ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Turkije
11.6.2013 - (2013/2664(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Niki Tzavela, Nikolaos Salavrakos, Fiorello Provera, Lorenzo Fontana, Rolandas Paksas namens de EFD-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0305/2013
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties, en met name die van 18 april 2013 over het voortgangsverslag 2012 over Turkije[1],
– gezien het kader voor de onderhandelingen met Turkije van 3 oktober 2005,
– gezien Besluit 2008/157/EG van de Raad van 18 februari 2008 betreffende de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het toetredingspartnerschap met de Republiek Turkije[2] ("het Toetredingspartnerschap"), alsmede de eerdere besluiten van de Raad betreffende het Toetredingspartnerschap van 2001, 2003 en 2006,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat op maandag 3 juni 2013 in meer dan 60 van de 81 Turkse provincies op een of andere manier werd geprotesteerd;
B. overwegende dat Turkije kandidaat-land is voor toetreding tot de EU, een belangrijke bondgenoot en NAVO-lid;
C. overwegende dat kandidaat-landen volgens de Kopenhagencriteria voor toetreding tot de EU de principes en fundamentele waarden van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat moeten eerbiedigen;
D. overwegende dat de vrijheid van vergadering, de vrijheid van meningsuiting (inclusief via sociale media, zowel online als offline) en de persvrijheid fundamentele principes van de EU zijn;
E. overwegende dat het bouwproject van het Gezipark veeleer de aanleiding voor de protesten lijkt te zijn geweest dan de oorzaak ervan;
F. overwegende dat volgens diverse berichten meer dan 3 000 betogers in het hele land zijn gearresteerd, waaronder op zijn minst 1 500 jongeren;
G. overwegende dat volgens berichten vier burgers zijn omgekomen;
H. overwegende dat het gros van de betogers gewone burgers zijn, die vaak zijn aangezet tot actie door de socialemedianetwerken; overwegende dat vele van hen vaste banen hebben, inclusief als bankier, jurist, academicus of werknemer in de privésector; en overwegende dat vrouwen bij de protesten aanwezig zijn in opmerkelijk hoge aantallen;
1. is ernstig bezorg door de bewijzen van gewelddadig politieoptreden en veroordeelt het buitensporige gebruik van geweld tegen de betogers door de Turkse politie;
2. verzoekt de Turkse autoriteiten de personen die voor het buitensporige en disproportionele gebruik van geweld aansprakelijk zijn, voor het gerecht te brengen en de slachtoffers compensatie aan te bieden;
3. vraagt een volledig onderzoek van de incidenten die zich hebben voorgedaan en volstrekte terughoudendheid van de politiemacht;
4. dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan de politie van de vreedzame demonstraties en bijeenkomsten terug te trekken en haar alleen in te zetten om eigendom te beschermen in geval van vandalisme en plunderingen;
5. betreurt ten zeerste het feit dat, terwijl de gebeurtenissen in Turkije plaatshadden, de Turkse mediakanalen geen behoorlijke berichtgeving boden; moedigt een zo volledig mogelijke berichtgeving over de gebeurtenissen op de Turkse mainstreamtelevisiezenders aan;
6. wijst erop dat de president van de Turkse republiek heeft opgemerkt dat democratie niet alleen een zaak is van het winnen van verkiezingen, maar dat mensen vrijheid van meningsuiting moeten hebben; verzoekt de president voort de rol van bemiddelaar tussen de bevolking en de Turkse regering te blijven spelen;
7. verzoekt de Turkse regering in dialoog te treden met de mainstreambetogers en deze hun bezorgdheid te laten uiten; benadrukt het feit dat de Turkse premier een inclusiever proces voor de besluitvorming over de toekomst van ruimten als het Gezipark en andere ruimten met nationale betekenis kan aankondigen;
8. verzoekt de Turkse autoriteiten aan te kondigen dat vreedzame demonstraties op het Taksimplein zijn toegestaan;
9. is ernstig bezorgd door het spillover-effect dat de crisis in Syrië heeft op de interne situatie in Turkije; merkt bezorgd op dat soennitische extremisten voortdurend heen en weer gaan over de Turks-Syrische grens en dat de discriminatie tegen alevitische gemeenschappen in Turkije op alarmerende wijze toeneemt;
10. merkt op dat deze crisis moet worden gebruikt als springplank om het stilgevallen hervormingsproces in Turkije weer op te starten;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de voorzitter van het Europees Hof voor de rechten van de mens, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Republiek Turkije.
- [1] Aangenomen teksten P7_TA(2013)0184.
- [2] PB L 51 van 26.2.2008, blz. 4.