ONTWERPRESOLUTIE over de balans van het Ierse voorzitterschap, met inbegrip van de MFK-overeenkomst
1.7.2013 - (2012/2799(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Joseph Daul, Alain Lamassoure, Jean-Luc Dehaene namens de PPE-Fractie
Hannes Swoboda, Ivailo Kalfin namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0334/2013
B7‑0340/2013
Resolutie van het Europees Parlement over de balans van het Ierse voorzitterschap, met inbegrip van de MFK-overeenkomst
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 310, 311, 312 en 323 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien zijn resolutie van 23 oktober 2012 met het oog op het bereiken van een positief resultaat van de goedkeuringsprocedure van het meerjarig financieel kader 2014‑2020[1],
– gezien zijn resolutie van 13 maart 2013 over de conclusies van de Europese Raad van 7 en 8 februari betreffende het meerjarig financieel kader[2],
– gezien de conclusies die de Europese Raad op 8 februari 2013 heeft aangenomen,
– gezien de conclusies die de Europese Raad op 28 juni 2013 heeft aangenomen,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
1. is verheugd over de politieke overeenkomst die op 27 juni 2013, na lange en intensieve onderhandelingen, op het hoogste niveau is bereikt tussen het Parlement, het voorzitterschap van de Raad en de Commissie over het meerjarig financieel kader (MFK) 2014 2020; erkent de aanzienlijke bijdrage van het Ierse voorzitterschap aan deze overeenkomst;
2. benadrukt dat, dankzij de vasthoudendheid van het Parlement in de onderhandelingen, voor het eerst een aantal bepalingen zijn aangenomen die aanzienlijk bijdragen aan de inzetbaarheid, de samenhang en de doorzichtigheid van het nieuwe financiële kader en het beter doet aansluiten op de behoeften van de Europese burgers; benadrukt in het bijzonder de nieuwe regelingen betreffende de herziening van het MFK, flexibiliteit, eigen middelen en de eenheid en de doorzichtigheid van de begroting, die in de onderhandelingen sleutelprioriteiten van het Parlement waren;
3. is bereid de MFK-verordening en de nieuwe interinstitutionele overeenkomst in het begin van de herfst in stemming te brengen, zodra aan de noodzakelijke technische en juridische voorwaarden voor de bijwerking van de teksten in kwestie is voldaan, zodat de algemene overeenkomst tussen de Raad en het Parlement in laatstgenoemde teksten tot uiting komt;
4. herhaalt echter zijn standpunt, zoals verwoord in de eerder genoemde resolutie over het MFK van 13 maart 2013, dat het Parlement de MFK-verordening niet kan goedkeuren zonder dat het de absolute garantie krijgt dat de nog niet gehonoreerde betalingsaanvragen voor 2013 volledig worden gedekt; verwacht dan ook dat de Raad uiterlijk tijdens de Raad Ecofin op 9 juli 2013 een formeel besluit neemt over het ontwerp van gewijzigde begroting 2/2013 voor een bedrag van 7,3 miljard EUR; benadrukt dat de Raad zich aan zijn politieke verbintenis dient te houden om onverwijld, en uiterlijk in het begin van de herfst, een andere gewijzigde begroting aan te nemen om een tekort aan betalingskredieten, met als eventueel gevolg een structureel tekort in de EU-begroting eind 2013, te voorkomen;
5. benadrukt bovendien dat de MFK-verordening niet rechtmatig kan worden aangenomen zonder politieke overeenkomst over de relevante juridische rechtsgronden, in het bijzonder betreffende punten die eveneens tot uiting komen in de MFK-verordening; is bereid de onderhandelingen over de rechtsgronden voor alle meerjarenprogramma's zo spoedig mogelijk af te sluiten en herhaalt het beginsel aan te houden dat er geen akkoord is zolang niet over alles een akkoord is bereikt; benadrukt dat het Parlement zijn wetgevende bevoegdheden op grond van het Verdrag van Lissabon volledig moeten kunnen uitoefenen en verzoekt de Raad om daadwerkelijke onderhandelingen te voeren over de zogenaamde MFK-gerelateerde delen van de rechtsgronden; is verheugd over de reeds gesloten politieke overeenkomsten over een aantal nieuwe EU-meerjarenprogramma's;
6. erkent de inspanningen met het oog op begrotingsconsolidatie van de lidstaten; is evenwel van mening dat het algemene niveau van het komende MFK, zoals vastgesteld door de Europese Raad, ontoereikend is met het oog op de politieke doelstellingen van de EU en de noodzaak met de Europa 2020-strategie de gewenste resultaten te bereiken; is verontrust over het feit dat de middelen ontoereikend kunnen blijken om de EU voldoende uit te rusten om op gecoördineerde wijze uit de huidige crisis te komen en sterker te worden; betreurt dat de lidstaten de bijdrage die de EU-begroting kan leveren aan de versterking van het economisch bestuur en de begrotingsconsolidatie in de gehele EU, blijven onderschatten; vreest bovendien dat de lage plafonds van het MFK de speelruimte van het Parlement in de jaarlijkse begrotingsprocedures aanzienlijk zal beperken;
7. benadrukt het belang van een verplichte herziening en een verdere revisie van het komende MFK vóór eind 2016, om de volgende Commissie en het volgende Parlement in staat te stellen de politieke prioriteiten van de EU opnieuw te beoordelen, het MFK aan nieuwe uitdagingen te kunnen aan passen en volledig rekening te kunnen houden met de laatste macroeconomische voorspellingen; benadrukt dat de verplichte herziening door de Commissie van zowel de uitgavenzijde als de ontvangstenzijde van de EU-begroting vergezeld moet gaan van een wetgevingsvoorstel voor een revisie van de MFK-verordening, overeenkomstig de aan die verordening gehechte verklaring van de Commissie; is voornemens deze verplichte revisie van het MFK tot een hoofdvereiste bij de benoeming van de nieuwe voorzitter van de Commissie te maken;
