ONTWERPRESOLUTIE over de overstromingen in Midden-Europese landen, in Oostenrijk, de Tsjechische Republiek, Duitsland, Hongarije, Polen en Slowakije
26.6.2013 - (2013/2683(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Oldřich Vlasák, Tomasz Piotr Poręba, Ryszard Czarnecki, Lajos Bokros, Paweł Robert Kowal namens de ECR-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0319/2013
B7‑0319/2013
Resolutie van het Europees Parlement over de overstromingen in Midden-Europese landen, in Oostenrijk, de Tsjechische Republiek, Duitsland, Hongarije, Polen en Slowakije
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 191 en 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2005)0108) en het standpunt van het Parlement van 18 mei 2006[1],
– gezien zijn resoluties van 5 september 2002 over overstromingen in Europa[2], van 8 september 2005 over natuurrampen (branden en overstromingen) in Europa[3], van 18 mei 2006 over natuurrampen (bosbranden, droogtes en overstromingen) – landbouwaspecten, regionale-ontwikkelingsaspecten en milieuaspecten[4], van 7 september 2006 over bosbranden en overstromingen[5], en van 17 juni 2010 over de overstromingen in Midden-Europese landen, met name Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Hongarije en Roemenië, alsmede in Frankrijk[6],
– gezien het witboek van de Commissie getiteld "Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader" (COM(2009)0147) en de mededeling van de Commissie over een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen (COM(2009)0082),
– gezien het interne werkdocument van de Commissie getiteld "Regio's 2020 – een beoordeling van de toekomstige uitdagingen voor de EU-regio's" (SEC(2008)2868),
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat diverse lidstaten van de Europese Unie, met name Oostenrijk, de Republiek Tsjechië, Duitsland, Hongarije, Polen en Slowakije, zijn getroffen door een zware natuurramp in de vorm van overstromingen;
B. overwegend dat tientallen mensen om het leven zijn gekomen in de buiten hun oevers getreden rivieren en dat duizenden hun huis en bezittingen hebben moeten achterlaten;
C. overwegende dat de overstromingen ernstige schade hebben veroorzaakt in steden en gemeenten, aan infrastructuur en bedrijven, alsook aan de landbouw en landbouwgebieden; dat bijvoorbeeld in de Republiek Tsjechië alleen ca. 700 gemeenten en in Polen meer dan 100 000 landbouwbedrijven en 600 000 hectare landbouwgrond door de overstromingen zijn getroffen;
D. overwegende dat sommige Europese hoofdsteden zoals Praag en Warschau, alsook andere Europese steden en gemeenten, zwaar door de overstromingen en stormen werden getroffen en verlamd, omdat mensen door het wassende water in hun huizen en auto's vast kwamen te zitten en het openbaar vervoer moest worden opgeschort;
E. overwegende dat wederopbouw van de door de natuurrampen vernielde of beschadigde gebieden noodzakelijk is om de economische en sociale verliezen in die gebieden ongedaan te maken;
1. uit zijn empathie en zijn solidariteit met de bewoners van door de natuurramp getroffen Midden-Europese landen, regio's en gemeenten; beseft dat deze ramp ernstige economische gevolgen kan hebben;
2. waardeert de niet-aflatende inspanningen van de veiligheidsdiensten en reddingsteams om levens te redden en de schade in de getroffen gebieden te beperken;
3. waardeert de acties van de lidstaten en de regio's die de getroffen gebieden te hulp zijn gekomen, aangezien Europese solidariteit ook inhoudt dat men elkaar in moeilijke tijden steunt;
4. is ervan overtuigd dat de beleidsmaatregelen die de laatste jaren zijn genomen op het gebied van noodsituaties en rampenpreventie ertoe hebben bijgedragen de gevolgen van de overstromingen te beperken; erkent dat het Europees mechanisme voor civiele bescherming de lidstaten heeft geholpen om samen te werken en de gevolgen van deze uitzonderlijke natuurkrachten te beperken; verzoekt de Commissie en de lidstaten de voorschriften en procedures voor het gebruik van het mechanisme verder te vereenvoudigen;
5. dringt erop aan de capaciteit van de infrastructuur voor overstromingsbeheersing en drainage te vergroten, met als doel schade als gevolg van extreme neerslag te beperken, met name in grensregio's waar veel mogelijkheden bestaan om de gemeenschappelijke respons in noodsituaties te verbeteren door middel van een betere coördinatie tussen deze gebieden;
6. wijst erop dat de nationale regeringen van de lidstaten overstromingspreventieprogramma's ten uitvoer moeten leggen, uitgaande van alomvattende preventieve strategieën; onderstreept dat het beleid in noodsituaties, zowel in de preventie- als in de responsfase, een nauwere betrokkenheid vereist van regio's, steden en lokale gemeenschappen, die moeten worden aangemoedigd om strategieën voor noodsituaties uit te tekenen;
7. wijst erop dat voor investeringen in overstromingspreventie in het kader van de desbetreffende nationale beleidsprogramma's passende financiële middelen moeten worden uitgetrokken, daar dit de regeringen van de lidstaten in staat stelt overstromingspreventie-infrastructuur te ontwikkelen om hun bevolking, hun natuurlijke rijkdommen en hun culturele erfgoed tegen overstromingen te beschermen;
8. verzoekt de Commissie, zodra de lidstaten de nodige aanvragen hebben ingediend, al het nodige te doen om zo spoedig mogelijk en zo veel mogelijk middelen vrij te maken uit het Solidariteitsfonds;
9. verzoekt de Commissie een nieuwe, vereenvoudigde verordening voor het Solidariteitsfonds op te stellen, die het voor de getroffen lidstaten mogelijk zou maken om korte tijd na een ramp reeds over de nodige middelen voor noodmaatregelen te kunnen beschikken;
10. is van mening dat de gevolgen van rampen een negatieve impact hebben op de gebruikmaking van EU-middelen; pleit voor maximale flexibiliteit wat betreft herprogrammering in de lidstaten ter ondersteuning van de wederopbouw van de getroffen gebieden en de selectie van de meest geschikte projecten; dringt aan op versoepeling van de regels inzake het vrijmaken van kredieten in de getroffen regio's;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten in de getroffen gebieden.