ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Egypte
2.7.2013 - (2013/2697(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Willy Meyer, Marie-Christine Vergiat, Jacky Hénin, Paul Murphy, Marisa Matias namens de GUE/NGL-Fractie
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Egypte van 16 februari 2012[1], 15 maart 2012[2] en 14 maart 2013[3],
– gezien zijn eerdere resolutie van 14 december 2011 over het Europese nabuurschapsbeleid en over de Unie voor het Middellandse Zeegebied[4],
– gezien het in 2007 ondertekende actieplan EU-Egypte en de associatieovereenkomst EU-Egypte, die in werking is getreden op 1 juni 2004,
– gezien het in 2004 ontwikkelde Europese nabuurschapsbeleid, en met name het voortgangsverslag van de Commissie van 20 maart 2013 over de tenuitvoerlegging ervan,
– gezien de verklaring van 5 juni 2013 van zijn voorzitter, Martin Schulz, over de veroordeling van 43 medewerkers van ngo's in Egypte,
– gezien de verklaringen van 1 februari 2012 van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Catherine Ashton, over het aanhoudende harde optreden tegen het maatschappelijk middenveld in Egypte; gezien de verklaring van 2 juni 2013 van de woordvoerder van de VV/HV over nieuwe ngo-wetgeving; gezien de gezamenlijke verklaring van 5 juni 2013 van de VV/HV en de commissaris voor uitbreiding en Europees nabuurschapsbeleid Štefan Füle over de Egyptische veroordelingen van ngo's,
– gezien de conclusies van de Raad van 27 februari 2012, 25 juni 2012, 19 november 2012 en 10 december 2012 over Egypte, van 31 januari 2013 over EU-steun voor duurzame verandering in samenlevingen in een overgangssituatie, en van 8 februari 2013 over de Arabische Lente,
– gezien de verklaringen van 13 september 2012 en 13 januari 2013 van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, na zijn ontmoetingen met de Egyptische president Mohamed Morsi,
– gezien de bijeenkomst van de EU-taskforce op 13 en 14 november 2012 en de conclusies daarvan,
– gezien het Commissiememorandum van 8 februari 2013 "EU's response to the Arab Spring: the state-of-play after two years" (de reactie van de EU op de Arabische Lente: de stand van zaken na twee jaar)",
– gezien de gezamenlijke mededeling van 15 mei 2012 van de Commissie en de VV/HV aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met als titel "Resultaten boeken voor een nieuw Europees nabuurschapsbeleid",
– gezien de verklaring van 5 juni 2013 van de woordvoerder van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon, over Egypte; gezien de verklaring van 8 mei 2013 van de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten, Navi Pillay; gezien de persbriefingnota's van haar woordvoerder van 7 juni 2013 over Egypte,
– gezien de spoedverklaring van 5 juni 2013 van het Euromediterrane mensenrechtennetwerk (EMHRN) en het Waarnemingscentrum voor de bescherming van de verdedigers van de mensenrechten, een gezamenlijk programma van de Internationale Federatie voor de Rechten van de Mens (FIDH) en de Wereldorganisatie tegen foltering (OMCT), over de situatie in Egypte, en met name de alarmerende beperkingen en de criminalisering van de werkzaamheden van het maatschappelijk middenveld,
– gezien de verklaring van veertig Egyptische maatschappelijke organisaties van 30 mei 2013,
– gezien de Egyptische grondwet en met name artikel 51 daarvan, waarin wordt bepaald dat verenigingen door middel van kennisgeving worden opgericht,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, waarbij Egypte partij is,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat op 30 juni 2013 miljoenen betogers in het hele land hebben aangedrongen op het aftreden van Mohamed Morsi, en overwegende dat dit de grootste demonstratie was sinds de revolutie van 2011, waardoor Hosni Mubarak werd verdreven; overwegende dat er in het hele land, ondanks het grotendeels vreedzame karakter van de demonstraties, minstens zeven mensen zijn omgekomen en honderden gewond zijn geraakt;
