Ontwerpresolutie - B7-0380/2013Ontwerpresolutie
B7-0380/2013

ONTWERPRESOLUTIE over het veronderstelde vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA

4.9.2013 - (2013/2702(RSP))

naar aanleiding van vragen voor mondeling antwoord B7‑0215/2013 en B7‑0216/2013
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Timothy Kirkhope, Charles Tannock namens de ECR-Fractie

Procedure : 2013/2702(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0380/2013
Ingediende teksten :
B7-0380/2013
Aangenomen teksten :

B7‑0380/2013

Resolutie van het Europees Parlement over het veronderstelde vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA

(2013/2702(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de verklaringen van de Commissie inzake de noodzaak voor de betrokken lidstaten om een onderzoek in te stellen naar de beschuldigingen van betrokkenheid bij de uitleverings- en geheime detentieprogramma's van de CIA,

–   gezien de EU-verklaring van 7 maart 2011 op de 16e zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten inzake de VN-studie over geheime detentie,

–   gezien het uitvoeringsbesluit van januari 2009 waarin president Obama opdracht gaf het detentiecentrum van Guantánamo Bay binnen het jaar te sluiten,

–   gezien de verschillende initiatieven en lopende onderzoeken op nationaal niveau,

–   gezien de conclusies van de nationale onderzoeken die al in bepaalde lidstaten zijn gevoerd,

–   gezien de nota van DG IPOL over de resultaten van de onderzoeken naar het CIA-programma voor buitengewone uitleveringen en geheime detentiecentra in Europese landen in het licht van het nieuwe rechtskader na het Verdrag van Lissabon,

–   gezien de vragen aan de Raad en de Commissie over het veronderstelde vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA (O‑00079/2013 – B7‑0215/2013 en O-000080/2013 – B7-0216/2013),

–   gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de EU is gegrondvest op de beginselen van democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden en eerbiediging van de menselijke waardigheid en het internationale recht;

B.  overwegende dat in verschillende lidstaten onderzoeken zijn of worden gevoerd naar beschuldigingen over betrokkenheid bij het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA;

C. overwegende dat de EU een intern beleid voor veiligheid en terrorismebestrijding heeft ontwikkeld dat gebaseerd is op politiële en justitiële samenwerking en bevordering van informatie-uitwisseling; overwegende dat de eerbiediging van de grondrechten en de rechtsstaat en een effectief democratisch parlementair toezicht op de veiligheidsdiensten belangrijke elementen van deze samenwerking zijn;

D. overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en de VS berusten op een sterk partnerschap en samenwerking op talrijke gebieden, met inbegrip van terrorismebestrijding, gebaseerd op gemeenschappelijke waarden als democratie, de rechtsstaat en de grondrechten;

E.  overwegende dat president Obama op 22 januari 2009 drie uitvoeringsbesluiten heeft ondertekend houdende een verbod op foltering bij ondervragingen, tot oprichting van een overkoepelende taskforce voor toetsing van het detentiebeleid en de detentieprocedures en herziening van alle individuele zaken, en tot sluiting van het detentiecentrum van Guantánamo Bay;

1.  wijst er nogmaals op dat doeltreffende terrorismebestrijding en de eerbiediging van de mensenrechten elkaar niet uitsluiten maar complementaire en elkaar versterkende doelstellingen zijn; wijst erop dat de eerbiediging van de grondrechten van essentieel belang is voor een geslaagd terrorismebestrijdingsbeleid;

2.  onderstreept dat de lidstaten zich bereid hebben verklaard het internationale recht te eerbiedigen;

3.  moedigt de lidstaten aan om indien mogelijk onafhankelijke en effectieve onderzoeken naar schendingen van de mensenrechten in te stellen;

4.  erkent dat de onderzoeken van de lidstaten gebaseerd moeten zijn op sluitend juridisch bewijsmateriaal en de eerbiediging van de nationale rechtsstelsels, het internationale en het EU-recht, het subsidiariteitsbeginsel ten aanzien van nationale veiligheidskwesties en eventuele vereisten van lopende strafrechtelijke onderzoeken;

5.  verzoekt de lidstaten om in het licht van de toenemende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen lidstaten en derde landen te zorgen voor democratische controle op de veiligheidsdiensten en hun activiteiten door middel van passend intern, uitvoerend, gerechtelijk en onafhankelijk parlementair toezicht;

6.  wijst er nogmaals op dat de internationale strijd tegen het terrorisme en de bilaterale en multilaterale internationale samenwerking op dat vlak, bijvoorbeeld in NAVO-verband of tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten, onder volledige eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden en onder passend democratisch en gerechtelijk toezicht moeten verlopen;

7.  verzoekt de Raad bij zijn werkzaamheden blijk te geven van de grootst mogelijke openheid en samenwerking, zowel met het Parlement als tussen de lidstaten onderling;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de kandidaat-lidstaten en de geassocieerde landen, de Raad van Europa, de NAVO, de Verenigde Naties en de regering en beide kamers van het Amerikaanse Congres.