ONTWERPRESOLUTIE over de overstromingen in Midden-Europese landen
26.6.2013 - (2013/2683(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Jaromír Kohlíček, Jiří Maštálka, Miloslav Ransdorf, Vladimír Remek, Patrick Le Hyaric, Lothar Bisky, Helmut Scholz, Sabine Wils, Jürgen Klute, Alfreds Rubiks, Gabriele Zimmer namens de GUE/NGL-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0319/2013
B7‑0322/2013
Resolutie van het Europees Parlement over de overstromingen in Midden-Europese landen
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 3 van het EU-Verdrag en de artikelen 191 en 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2005)0108) en het standpunt van het Parlement van 18 mei 2006[1],
– gezien zijn resoluties van 5 september 2002 over overstromingen in Europa[2], van 8 september 2005 over natuurrampen (branden en overstromingen) in Europa deze zomer[3], van 18 mei 2006 over natuurrampen (bosbranden, droogtes en overstromingen) – landbouwaspecten, regionale-ontwikkelingsaspecten en milieuaspecten[4], van 7 september 2006 over bosbranden en overstromingen[5], en van 17 juni 2010 over de overstromingen in Midden-Europese landen, met name Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Hongarije en Roemenië, alsmede in Frankrijk[6],
– gezien het witboek van de Commissie getiteld "Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader" (COM(2009)0147) en de mededeling van de Commissie over een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen (COM(2009)0082),
– gezien het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering van 11 december 1997 en de ratificatie van het protocol op 4 maart 2002,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat diverse lidstaten van de Europese Unie, met name Duitsland, de Tsjechische Republiek, Oostenrijk, Slowakije, Hongarije en Frankrijk, zijn getroffen door een zware natuurramp in de vorm van overstromingen, die mensenlevens heeft gekost en de evacuatie van duizenden mensen noodzakelijk heeft gemaakt;
B. overwegende dat deze natuurramp aanzienlijke schade heeft toegebracht, ook aan infrastructuur, bedrijven en landbouwgrond, en tevens natuurlijk en cultureel erfgoed heeft vernield, en mogelijk risico's heeft gecreëerd voor de volksgezondheid;
C. overwegende dat de door de natuurramp vernielde of beschadigde zones moeten worden heropgebouwd, teneinde de economische en sociale verliezen ongedaan te maken;
1. spreekt zijn solidariteit uit met de bewoners van de gebieden die getroffen zijn door de ramp; beseft dat deze natuurramp ernstige economische gevolgen kan hebben en betuigt zijn medeleven aan de families van de slachtoffers;
2. uit zijn ontgoocheling dat sommige politici deze ramp als een zakenkans voorstellen, zoals in het geval van de orkaan Katrina in 2005 in het zuiden van de VS, waarbij Milton Friedman de overstroming voorstelde als een voorwendsel om de rest van de openbare sector te vernietigen;
3. erkent de niet-aflatende inspanningen van de zoek- en reddingsteams, zowel beroepsmensen als vrijwilligers, die levens hebben gered en de schade in de getroffen gebieden hebben kunnen beperken, alsook de vele afzonderlijke burgers die zich tot het uiterste hebben ingespannen om hun bestaansmiddelen en hun omgeving te redden;
4. meent dat deze rampen niet alleen op nationaal niveau gevolgen hebben, en roept daarom op tot een werkelijk engagement voor het platteland op EU-niveau;
5. vraagt de nationale en regionale overheden van de betrokken landen alle noodzakelijke hulp en steun te verschaffen naast de EU-noodhulp en in nauw verband ermee;
6. roept de Commissie op dringende EU-hulpprogramma's en het huidige EU-Solidariteitsfonds op de meest flexibele wijze en zonder vertraging te mobiliseren en de nodige middelen ter beschikking te stellen om de nood te lenigen en herstelplannen te steunen voor de getroffen gebieden en het productieve potentieel in deze gebieden te herstellen;
7. verzoekt de Commissie en de lidstaten zo spoedig mogelijk steun te verlenen aan de gebieden die zijn getroffen door de economische en sociale gevolgen van de ramp;
8. verzoekt de Commissie flexibel te zijn in de onderhandelingen met de betreffende instanties indien een herziening van de relevante operationele programma's die worden gepland of uitgevoerd, noodzakelijk blijkt in de door de ramp getroffen gebieden;
9. verzoekt de Commissie rekening te houden met de verschillen tussen de getroffen regio's, die o.a. berg- en riviergebieden omvatten, zodat de slachtoffers op optimale manier hulp kan worden geboden;
10. verzoekt de Commissie maatregelen te bevorderen die ervoor zorgen dat publieke projecten gefinancierd uit Europese fondsen een bepaalde publieke investering inhouden voor de verbetering van, zorg voor, het onderhoud en de uitbreiding van openbare milieu-infrastructuur;
11. vraagt de Commissie en de lidstaten niet alleen maar te investeren in dammen en andere maatregelen ter voorkoming van overstromingen, maar er ook voor te zorgen dat maatregelen voor het beheer van het overstromingsrisico focussen op de preventie van schade door landgebruik te veranderen en rivieren, waar mogelijk, meer ruimte te geven; is van oordeel dat dergelijke maatregelen die gericht zijn op samenwerking met de natuur en niet ertegen in gaan, mensen, bezittingen en milieu kunnen beschermen en bijdragen aan een ecologisch en duurzaam waterbeheer en aan ruimtelijke planning alsook aan de EU-doelstelling inzake biodiversiteit en de EU-strategie ter aanpassing aan de klimaatverandering;
12. vraagt de nationale overheden van alle lidstaten hun Europese en internationale inspanningen ter bestrijding van de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering te verhogen en alle soorten emissies in de atmosfeer sterk te verminderen teneinde de milieudoelstellingen voor 2020 te behalen en te overtreffen;
13. spreekt zijn bezorgdheid uit over het toenemend aantal natuurrampen, die volgens deskundigen deels kunnen worden toegeschreven aan de klimaatverandering en de steeds vaker voorkomende extreme weersomstandigheden, en aan landbouw- en bosbouwmethoden die inefficiënt zijn, milieuonvriendelijk, economisch onduurzaam en sociaal achterhaald en discriminerend, omdat zij leiden tot de ontvolking van grote natuurgebieden, die alleen behouden kunnen blijven als er mensen wonen;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en aan de regionale en lokale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de getroffen gebieden.