Ontwerpresolutie - B7-0435/2013Ontwerpresolutie
B7-0435/2013

ONTWERPRESOLUTIE over de handelsbetrekkingen EU-Taiwan

1.10.2013 - (2013/2675(RSP))

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7‑0509/2013
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Vital Moreira, Franck Proust namens de Commissie internationale handel


Procedure : 2013/2675(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0435/2013
Ingediende teksten :
B7-0435/2013
Aangenomen teksten :

B7‑0435/2013

Resolutie van het Europees Parlement over de handelsbetrekkingen EU-Taiwan

(2013/2675(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn resolutie van 17 februari 2011 over Europa 2020[1],

–   gezien artikel 3, lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 7 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin respectievelijk wordt bepaald dat de Unie"in de betrekkingen met de rest van de wereld […] [bijdraagt] tot de strikte eerbiediging en ontwikkeling van het internationaal recht" en toeziet "op de samenhang tussen haar verschillende beleidsmaatregelen en optredens",

–   gezien zijn resolutie van 11 mei 2011 over het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2009[2],

–   gezien zijn resolutie van 12 september 2012 over het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid[3],

–   gezien zijn resolutie van 14 maart 2013 over de betrekkingen tussen de EU en China[4],

–   gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten[5],

–   gezien zijn resolutie van 5 februari 2009 over versterking van de rol van Europese kmo's in de internationale handel[6],

–   gezien zijn resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel[7],

–   gezien zijn resolutie van 4 september 2008 over de handel in diensten[8],

–   gezien zijn resolutie van 20 mei 2008 over de handel in grond- en hulpstoffen[9],

–   gezien zijn resolutie van 19 februari 2008 over de strategie van de EU voor markttoegang ten behoeve van Europese exporteurs[10],

–   gezien zijn resolutie van 22 mei 2007 over Europa als wereldspeler – externe aspecten van het concurrentievermogen[11],

–   gezien zijn resolutie van 7 juli 2005 over de betrekkingen tussen de EU, China en Taiwan en de veiligheid in het Verre Oosten[12],

–   gezien de mededeling van de Commissie "Handel, groei en wereldvraagstukken – Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie" (COM(2010)0612),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Europa als wereldspeler: Wereldwijd concurreren. Een bijdrage aan de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid" (COM(2006)0567),

–   gezien het verslag van de Commissie over handels- en investeringsbelemmingeringen 2013 van 28 februari 2013 (COM(2013)0103),

–   gezien de vraag aan de Commissie betreffende de handelsrelatie tussen de EU en Taiwan (O‑000093/2013 – B7‑0509/2013),

–   gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem dat door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is opgezet, het meest geschikte kader is om een open en eerlijke wereldhandel te bewerkstelligen; overwegende dat het evenwel essentieel is om te begrijpen dat ook bilaterale overeenkomsten deel uitmaken van het gemeenschappelijke internationale instrumentarium;

B.  overwegende dat de EU zich ten volle blijft inzetten voor een evenwichtig en billijk resultaat van de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA), een benadering die haar voorkeurt geniet, en overwegende dat zij het gelijktijdig werken aan bilaterale handelsakkoorden met andere industrielanden eveneens als een geldige optie beschouwt;

C. overwegende dat de totale omvang van de bilaterale handel tussen de EU en Taiwan de afgelopen twee decennia meer dan vertwaalfvoudigd is en in 2011 een waarde van meer dan 40 miljard euro vertegenwoordigde;

D. overwegende dat Taiwan de op zes na grootste handelspartner van de EU in Azië is en de op 22 na grootste handelspartner in de wereld;

E.  overwegende dat in 2010 van alle buitenlandse rechtstreekse investeringen in Taiwan 31,5% afkomstig was uit de EU, die daarmee de grootste buitenlandse investeerder in Taiwan vormde;

F.  overwegende dat in de globale handelsrelatie tussen de EU en Taiwan momenteel lang niet het gehele potentieel wordt benut;

G. overwegende dat open en eerlijke handel een krachtig instrument ter bevordering van groei en welzijn vormt, uitgaande van de relatieve voordelen van elke economie en de potentiële synergieën die voortvloeien uit meer economische integratie en nieuwe input voor kenniseconomieën;

H. overwegende dat de rechten tussen beide handelspartners over het algemeen al laag zijn; overwegende dat de EU en Taiwan regelmatig een structurele dialoog voeren over handels- en investeringskwesties van gemeenschappelijk belang; overwegende dat in dit kader vier technische werkgroepen zijn opgericht om te praten over kwesties in verband met intellectuele-eigendomsrechten, technische handelsbelemmeringen, sanitaire en fytosanitaire maatregelen en de farmaceutische sector;

I.   overwegende dat het volume van de bilaterale handel tussen de EU en Taiwan ondanks de relatief lage tarieven achterblijft bij het handelsverkeer tussen de EU en de meeste van haar andere belangrijke handelspartners;

J.   overwegende dat de ict-sector veel toegevoegde waarde genereert en zowel in de EU als in Taiwan een groeisector is, vooral door de verdere ontwikkeling van slimme producten en diensten;

K. overwegende dat de EU en Taiwan hun economische betrekkingen verder kunnen intensiveren op een manier die daadwerkelijk tot wederzijds voordeel strekt, ook met het oog op de aanpak van gemeenschappelijke maatschappelijke uitdagingen;