B. overwegende dat er in de loop van de protesten minstens zestien mensen zijn omgekomen; overwegende dat de antiregeringsbetogers het nationale hoofdkwartier van de Moslimbroederschap in Cairo hebben bestormd, en in de loop van de massale protesten tegen de Moslimbroederschapregering zes ministers zijn afgetreden, wat tekenend is voor de interne verdeeldheid van de Morsi-beweging;
C. overwegende dat het Egyptische leger heeft aangekondigd dat het de rivaliserende partijen van het land 48 uur de tijd geeft om de crisis op te lossen, en dat het daarna zal optreden als president Morsi en zijn tegenstanders er niet in slagen "aan de wil van het volk tegemoet te komen", wat duidt op de mogelijkheid van een militaire coup in Egypte;
D. overwegende dat de oppositie van het Nationale Reddingsfront haar "revolutieverklaring 1" heeft afgegeven, waarin het demonstranten in heel Egypte oproept "hun vreedzame protesten op alle pleinen en in alle straten en dorpen van het land voort te zetten totdat de laatste van het dictatoriale regime ten val komt"; overwegende dat de minister van Defensie heeft gewaarschuwd dat het Egyptische leger zou kunnen optreden als de situatie onregeerbaar wordt;
E. overwegende dat het Nationale Reddingsfront deel uitmaakt van de progressieve, liberale en seculiere oppositiegroepen die hun goedkeuring hebben gehecht aan een verzoekschrift van de beweging "Tamarod" (rebellie), waarin zij oproepen tot nieuwe verkiezingen; overwegende dat de oppositie heeft verklaard dat meer dan 22 miljoen personen het verzoekschrift hebben ondertekend; overwegende dat Morsi met meer dan 13 miljoen stemmen is gekozen;
F. overwegende dat de betogers nog steeds dezelfde doelstellingen op het vlak van vrijheid, menselijke waardigheid en sociale gerechtigheid eisen als bij de revolutie van 25 januari; overwegende dat de betogers vragen om loonsverhoging om de gestegen prijzen te kunnen betalen, huisvesting, gezondheidszorg, nieuwe banen, intrekking van de mislukte grondwet, de vorming van een regering van nationale redding en vervroegde presidentsverkiezingen;
G. overwegende dat er inmiddels twee jaar zijn verstreken sinds Hosni Mubarak aftrad na de massale betogingen op het Tahrirplein en de opstand in geheel Egypte, waarbij werd aangedrongen op ingrijpende politieke, economische en sociale hervormingen, stopzetting van de corruptie, volledige vrijheid, ware democratie, eerbiediging van de mensenrechten, betere leefomstandigheden en een seculiere staat;
H. overwegende dat in november 2012 de nieuw gekozen president van Egypte, Mohamed Morsi, zichzelf eenzijdig grotere bevoegdheden heeft toegekend, waarbij hij zijn besluiten immuun maakte voor juridische herziening en ervoor zorgde dat de gerechtshoven de grondwetgevende vergadering en het hogerhuis niet meer kunnen ontbinden; overwegende dat er zich naar aanleiding van dit besluit zo'n 200 000 mensen hebben verzameld op het Tahrirplein om zijn aftreding te eisen; overwegende dat de grondwetgevende vergadering zich heeft gehaast de ontwerpgrondwet af te ronden en Morsi 15 december 2012 heeft gekozen als datum voor een referendum;
I. overwegende dat in december 2012 meer dan 100 000 demonstranten bij het presidentieel paleis hebben gedemonstreerd met het oog op de annulering van het referendum en van het uitschrijven van een nieuwe grondwet; overwegende dat de Egyptenaren de grondwet in het uit twee ronden bestaande referendum met 63,8% van de stemmen hebben goedgekeurd, maar dat slechts 32,9% van de stemgerechtigden hun stem had uitgebracht;
J. overwegende dat er in 2012 overal in Egypte meer dan 3 400 sociaal-economische protestacties, veelal stakingen en bezettingen, hebben plaatsgevonden; overwegende dat dit bijna vijf keer zo veel is als in ieder eerder jaar van de 21e eeuw; overwegende dat meer dan tweederde van deze protesten hebben plaatsgevonden sinds Morsi op 30 juni als president werd geïnstalleerd;
K. overwegende dat de fysieke en juridische aanvallen op vakbondsactivisten sinds de verkiezing van president Morsi hebben toegenomen; overwegende dat in september 2012 vijf vakbondsleiders van een havencontainersbedrijf in Alexandrië werden veroordeeld voor het organiseren van een staking van 600 arbeiders in oktober 2011;
