ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Egypte
10.9.2013 - (2013/2820(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Judith Sargentini, Barbara Lochbihler, Ulrike Lunacek, Malika Benarab-Attou, Franziska Katharina Brantner, Raül Romeva i Rueda namens de Verts/ALE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0411/2013
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Egypte, en met name die van 14 maart[1] en 4 juli 2013[2] over de situatie in Egypte,
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken over Egypte van 22 juli en 21 augustus 2013,
– gezien de verklaringen in de afgelopen twee maanden van hoge vertegenwoordiger voor de EU Catherine Ashton over Egypte, waaronder die van 21 augustus 2013,
– gezien de associatieovereenkomst EU-Egypte en het actieplan EU-Egypte in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB),
– gezien de bijeenkomst van de taskforce EU-Egypte op 13 en 14 november 2012 en de conclusies daarvan,
– gezien het op 18 juni 2013 gepubliceerde verslag van de Europese Rekenkamer over de samenwerking van de EU met Egypte op het gebied van bestuur,
– gezien de verklaringen van generaal Al-Sisi, voorzitter van de Egyptische Hoge Raad van de strijdkrachten, op 1 en 4 juli 2013,
– gezien het "programma voor een rechte weg naar de democratie" van de Egyptische interim-regering,
– gezien de verklaring van 22 Arabische mensenrechtenorganisaties van 29 augustus 2013,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Egypte in 1982 heeft geratificeerd,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Egypte een belangrijke partner van de EU in het zuidelijke Middellandse Zeegebied is; overwegende dat ontwikkelingen in Egypte verstrekkende gevolgen hebben in de gehele regio en daarbuiten; overwegende dat Egypte sinds het afzetten van president Mubarak in februari 2011, in een tumultueuze politieke overgangsperiode verzeild is geraakt;
B. overwegende dat op 30 juni 2013, miljoenen tegenstanders van president Morsi in Caïro en andere Egyptische steden bijeengekomen zijn om zijn aftreden te eisen; overwegende dat op 3 juli 2013, onder leiding van het hoofd van de strijdkrachten, generaal Abdul Fattah al-Sisi, een militaire staatsgreep heeft plaatsgevonden waarin de regering van Morsi is afgezet, de grondwet buiten werking is gesteld, en een interim-regering is ingesteld teneinde toe te zien op de uitvoering van een stappenplan voor een overgangsperiode van negen maanden, waarin de grondwet van 2012 bij referendum wordt herzien en vastgesteld, en vervolgens parlementaire en presidentsverkiezingen worden gehouden;
C. overwegende dat het afzetten van president Morsi gesteund is door een brede en eclectische alliantie; overwegende dat de hoogste islamitische en koptisch-christelijke autoriteiten, vooraanstaande liberale politici en de salafistische partij Nour het stappenplan voor de overgang hebben onderschreven;
D. overwegende dat de interim-regering heeft verklaard dat nationale verzoening en de rechtsstaat de hoogste prioriteit hebben in haar handelen; overwegende dat de Moslimbroederschap aangedrongen heeft op de terugkeer aan de macht van de afgezette president Morsi, het opnieuw inwerkingtreden van de grondwet van 2012 en de vrijlating van alle opgesloten leden van de broederschap, als voorwaarden voor haar deelname aan het nationale verzoeningsproces;
E. overwegende dat voormalig president Mubarak uit de gevangenis is vrijgelaten en onder huisarrest is geplaatst; overwegende dat hem een nieuw strafproces wacht wegens verdenking van medeplichtigheid aan het doden van demonstranten tijdens de opstand in 2011; overwegende dat een aantal generaals en voormalige medestanders van Mubarak door de interim-regering tot gouverneurs benoemd zijn;
