ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Turkije
11.6.2013 - (2013/2664(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Alexander Graf Lambsdorff, Guy Verhofstadt, Louis Michel, Graham Watson, Marietje Schaake, Johannes Cornelis van Baalen, Sarah Ludford, Frédérique Ries, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Edward McMillan-Scott, Hannu Takkula, Kristiina Ojuland namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0305/2013
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties, en met name die van 18 april 2013 over het voortgangsverslag 2012 over Turkije[1],
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien het kader voor de onderhandelingen met Turkije van 3 oktober 2005,
– gezien Besluit 2008/157/EG van de Raad van 18 februari 2008 betreffende de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het toetredingspartnerschap met de Republiek Turkije[2] ("het Toetredingspartnerschap"), alsmede de eerdere besluiten van de Raad betreffende het Toetredingspartnerschap van 2001, 2003 en 2006,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Turkse politie in de vroege ochtend van vrijdag 31 mei 2013 heeft geprobeerd een groep demonstranten te verjagen, die de afgelopen weken protesteerden tegen de geplande kap van bomen in het kader van een nieuw bouwproject in het Gezipark op het Taksimplein in Istanbul;
B. overwegende dat de demonstraties werden gesteund vanuit verschillende lagen van de Turkse samenleving; overwegende dat dit volksprotest de uiting is van een spontane beweging binnen het maatschappelijk middenveld vóór een moderne Europese liberale democratie;
C. overwegende dat mannen en vrouwen in gelijke mate aan de protesten deelnamen, maar dat feministen specifiek uiting hebben gegeven aan hun zorgen over vrouwenrechten en gelijke behandeling;
D. overwegende dat het hardhandige politieoptreden heeft geleid tot botsingen met de demonstranten die zich in snel tempo uitspreidden naar andere Turkse steden, en overwegende dat bij deze botsingen duizenden mensen gewond zijn geraakt en dat zij hebben geleid tot massa-arrestaties; overwegende dat de harde woorden van de Turkse regering, en met name van premier Erdogan, die de demonstranten als plunderaars en terroristen bestempelde, contraproductief lijken te zijn geweest en de protesten verder hebben aangewakkerd;
E. overwegende dat artikel 34 van de Turkse grondwet het recht beschermt om zonder toestemming vreedzame vergaderingen en demonstraties zonder wapens te organiseren;
F. overwegende dat de demonstranten in toenemende mate zorgen uiten over het autoritaire bestuur en het ontbreken van vertegenwoordiging van minderheidsgeluiden, de rechtsstaat, goed bestuur en een eerlijk proces en een behoorlijke rechtsgang in Turkije;
G. overwegende dat een reeks recente besluiten en wetgevingshandelingen met betrekking tot kwesties als de beperking van de verkoop van alcohol en hervormingen van het onderwijs heeft geleid tot bezorgdheid onder seculiere Turken over de beperking van hun vrijheden;
H. overwegende dat de mainstreammedia in Turkije pas in een laat stadium op adequate wijze over de demonstraties zijn gaan berichten en zich in plaats daarvan conformeerden aan een patroon van beperkingen van de mediavrijheid en (zelf)censuur dat reeds voor de demonstraties van kracht was;
I. overwegende dat de EDEO er niet in is geslaagd tijdig en op adequate wijze te reageren;
1. veroordeelt krachtig het onevenredige en buitensporige gebruik van geweld door de Turkse politie bij haar reactie op de vreedzame en legitieme protesten in het Gezipark in Istanbul, en dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan het politiegeweld grondig te onderzoeken en degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn voor het gerecht te brengen; waarschuwt de Turkse regering geen harde maatregelen tegen de demonstranten te nemen, en dringt er bij de premier op aan zich bindend en verzoenend op te stellen teneinde verdere escalatie te voorkomen;
2. verzoekt de Turkse autoriteiten de rechten van alle burgers op vrijheid van meningsuiting, vreedzame vergadering en vreedzaam protest te garanderen en te eerbiedigen; dringt aan op de onmiddellijke vrijlating van alle vreedzame betogers die in hechtenis zijn genomen;