L. overwegende dat in januari 2013 honderdduizenden mensen tegen Morsi hebben gedemonstreerd, zowel op het Tahrirplein als in de rest van het land; overwegende dat bij de herdenking van de revolutie van twee jaar geleden op 25 januari 2011 door het nodeloze brute geweld van de ordetroepen gedurende een weekend van gevechten minstens 45 doden en duizend gewonden zijn gevallen;
M. overwegende dat Morsi op 7 mei 2013 de samenstelling van het kabinet heeft gewijzigd en meer ministers van de Moslimbroederschap heeft aangesteld; overwegende dat deze veranderingen verband kunnen houden met de doelstelling de reeds lange tijd geleden vastgelopen onderhandelingen met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) af te ronden, om zo een lening van 4,8 miljard dollar te kunnen bemachtigen;
N. overwegende dat de stagnatie in Egypte door de politieke en economische crisis al maanden duurt; overwegende dat de protestgolven tegen Morsi voortduren en herhaaldelijk in rellen en dodelijk geweld ontaarden; overwegende dat president Morsi en de Moslimbroederschap in feite dezelfde rol op zich hebben genomen als de verjaagde Hosni Mubarak, en dat ze geen hervormingen weten door te voeren maar een meer religieus conservatief systeem willen vestigen;
O. overwegende dat de demonstraties tegen Morsi nu al maanden aanhouden; overwegende dat de mensen de straat zijn opgegaan omdat de situatie onder het bewind van de Moslimbroederschap niet is verbeterd maar verslechterd; overwegende dat de inflatie en de werkloosheid tijdens het mandaat van Morsi als president van Egypte zijn gestegen; overwegende dat de onderdrukking van de demonstraties door de regering sterk doet denken aan de repressie onder Mubarak; overwegende dat de betogers protesteren tegen foltering, aanhoudend lastigvallen, detentie, lynchpartijen en verkrachtingen, waaraan de Egyptische bevolking blootstaat, en dat ze eisen dat de verantwoordelijken worden berecht; overwegende dat de frustratie toeneemt door het trage tempo van de hervormingen en het aanhoudende machtsmisbruik door politie en ordetroepen, die ongestraft hun gang kunnen gaan; overwegende dat door de straffeloosheid de aanrandingen en het geweld tegen vrouwen rond het Tahrirplein alleen maar zijn toegenomen;
P. overwegende dat de nieuwe grondwet, die is opgesteld door Morsi's partij, de Moslimbroederschap, de weg baant voor een religieuze staat en geen waarborgen voor de vrijheid van meningsuiting inhoudt maar juist de inbeslagname van kranten en gevangenhouding van journalisten legaal maakt; overwegende dat de grondwet vrij onderwijs verhindert, godsdienstige discriminatie toestaat, afbreuk doet aan de rechten van vrouwen en kinderen, en het recht op gezondheid en huisvesting en de rechten van werknemers negeert; overwegende dat deze grondwet president Morsi boven de wet plaatst en militaire rechtspraak voor burgers toestaat;
Q. overwegende dat de Sjoeraraad (het hogerhuis) bezig is met een wet die stakingen en betogingen inperkt en dat deze nieuwe wet gebaseerd is op de zeer strenge Wet nr. 14 uit 1923, die nog door de Britse koloniale overheerser is ingevoerd als reactie op de opstand tegen de Britse bezetting in 1919;
R. overwegende dat ngo's in Egypte steeds meer worden blootgesteld aan onderdrukkende wetgeving, wat hun functioneren – waaronder registratie, financiering en feitenonderzoek – ernstig bemoeilijkt; overwegende dat de Centrale Bank van Egypte was gevraagd alle bankoverschrijvingen van ngo's te controleren en dat van tien internationaal gefinancierde ngo's de kantoren werden overvallen en onderzocht en zij vervolgens door de Hoge Raad van de Strijdkrachten werden verboden; overwegende dat de Strafrechtbank van Noord-Caïro op 4 juni 2013 43 werknemers heeft berecht en veroordeeld tot gevangenisstraffen van één tot vijf jaar op basis van Wet 84/2002, die nog stamt uit het Mubaraktijdperk;