F. overwegende dat op 14 augustus 2013, Egyptische veiligheidstroepen twee grote, door aanhangers van de broederschap buiten de moskee Rabba al-Adawiya en op het Nahda-plein opgezette protestkampen met geweld hebben ontruimd; overwegende dat dit ondanks de bemiddelingspogingen van de EU heeft plaatsgevonden en tot een verdere escalatie van de politieke en mensenrechtencrisis geleid heeft; overwegende dat, naar verluid, sommige aanhangers van Morsi zwaarbewapend waren en scherpe munitie gebruikt hebben tegen de politie en plaatselijke bewoners; overwegende dat de gewelddadige ontruiming van de sit-ins tot honderden doden en gewonden geleid heeft; overwegende dat op 14 augustus 2013 de noodtoestand voor een maand afgekondigd is; overwegende dat de interim-regering aangekondigd heeft een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen;
G. overwegende dat na de gewelddadige ontruiming van de sit-ins, tragisch sektarisch geweld tegen Egyptische christenen gebruikt is, met name door aanhangers van de Moslimbroederschap; overwegende dat de Egyptische veiligheidstroepen ervan beschuldigd zijn kerken en koptische gemeenschappen niet tegen voorzienbare represailles te hebben beschermd;
H. overwegende dat tegen aanhangers van Morsi en de Moslimbroederschap hardhandig is opgetreden; overwegende dat duizenden leden van de broederschap, waaronder de gehele leiding en Morsi, de afgelopen twee maanden zijn gearresteerd en honderden voor het aanzetten tot geweld of moord aangeklaagd zijn; overwegende dat de interim-premier Hazem Beblawi de mogelijkheid van een wettelijke ontbinding van de broederschap geopperd heeft;
I. overwegende dat het nieuw ingestelde comité, dat de herziening van de grondwet van 2012 tot taak heeft, onder zijn vijftig leden slechts twee islamisten en vier vrouwen telt; overwegende dat de eerste door tien juridische deskundigen gepresenteerde wijzigingsvoorstellen bekritiseerd zijn vanwege het schrappen van de belangrijkste bepalingen met een religieus karakter en het versterken van de autonomie van de strijdkrachten;
J. overwegende dat in de Sinaï steeds meer terreurdaden en gewelddadige aanvallen tegen veiligheidstroepen plaatsvinden; overwegende dat de Egyptische minister van Binnenlandse Zaken, Mohammed Ibrahim, in Caïro op 5 september 2013 het doelwit van een bomaanslag was;
K. overwegende dat tegen mediakanalen die kritiek leveren op de veiligheidstroepen of de Moslimbroederschap steunen, hardhandig wordt opgetreden; overwegende dat veiligheidstroepen in de afgelopen zes weken de kantoren van verscheidene tv-kanalen zijn binnengevallen; overwegende dat op 3 september 2013 vier tv-kanalen het verbod hebben gekregen om uit te zenden; overwegende dat 5 journalisten zijn gedood, 80 willekeurig zijn vastgezet (waarvan 10 nog steeds gevangen worden gehouden), en ten minste 40 verslaggevers zijn aangevallen;
L. overwegende dat Egyptische ngo's over ernstige mensenrechtenschendingen sinds 30 juni 2013 hebben geklaagd, waaronder de aanhouding van tot wel 85 kinderen in verband met de botsingen tussen betogende aanhangers van Morsi en de veiligheidstroepen; overwegende dat deze kinderen naar verluid in afgelegen politiebureaus met volwassenen zijn gevangengezet, verdacht van gewelddaden en zonder toegang tot advocaten;
M. overwegende dat de Egyptische vrouwen zich in deze periode van aanhoudende politieke crisis in een bijzonder kwetsbare situatie bevinden; overwegende dat de vrouwelijke betogers vaak het slachtoffer zijn van geweld, seksuele aanranding en andere vormen van vernederende behandeling, terwijl vrouwenrechtenactivisten worden bedreigd en geïntimideerd;
N. overwegende dat de maatschappelijke, economische en begrotingssituatie van Egypte nog steeds verslechtert;