3. uit zijn diepe teleurstelling over de zeer harde reacties van de Turkse regering en premier Erdogan, die slechts hebben bijgedragen tot een verdere polarisering van de Turkse samenleving; onderstreept het belang van een dialoog tussen de Turkse regering en de vreedzame betogers;
4. herinnert Turkije eraan dat in een inclusieve, pluralistische democratie alle burgers zich vertegenwoordigd moeten voelen en de meerderheid de verantwoordelijkheid heeft om de oppositie en het maatschappelijk middenveld bij het besluitvormingsproces te betrekken; onderstreept dat hoewel de regering en de heersende parlementaire meerderheid een bijzondere verantwoordelijkheid dragen om de rechtsstaat in Turkije te verbeteren, oppositiepartijen, maatschappelijke organisaties en de media eveneens een rol zouden moeten spelen bij de totstandbrenging van een democratische politieke cultuur die de eerbiediging van verschillende gezichtspunten en opvattingen belichaamt;
5. maakt zich zorgen over de voortdurende confrontatie tussen de politieke partijen en het gebrek aan bereidheid van de regering en de oppositie om te streven naar consensus over belangrijke hervormingen; dringt er bij alle politieke actoren, de regering en de oppositie op aan samen te werken om de politieke pluraliteit in overheidsinstellingen te vergroten en de modernisering en democratisering van de staat en de samenleving te bevorderen;
6. wijst op de essentiële rol van een systeem van "checks and balances" (wederzijdse controle) in het bestuur van een moderne, democratische staat, die moet zijn gebaseerd op het beginsel van de scheiding der machten en het evenwicht tussen de uitvoerende, wetgevende en de rechterlijke macht, de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden – met name de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, ook op het internet – en een participerende politieke cultuur die een daadwerkelijke afspiegeling vormt van een pluriforme, democratische samenleving;
7. herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting en de pluriformiteit van de media Europese kernwaarden zijn en dat echte vrijheid van meningsuiting een voorwaarde is voor een daadwerkelijk democratische, vrije en pluriforme samenleving; brengt in herinnering dat de vrijheid van meningsuiting niet alleen geldt voor informatie of ideeën die gunstig worden onthaald of die als ongevaarlijk worden beschouwd, maar ook, overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, voor informatie en ideeën die de staat of een bepaald deel van de bevolking beledigen, schokken of storen;
8. maakt zich zorgen over de aantasting van de persvrijheid, bepaalde gevallen van censuur en de groeiende zelfcensuur in de Turkse media, ook op het internet; verzoekt de Turkse regering de beginselen van de persvrijheid hoog te houden; benadrukt dat een onafhankelijke pers van essentieel belang is voor een democratische samenleving, en wijst in dit verband op de cruciale rol van het gerechtelijk apparaat bij de bescherming en versterking van de persvrijheid, om aldus een publieke ruimte te waarborgen voor vrij en inclusief debat;
9. herhaalt zijn zorg over het feit dat de meeste media in handen zijn van en geconcentreerd zijn in grote conglomeraten met een breed scala aan zakelijke belangen; dringt andermaal aan op de aanneming van een nieuwe mediawet die onder meer de kwesties van onafhankelijkheid, eigendom en bestuurlijke controle aanpakt;
10. wijst op de groeiende onvrede onder grote delen van de Turkse bevolking over de pogingen om de levensstijl van burgers te reguleren op grond van een partijgebonden ideologie en overtuiging; betreurt in dit verband recente uitspraken met betrekking tot het gezinsleven, de rol van vrouwen in de maatschappij, met inbegrip van toegang tot veilige abortus, beperkingen van de mediavrijheid, zowel offline als online, restricties op de beschikbaarheid van alcoholische dranken, en pogingen om amusementshows op televisie te censureren; herinnert de Turkse regering eraan dat het noodzakelijk is seculiere levensstijlen te eerbiedigen;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de Unie, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de president van het Europees Hof voor de rechten van de mens, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Republiek Turkije.
- [1] Aangenomen teksten P7_TA(2013)0184.
- [2] PB L 51 van 26.2.2008, blz. 4.