om de enorme jeugdwerkloosheid te bestrijden en integratie en participatie daadwerkelijk te ondersteunen; overwegende dat er meer moet worden geïnvesteerd in beroepsonderwijs en -opleiding, integratie in leerstructuren, hoger onderwijs en onderzoek; overwegende dat bijscholing van essentieel belang is om individuen de nodige vaardigheden mee te geven voor kwalitatieve jobs in groeisectoren zoals groene banen en de ICT- en zorgsector;

1.  verzoekt de lidstaten, hun staatshoofden en de Commissie:

-    jongeren en werkgelegenheid op grond van rechten te benaderen;

-    jonge belanghebbenden bij de beleidsvorming te betrekken;

-   crisismaatregelen die de jeugdwerkloosheid en de uitsluiting doen toenemen te identificeren en te beëindigen;

-   de nadruk te leggen op toegang tot kwalitatief hoogstaande banen, onderwijs en opleiding;

benadrukt dat het Europees Parlement nauwlettend zal toezien op de vorderingen en op het feit of de beloofde maatregelen worden uitgevoerd, met name wat de jongerengarantie betreft;

2.  verzoekt de Commissie onsamenhangende en vaak destructieve crisismaatregelen eerst te beoordelen en vervolgens te beëindigen; benadrukt dat er dringend meer nodig is dan publieke toezeggingen op het gebied van jeugdwerkloosheid; verzoekt de Commissie niet te besparen op investeringen die gericht zijn op werkgelegenheid voor jongeren, zoals het scheppen van banen, onderwijs, opleiding en onderzoek en ontwikkeling, aangezien deze niet alleen van essentieel belang zijn om de crisis op duurzame wijze te boven te komen maar ook om de economie van de EU te verankeren in concurrentiële en duurzame productiviteit;

3.  verzoekt de Commissie samen met de lidstaten die in bepaalde regio's een jeugdwerkloosheid van meer dan 25 % kennen, een eenjarig steunplan te ontwikkelen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken door banen te scheppen voor minstens 10 % van de getroffen jongeren;

4.  dringt bij de Commissie en de lidstaten aan op een op rechten gebaseerde benadering van jongeren en werkgelegenheid; benadrukt dat, met name in een zeer ernstige crisis, het kwalitatieve aspect van behoorlijk werk voor jongeren niet mag worden aangetast en de fundamentele arbeidsnormen en andere normen inzake de kwaliteit van werk centraal moeten staan;

5.  waarschuwt ervoor dat jongeren niet zomaar aan het werk mogen worden gezet, omdat hierdoor de kwaliteit van dit werk, de rechten van jongeren op het werk en met name het recht op een behoorlijk inkomen in het gedrang kunnen komen; waarschuwt ervoor dat mobiliteit van jongeren geen universele oplossing is en wijst op de ervaringen met braindrain en verspilling van talent in zowel toetredings- als ontwikkelingslanden;

6.  verzoekt de lidstaten niet alleen lippendienst te bewijzen aan hervormingen op het gebied van onderwijs en opleiding, maar ook echt werk te maken van toegang, investeringen en kwaliteit en zo een duurzaam langetermijnbeleid uit te stippelen; herinnert eraan dat het van essentieel belang is aandacht te besteden aan de overgang tussen de verschillende onderwijs- en opleidingstrajecten en ook competenties te erkennen die via niet-formeel en informeel leren zijn verworven; benadrukt dat inkomenszekerheid en vertrouwen in de arbeidsmarktvooruitzichten basisvoorwaarden zijn om voor hoger onderwijs te kiezen en dat jongeren met een groter risico op uitsluiting hierdoor nog meer worden getroffen;

7.  dringt er bij de lidstaten op aan krachtige maatregelen te treffen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid en uitsluiting, met name door preventief op te treden tegen vroegtijdige schoolverlating of voortijdige uitval uit opleidings- en stageprogramma's (bijvoorbeeld door een duaal onderwijssysteem of andere kaders met een vergelijkbare doeltreffendheid op te zetten);