S. overwegende dat Egypte nog steeds onderhandelt over een IMF-lening van 4,8 miljard dollar, die zou leiden tot bezuinigingen; overwegende dat de bezuinigingen ter terugdringing van het begrotingstekort tot verslechtering van de sociale situatie en de werk- en leefomstandigheden van de Egyptenaren zouden leiden;
1. schaart zich andermaal achter het streven van het Egyptische volk naar vrijheid, menselijke waardigheid, sociale gerechtigheid, volledige vrijheid, ware democratie, eerbiediging van de mensenrechten, betere leefomstandigheden en een seculiere staat, en met name de roep om loonsverhoging om de gestegen prijzen te kunnen betalen, huisvesting, gezondheid, nieuwe banen, intrekking van de mislukte grondwet, de vorming van een regering van nationale redding en vervroegde presidentsverkiezingen;
2. steunt de eisen van Egyptische maatschappelijke organisaties die afgelopen weekend hebben gedemonstreerd voor nieuwe verkiezingen met het oog op een nieuwe regering die een proces zal starten om een nieuwe grondwet op te stellen;
3. is sterk van oordeel dat de leiders en generaals van het Egyptische leger niet zullen bijdragen aan de inwilliging van de rechtmatige eisen van de demonstranten, aangezien de legerleiding een sterke economische positie geniet in Egypte en daarom andere economische en politieke belangen vertegenwoordigt dan die van de werknemers, armen en jongeren die sociale rechtvaardigheid en een verbetering van hun leefomstandigheden eisen;
4. is uiterst verontrust over de toegenomen onderdrukking en aanvallen op vakbonden en vakbondsactivisten, en verlangt dat de arbeiders die ontslagen zijn wegens vakbondsactiviteiten weer in dienst worden genomen;
5. bepleit het recht van werknemers om vakbonden te vormen en vakbondsactiviteiten uit te voeren zonder bang te hoeven zijn voor onderdrukking;
6. dringt aan op de instelling van een onafhankelijke en onpartijdige onderzoekscommissie die onderzoek moet verrichten naar de begane schendingen van de mensenrechten tijdens het presidentschap van Morsi alsook tijdens het bewind van Mubarak, waaronder gevallen van standrechtelijke executie en willekeurige vrijheidsberoving, en verlangt dat de verantwoordelijken – ook de Hoge Raad van de strijdkrachten – worden opgespoord en zo nodig berecht en dat de slachtoffers en hun familieleden een schadeloosstelling krijgen;
7. is sterk gekant tegen de voorwaarden voor de IMF-lening omdat de leefomstandigheden van de werkenden en meest kwetsbare lagen van de Egyptische samenleving daardoor nog verder zullen verslechteren;
8. beklemtoont dat het Egyptische volk zijn toekomst in eigen hand moet houden, zonder inmenging van buitenaf; is gekant tegen iedere imperialistische inmenging van buitenaf; is ervan overtuigd dat noch een interventie van het Egyptische leger noch een terugkeer van oude leden van het Mubarakregime een stap voorwaarts zullen betekenen in de richting van de gerechtvaardigde verlangens van het Egyptische volk;
9. verzoekt de Egyptische overheid erop toe te zien dat wettelijke regelingen ter vervanging van de wet op de ngo's met het internationaal recht stroken, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering eerbiedigen en gebaseerd zijn op transparant overleg met mensenrechtenorganisaties en andere ngo's;
10. verzoekt de Egyptische overheid met klem een eind aan de straffeloosheid te maken en drastische maatregelen te nemen om verkrachtingen, seksuele intimidatie en alle vormen van genderdiscriminatie een halt toe te roepen;
11. herhaalt dat de economische, politieke, sociale, culturele en andere betrekkingen tussen de EU en de ENB-landen gestoeld moeten zijn op gelijke behandeling, niet-inmenging, solidariteit, dialoog en respect voor verschillen en de specifieke kenmerken van de diverse landen;
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Parlementaire Vergadering van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, de Afrikaanse Unie en de regering en het parlement van Egypte.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0064.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0092.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0095.
- [4] Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0576.