Ontwerpresolutie - B7-0308/2013Ontwerpresolutie
B7-0308/2013

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Turkije

11.6.2013 - (2013/2664(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Geoffrey Van Orden, Adam Bielan, Sajjad Karim, Charles Tannock namens de ECR-Fractie

Procedure : 2013/2664(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0308/2013
Ingediende teksten :
B7-0308/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0308/2013

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Turkije

(2013/2664(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties, en met name die van 18 april 2013 over het voortgangsverslag 2012 over Turkije[1],

–   gezien het kader voor de onderhandelingen met Turkije van 3 oktober 2005,

–   gezien Besluit 2008/157/EG van de Raad van 18 februari 2008 betreffende de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het toetredingspartnerschap met de Republiek Turkije[2] ("het Toetredingspartnerschap"), alsmede de eerdere besluiten van de Raad betreffende het Toetredingspartnerschap van 2001, 2003 en 2006,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de demonstraties in Istanbul, en de wijze van reageren daarop door de politie, ook in de rest van Turkije voor onrust hebben gezorgd, en de kritiek van nationale en internationale waarnemers hebben uitgelokt;

B.  overwegende dat de protestgolf schijnt te zijn voortgekomen uit een aanvankelijk vreedzame en kleinschalige betoging van milieuactivisten tegen gemeentelijke bouwprojecten in het Gezipark aan het Taksimplein in Istanbul;

C. overwegende dat de Turkse politie in de vroege ochtend van vrijdag 31 mei heeft gepoogd de betogers te verjagen, en dat het buitensporige geweld bij dit politieoptreden tot hevige gevechten met de betogers heeft geleid zoals die daarna ook in andere steden in Turkije zijn uitgebroken, met honderden gewonden, talloze arrestaties en omvangrijke schade aan particuliere en openbare eigendommen als gevolg;

D. overwegende dat de Turkse vicepremier Bulent Arinc naar verluidt heeft gezegd dat de vreedzame demonstraties tegen de ruiming van het park legitiem waren en dat de politie daarop extreem heeft gereageerd;

E.  overwegende dat artikel 34 van de Turkse grondwet het recht beschermt om zonder toestemming vreedzaam en ongewapend vergaderingen en demonstraties te organiseren;

F.  overwegende dat de Republiek Turkije al sinds lang een seculiere democratie is die voor andere landen met een overwegende moslimbevolking altijd als voorbeeld heeft gediend van modernisering, tolerantie en economische vooruitgang;

G. overwegende dat de toenemende onrust in verband wordt gebracht met meer algemene sociale en politieke onvrede in de Turkse samenleving, bijvoorbeeld over de recente wetgeving waarbij verkoop van en reclame voor alcohol aan banden is gelegd, en de hervorming van het onderwijsstelsel waarin religieuze scholen meer ruimte krijgen;

H. overwegende dat de belangrijkste Turkse media pas laat met een volledige berichtgeving over de demonstraties zijn gekomen, en dat de Turkse mediakanalen zichzelf in hun berichtgeving over de recente gebeurtenissen een ontoelaatbare zelfcensuur hebben opgelegd;

1.  spreekt zich uit voor het democratisch recht van vreedzaam protest, en veroordeelt de buitenproportionele en contraproductieve inzet van geweld door de Turkse politie in reactie op de recente betogingen in Istanbul en andere steden;

2.  vraagt de Turkse autoriteiten met klem om de legitieme protesten met terughoudendheid en begrip tegemoet te treden, en concrete betekenis te geven aan de wezenlijke mensenrechtelijke hervormingen die de laatste jaren zijn doorgevoerd, tezamen met de herziening van het strafrecht en de veranderingen in de rechtspraak die op dit moment plaatsvinden;

3.  is verheugd over de reactie van president Gül, de verontschuldigingen van vicepremier Arinc aan gewonde betogers, en de sinds 5 juni 2013 gevoerde dialoog met leden van het Taksimplatform, en spoort de Turkse regering aan tot erkenning van de legitieme bezwaren die onder een groot deel van de bevolking leven;

4.  wijst op de negentig jaar van democratie in Turkije en de seculiere staatsvorm van Turkije, die premier Erdogan nog eens heeft bevestigd; onderstreept hoe belangrijk Turkije is als democratisch model voor andere landen en volkeren in de regio;

5.  heeft oog voor de recente maatschappelijke en economische hervormingen die de regering-Erdogan heeft doorgevoerd, en die economische groei, verbetering van de mensenrechten voor het Turkse volk, en geleidelijke afstemming op de EU tot resultaat hebben gebracht; wijst nogmaals op het belang van de doorlopende inspanningen van Turkije tot verdere verbetering van zijn democratische instellingen, de rechtsstaat en de inachtneming van fundamentele vrijheden;

6.  wijst met nadruk op de belangrijke geostrategische ligging van Turkije binnen de regio en op zijn actieve rol in de regionale buitenlandse politiek; herinnert eraan dat Turkije al sinds lange tijd lid is van de NAVO en sindskort ook tot de G20 behoort;

7.  betuigt empathie met Turkije wegens de jaren van terroristisch geweld door de PKK en andere terreurorganisaties in Turkije, en wegens de weerslag die het van het huidige conflict in Syrië ondervindt; erkent de omvangrijke humanitaire hulp die Turkije biedt aan mensen die door het conflict in Syrië op de vlucht worden gedreven; vraagt de Commissie, de lidstaten en de internationale gemeenschap om steun te blijven geven aan de inspanningen van Turkije en andere landen in de regio die de massieve toestroom van vluchtelingen moeten verwerken;

8.  herinnert eraan dat vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid essentiële democratische waarden zijn, en is bezorgd over de ontoelaatbare gevallen van censuur en zelfcensuur in de Turkse media, ook op het internet en in de sociale media; onderstreept dat een onafhankelijke pers van vitaal belang is voor de gezondheid van een democratische samenleving;

 

9.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de voorzitter van het Europees Hof voor de rechten van de mens, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Republiek Turkije.