O. overwegende dat de EU de voornaamste economische partner van Egypte is en de belangrijkste bron van buitenlandse investeringen en ontwikkelingssamenwerking; overwegende dat de taskforce EU-Egypte overeenstemming heeft bereikt over een bijstandspakket van 5 miljard EUR voor 2012-2013; overwegende dat het EU-beleid ten aanzien van Egypte gemakkelijk door radicale stromingen in beide partijen in Egypte voor propagandadoeleinden kan worden misbruikt;
P. overwegende dat het niveau en de intensiteit van de betrokkenheid van de EU bij Egypte conform het na de Arabische Lente herziene Europese nabuurschapsbeleid van de EU, en met name als gevolg van de "meer voor meer"-strategie op stimulansen zijn gebaseerd en daarom afhangen van de vooruitgang die het land boekt bij het nakomen van zijn verplichtingen met betrekking tot de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en gendergelijkheid;
Q. overwegende dat de Raad Buitenlandse Zaken op 21 augustus 2013 de hoge vertegenwoordiger opgedragen heeft om de bijstand van de EU in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid en de associatieovereenkomst te herzien op basis van Egyptische belofte om de daaraan ten grondslag liggende beginselen te eerbiedigen; overwegende dat de Raad besloten heeft om de bijstand aan de sociaaleconomische sector en maatschappelijke organisaties voort te zetten, maar dat de samenwerking van de EU met Egypte naar gelang de ontwikkelingen ter plaatse wordt bijgesteld;
R. overwegende dat de Europese Rekenkamer in juni 2013 tot de conclusie is gekomen dat de Commissie en de EDEO de EU-steun ten behoeve van de verbetering van het bestuur in Egypte niet doeltreffend kunnen beheren;
1. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de situatie in Egypte die is ontstaan na de militaire staatsgreep tegen president Morsi en de verdere verwijdering van het land van democratiseringsproces;
2. veroordeelt de politieke inmenging van het Egyptische leger in het moeizame overgangsproces van het land en verzoekt om de onmiddellijke opheffing van de noodtoestand en de volledige machtsoverdracht aan democratisch gekozen burgerlijke autoriteiten;
3. spreekt zijn scherpe veroordeling uit over het buitensporige gebruik van geweld door de Egyptische veiligheidstroepen en het tragische verlies van mensenlevens bij de ontmanteling van de kampementen van Rabaa en Nahda; veroordeelt tevens de daaropvolgende hardhandige aanpak van aanhangers van de Moslimbroederschap door het Egyptische leger met bijstand van de politie en delen van de rechterlijke macht; is van mening dat de massale gevangenhouding en onderdrukking van de leiding van de Moslimbroederschap de vooruitzichten op een duurzame oplossing van de politieke crisis door middel van onderhandelingen verslechteren en de onverzoenlijke standpunten van alle partijen verharden; verzoekt om de vrijlating van Morsi en andere leden van de Moslimbroederschap;
4. betreurt tegelijkertijd dat de leiders van de Moslimbroederschap niet hebben voorkomen dat een aantal van hun aanhangers geweld hebben gebruikt tegen de veiligheidstroepen en diegenen die zij als politieke tegenstanders zien, met name de koptische gemeenschap van Egypte;
5. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen het geweld tegen de koptische gemeenschap en de verwoesting van een groot aantal kerken, gemeenschapscentra en bedrijven over het gehele land; spreekt zijn bezorgdheid erover uit dat de autoriteiten geen adequate veiligheidsmaatregelen hebben genomen om de koptische gemeenschap te beschermen, ondanks de vele waarschuwingen voor een sektarische reactie; wijst op het historische pluralisme van de Egyptische samenleving en verzoekt de Egyptische regering dringende maatregelen te nemen die ervoor te zorgen dat de vreedzame cohabitatie van de verschillende gemeenschappen in Egypte snel kan worden hersteld;