8.  benadrukt dat jongeren werkgelegenheidskansen in hun eigen gemeenschap moeten hebben en dat werk moet worden gemaakt van het aanpakken van geografische ongelijkheden in Europa op het gebied van kansen voor jongeren; verzoekt de Commissie en de lidstaten beleid te waarborgen dat maatregelen bevat om de terugkeer van jongeren naar hun land van herkomst te vergemakkelijken en zo een braindrain en het verlies van menselijk kapitaal te voorkomen;

9.  benadrukt dat sociale investeringen ten behoeve van jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen zal leiden tot een verlaging van het huidige economisch verlies doordat deze jongeren niet in de arbeidsmarkt geïntegreerd zijn, dat door Eurofound wordt geraamd op 153 miljard euro, ofwel 1,2 % van het bbp van de EU[1];

10. wijst erop dat sociale investeringen in jongeren allerlei vormen kunnen aannemen, waaronder: het ontwikkelen van partnerschappen tussen scholen, opleidingscentra en lokale of regionale bedrijven; het verzorgen van gerichte, kwalitatief hoogwaardige opleidingen en stageprogramma's voor jongeren; beroepsopleidingen in samenwerking met ondernemingen; mentorschapsregelingen met het oog op de aanwerving en opleiding van jongeren in het bedrijf of op een betere overgang van onderwijs naar werk; bevordering van de maatschappelijke participatie van jongeren; en bevordering van vrijwillige regionale, Europese en internationale mobiliteit door verdere vooruitgang bij de wederzijdse erkenning van kwalificaties en vaardigheden; onderstreept tevens dat van sociale investeringen doeltreffende prikkels kunnen uitgaan, zoals tewerkstellingssubsidies en verzekeringsbijdragen voor jongeren die behoorlijke woon- en werkomstandigheden garanderen, ten einde openbare en particuliere werkgevers aan te moedigen om jonge mensen in dienst te nemen, zowel in kwalitatief goede banen voor jongeren als in bijscholing en verbetering van hun vaardigheden tijdens hun dienstverband te investeren, en de ondernemingszin bij jongeren aan te wakkeren;

11. doet een dringende oproep tot het vroegtijdig financieren van de 6 miljard euro die is toegewezen aan het nieuwe initiatief "Werkgelegenheid voor de jeugd" tijdens de eerste jaren van het meerjarig financieel kader, om de jeugdwerkloosheid aan te pakken en jeugdgaranties te implementeren; onderstreept dat de kosten van implementering van de jeugdgaranties in de eurozone door de IAO worden geraamd op 21 miljard euro; dringt er daarom op aan dat de toewijzing in het kader van een herziening van het meerjarig financieel kader naar boven wordt bijgesteld; juicht het toe dat de doelgroep voor de jeugdgarantie is uitgebreid tot jongeren onder de 30 jaar;

12. licht de lidstaten in dat het van plan is nauwlettend toe te zien op de activiteiten van alle lidstaten om de jongerengarantie te verwezenlijken, en vraagt jongerenorganisaties het Europees Parlement op de hoogte te houden van hun beoordeling van het optreden van de lidstaten;

13. herinnert eraan dat de twee overkoepelende doelstellingen van de strategie voor jongeren (het creëren van gelijke kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt en de bevordering van sociale integratie) verre van verwezenlijkt zijn en verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem zich te realiseren welke enorme impact de crisis heeft op de maatschappelijke participatie van jongeren;

14. benadrukt dat alle maatregelen van de lidstaten en van Europa om de jeugdwerkloosheid aan te pakken minstens twee aspecten moeten bevatten: contraproductief beleid identificeren en beëindigen en beleid voorstellen op het gebied van jongerenparticipatie en werkgelegenheid waarbij de belanghebbenden echt betrokken zijn;

15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.