8. herhaalt het cruciale belang van meer flexibiliteit in het MFK 2014‑2020 om volledig gebruik te kunnen maken van de respectievelijke MFK-plafonds voor vastleggingen (960 miljard EUR) en betalingen (908,4 miljard EUR), zoals voorgeschreven door de Raad; is dan ook verheugd over het feit dat de Raad twee sleutelvoorstellen van het Parlement heeft aangenomen, namelijk de invoering van een totale marge voor betalingen en de invoering van een totale marge voor vastleggingen, waardoor ongebruikte kredieten automatisch naar het volgende begrotingsjaar kunnen worden overgeheveld; betreurt evenwel de door de Raad opgelegde beperkingen (in termen van tijd en bedragen) waardoor deze instrumenten misschien niet volledig kunnen worden benut; is van mening dat de verbetering van deze mechanismen een integraal onderdeel moet vormen van de revisie van het MFK op voorstel van de Commissie na de verkiezingen;
9. benadrukt dat de nieuwe regels inzake flexibiliteit van vastleggingen in de loop van het MFK 2014‑2020 moeten leiden tot extra kredieten voor programma's op het gebied van groei en werkgelegenheid, in het bijzonder het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, om continue financiering te waarborgen en ervoor te zorgen dat zo doeltreffend mogelijk gebruik wordt gemaakt van de overeengekomen plafonds;
10. is verheugd over de vroegtijdige voorziening in 2014/15 in de kredietbehoefte van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en benadrukt dat bijkomende kredieten vanaf 2016 nodig zullen zijn om de duurzaamheid en doeltreffendheid van dit programma te waarborgen;
11. benadrukt dat, dankzij de volharding van het Parlement, eveneens vroegtijdig zal worden voorzien, in 2014/15, in de kredieten voor Horizon 2020, Erasmus en COSME, om de financieringskloof tussen de betrokken kredieten in de begrotingen voor 2013 en 2014 te verkleinen;
12. is verheugd over het feit dat is voorzien in een bijkomende verhoging van de middelen van maximaal 1 miljard EUR voor de regeling voor de voedselverstrekking ten behoeve van de lidstaten die hiermee de meest hulpbehoevenden in de Unie willen bijstaan; verwacht dat de Raad en het Parlement zo spoedig mogelijk overeenstemming zullen bereiken over de concrete modaliteiten voor de uitvoering van deze verbintenis in het kader van de lopende onderhandelingen over de rechtsgrond voor de regeling in kwestie;
13. betreurt dat de Raad geen vooruitgang heeft weten te boeken bij de hervorming van het stelsel van eigen middelen op basis van de wetgevingsvoorstellen van de Commissie; beklemtoont dat de EU-begroting gefinancierd moet worden uit daadwerkelijk eigen middelen, zoals bepaald in het Verdrag, en pleit voor een hervorming die inhoudt dat het aandeel van de bijdragen op basis van het bni aan de EU-begroting tot ten hoogste 40% wordt beperkt; verwacht dan ook dat met de gezamenlijke verklaring van de drie EU-instellingen over de eigen middelen aanzienlijke vooruitgang kan worden geboekt, in het bijzonder met het oog op de tussentijdse herziening/revisie van het MFK; wenst daarom dat onverwijld de werkgroep op hoog niveau inzake de eigen middelen bijeen wordt geroepen, met als taak alle aspecten van de hervorming van het stelsel van eigen middelen te bestuderen; verwacht, als positief politiek signaal, dat deze groep op hoog niveau zijn werkzaamheden kan beginnen vóór de formele aanneming van de MFK-verordening;
14. is verheugd over de uitkomst van de onderhandelingen over de eenheid en doorzichtigheid van de EU-begroting; is van mening dat een eventuele toekomstige begroting voor de eurozone ofwel deel moet uitmaken van ofwel gehecht moet worden aan de EU-begroting;
15. acht het zeer betreurenswaardig dat bij de procedure die heeft geleid tot deze overeenkomst over het MFK 2014‑2020, het Parlement in de praktijk zijn daadwerkelijke begrotingsbevoegdheden op grond van het VWEU is ontnomen; is van mening dat de vele bijeenkomsten van de afgelopen jaren tussen zijn delegatie en de opeenvolgende Raadsvoorzitters in de marge van de bijeenkomsten in kwestie van de Raad algemene zaken, evenals zijn deelname aan de informele Raadsbijeenkomsten over het MFK, geen duidelijk doel hebben gediend, aangezien deze geen effect hebben gehad op de geest, het tijdsschema en de inhoud van de onderhandelingen en het standpunt van de Raad, met inbegrip van de noodzaak een onderscheid te maken tussen de wetgevings- en begrotingsaspecten van de MFK-overeenkomst;
16. verzoekt dan ook zijn Begrotingscommissie om in samenwerking met zijn Commissie constitutionele zaken de noodzakelijke conclusies te trekken en nieuwe voorstellen te doen inzake de modaliteiten van dergelijke onderhandelingen, om de democratische en transparante aard van de gehele begrotingsprocedure te waarborgen;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten alsmede de overige betrokken instellingen en organen.
- [1] Aangenomen teksten P7_TA(2012)0360.
- [2] Aangenomen teksten P7_TA(2013)0078.