6. wijst erop dat president Morsi niet tegemoet gekomen is aan de democratische verwachtingen en de dringende behoeften van de Egyptische bevolking, en terrorisme en islamitisch extremisme niet heeft bestreden, in het bijzonder op het schiereiland van de Sinaï; benadrukt dat de EU een zelfvoldane houding heeft aangenomen ten opzichte van de Morsi-regering door haar belofte van een op stimulansen gebaseerde benadering van de betrekkingen met Egypte niet na te komen, waaronder de mogelijkheid om het beginsel "minder voor minder" toe te passen;
7. benadrukt de dringende behoefte aan een proces van nationale verzoening, met inbegrip van alle gematigde politieke en maatschappelijke krachten in Egypte, zonder welke het grootste land dat de Arabische lente heeft doorgemaakt steeds verder van het in 2011 begonnen democratische overgangsproces verwijderd raakt; benadrukt de bijzondere verantwoordelijkheid van de interim-regering en de strijdkrachten om zich te onthouden van maatregelen die de maatschappelijke en ideologische verdeeldheid in de Egyptische samenleving vergroten, in het bijzonder door zijn door wraak ingegeven hardhandige aanpak van de Moslimbroederschap te beëindigen en in het openbaar elke handeling of uitspraak die sociale spanningen oproept, te bekritiseren; verzoekt de gematigde elementen in de broederschap om dit proces te ondersteunen en daaraan actief deel te nemen; verzoekt alle partijen de ontvlambare retoriek te beteugelen en zich te verplichten tot vreedzame politieke meningsuiting;
8. is verontrust over het proces van de grondwetsherziening, waarbij tot dusverre niet alle krachten van het Egyptische politieke spectrum zijn betrokken, met name de Moslimbroederschap, en niet voor een toereikende deelname van vrouwen gezorgd is; benadrukt dat een inclusief, gendergevoelig en transparant constitutioneel proces onontbeerlijk is om de grondslag te leggen voor een echt democratisch en nieuw stabiel Egypte, dat waarborgen biedt voor de grondrechten en fundamentele vrijheden voor alle burgers van het land en de vreedzame co-existentie van de verschillende geloofsgemeenschappen bevordert;
9. is uitermate bezorgd over het verslechterende mediaklimaat waarin journalisten willekeurig gearresteerd en aangevallen kunnen worden, en waarin mediakanalen die kritisch over de interim-regering berichten dan wel de afgezette Morsi-regering steunen, worden overvallen en gesloten; verzoekt de interim-regering om de mediavrijheid te eerbiedigen, alle willekeurig gevangengehouden journalisten vrij te laten, dringende maatregelen ter bescherming van journalisten te nemen en alle geweldsdaden tegen verslaggevers te onderzoeken en te vervolgen;
10. overwegende dat een echt en onafhankelijk maatschappelijk middenveld van fundamenteel belang is voor de ondersteuning van een vreedzame en inclusieve politieke en sociale transformatie van het land; verzoekt de Egyptische autoriteiten het maatschappelijk middenveld vrijelijk te laten opereren, en ervoor te zorgen dat het comité dat belast is met het opstellen van een nieuwe wet betreffende de ngo's, een voorstel indient dat overeenstemt met internationale normen; steunt de oproep van regionale en Egyptische ngo's voor een verificatiemissie van de Arabische Liga om de recente gewelddaden in Egypte te onderzoeken;
11. is ernstig bezorgd over de gesignaleerde arrestatie van tientallen kinderen in het kader van het hardhandige optreden tegen betogers van de broederschap, en verzoekt om hun onmiddellijke vrijlating;
12. verzoekt de interim-regering volledige medewerking te verlenen in het kader van de VN-mensenrechtenprocedures, onder meer door aan hangende verzoeken om Egypte door verschillende speciale rapporteurs te laten bezoeken tegemoet te komen, visa die een maand geleden aangevraagd zijn door het VN-Bureau van de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten (UNHCR), af te geven, en de opening van een regionaal bureau van het UNHCR in Egypte goed te keuren, zoals door de Egyptische autoriteiten tweeënhalf jaar geleden is beloofd; verzoekt de interim-regering een openbare uitnodiging aan alle speciale rapporteurs van de VN te richten om Egypte te bezoeken, zoals Tunesië dit in 2011 heeft gedaan;
13. verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten duidelijk te maken dat een terugkeer naar een autoritair veiligheidsregime in Egypte onaanvaardbaar is en er bij de interim-regering op aan te dringen geloofwaardige inspanningen te doen die blijk geven van een daadwerkelijk begin van een democratisch overgangsproces, in het bijzonder door haar stappenplan uit te voeren met betrekking tot de herziening van de grondwet en de organisatie van verkiezingen overeenkomstig internationale normen, de vrijheid van vereniging en vergadering te eerbiedigen, de noodtoestand op te heffen, een geloofwaardig, onafhankelijk onderzoek te beginnen naar het dodelijke geweld vanaf 3 juli 2013, de hardhandige aanpak van andere meningen en oppositie te beëindigen en door alle politieke gevangenen, met inbegrip van Mohammed Morsi, vrij te laten; dringt er bij de hoge vertegenwoordiger en zijn diensten op aan hun bemiddelingspogingen te hervatten, in nauwe samenwerking met regionale spelers; beklemtoont dat EU-hulp aan Egypte zodanig moet worden herzien dat alle lopende en geplande programma's waarvan het Egyptische regime, met inbegrip van het leger en nauw verbonden industrieën en zakenmensen, profiteren of kunnen profiteren, worden bevroren of vertraagd uitgevoerd;
14. is ingenomen met het besluit van de Raad Buitenlandse Zaken van 21 august 2013 waarmee de lidstaten zijn overeengekomen vergunningen op te schorten voor de uitvoer naar Egypte van uitrusting die voor binnenlandse repressie kan worden gebruikt, uitvoervergunningen opnieuw te beoordelen en de bijstand aan Egypte op veiligheidsgebied opnieuw te bekijken; betreurt het evenwel dat de totstandkoming van dit besluit zo lang op zich heeft doen wachten en verzoekt om verduidelijking van zijn toepassingsgebied en zijn tenuitvoerlegging; verzoekt de lidstaten het gemeenschappelijk standpunt van de EU inzake wapenuitvoer alsmede de bepalingen over de mensenrechten in het verdrag inzake wapenhandel strikt ten uitvoer te leggen en terstond alle wapenuitvoer en hulp op het gebied van veiligheid aan de Egyptische politie, de strijdkrachten of enig andere veiligheidstroepen, op te schorten;
15. verzoekt om een grondige herziening van de betrokkenheid van de EU bij Egypte die past bij de huidige politieke en mensenrechtencrisis in het land en verzoekt in afwachting daarvan om de opschorting van alle bijstandsprogramma's van de Commissie en EU-lidstaten voor Egypte die niet rechtstreeks aan het onafhankelijke maatschappelijke middenveld en de meest kwetsbare bevolkingsgroepen ten goede komen; verzoekt de hoge vertegenwoordiger het Parlement verslag te doen over de resultaten van de herziening van de bijstand van de EU aan Egypte, zoals is gevraagd door de Raad Buitenlandse Zaken op 21 augustus 2013; spreekt in dit verband zijn ontzetting uit over de recente beoordeling van de Europese Rekenkamer van de EU-steun ten behoeve van het bestuur en de mensenrechten in Egypte; verzoekt in het licht van dit verslag, het EDEO en de Commissie hun bijstandsprogramma's aan Egypte grondig te herzien;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, en de president, de regering en de Sjoera-raad van Egypte.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0095.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0333.