L.  overwegende dat Taiwan sinds 2002 een volwaardig lid van de WTO is en tevens een volwaardig lid van de APEC (economische samenwerking Azië-Stille Oceaan) en de Aziatische Ontwikkelingsbank;

M. overwegende dat de toetreding van Taiwan tot de WTO-Overeenkomst inzake overheidsopdrachten in juli 2009 een belangrijke en positieve stap was, die Taiwan niet alleen in staat stelt om te profiteren van de wederzijdse openstelling van de markten voor overheidsopdrachten, maar ook om op de eigen markt een grotere mate van efficiëntie te realiseren;

N. overwegende dat Taiwan en de Volksrepubliek China (VRC) een constructieve aanpak volgen die heeft bijgedragen tot de sluiting van 19 overeenkomsten tussen de Straits Exchange Foundation (namens Taiwan) en de Association for Relations Across the Taiwan Straits (namens de VRC); overwegende dat deze overeenkomsten het kaderakkoord inzake economische samenwerking en de overeenkomst inzake intellectuele-eigendomsrechten, die op 29 juni 2010 zijn ondertekend, omvatten, alsmede de investeringsovereenkomst en de overeenkomst inzake douanesamenwerking, die op 9 augustus 2012 zijn ondertekend;

O. overwegende dat andere constructieve alternatieven Taiwan ertoe hebben gebracht 31 bilaterale investeringsovereenkomsten met derde landen te sluiten - onder meer met Japan op 22 september 2011 – alsook een economische samenwerkingsovereenkomst met Nieuw-Zeeland op 10 juli 2013, het overleg met de Verenigde Staten over een kaderovereenkomst inzake handel en investeringen op 10 maart 2013 te hervatten en momenteel met de Republiek Korea over een investeringsovereenkomst te onderhandelen en met Singapore over een vrijhandelsakkoord;

P.  overwegende dat de Economische en Culturele Vertegenwoordiging van Taipei in de Verenigde Staten en het Amerikaanse Instituut in Taiwan overeenstemming hebben bereikt over gemeenschappelijke verklaringen over de beginselen voor internationale investeringen en over ict-diensten; overwegende dat Taiwan op vergelijkbare wijze met 25 landen, waaronder negen EU-landen, veelomvattende overeenkomsten inzake inkomstenbelasting heeft gesloten;

Q. overwegende dat nauwere economische banden met Taiwan in geen enkel opzicht in tegenspraak zijn met het "één China-beleid" van de EU, aangezien China en Taiwan in 1991 zijn toegetreden tot de APEC en in 2002 lid zijn geworden van de WTO;

1.  is van mening dat het door de WTO belichaamde multilaterale handelsstelsel nog steeds verreweg het doeltreffendste kader is om tot een open en eerlijke wereldhandel te komen; vindt dat de EU en Taiwan moeten bijdragen tot de voortgang van multilaterale handelsbesprekingen;

2.  is van mening dat de EU, terwijl zij aan nauwere economische betrekkingen met China werkt, de mogelijkheid moet overwegen hetzelfde met Taiwan te doen, teneinde consequent steun te blijven betuigen voor Taiwans democratische systeem, pluralistische samenleving en goede reputatie op het vlak van de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat;

3.  is derhalve van mening dat de EU positief moet reageren op de bereidheid van Taiwan om gelijktijdige onderhandelingen te beginnen over bilaterale overeenkomsten inzake investeringsbescherming en markttoegang, teneinde de rechtszekerheid van investeringen verder te verbeteren en het volume en de kwaliteit van investeringsstromen te vergroten;

4.  is van mening dat het besluit om dergelijke onderhandelingen met Taiwan aan te gaan op economische redenen moet berusten en niet aan de beoordeling van de betrekkingen tussen de EU en de Volksrepubliek China mag worden gekoppeld;

5.  onderstreept het feit dat het Parlement voorstander is van overeenkomsten met Taiwan over investeringsbescherming en markttoegang, die tot een verdieping van de bestaande economische betrekkingen tussen de EU en Taiwan zouden leiden;

6.  is van mening dat overeenkomsten tussen de EU en Taiwan inzake investeringsbescherming en markttoegang een echte mogelijkheid inhouden om een win-winsituatie te creëren die beide economieën tot voordeel strekt;

7.  merkt op dat in een eventuele overeenkomst terdege rekening moet worden gehouden met kmo's en dat de mogelijkheid van kmo's om in het buitenland te investeren moet worden verbeterd;

8.  herinnert er tevens aan dat de EU en Taiwan reeds beschikken over goed geïntegreerde economische betrekkingen, over het algemeen lage douanerechten aan beide kanten en een goed gestructureerde dialoog met regelmatige bijeenkomsten om bilaterale handels- en investeringskwesties op te lossen;

9.  onderstreept dat in de overeenkomst uiting moet worden gegeven aan een sterk engagement van de partijen met betrekking tot een duurzame en inclusieve ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied wat betreft investeringen;

10. onderstreept dat in de door de EU gesloten investeringsovereenkomsten de mogelijkheid van overheidsoptreden in acht moet worden genomen, met name wanneer daarmee openbare beleidsdoelstellingen worden nagestreefd, zoals sociale normen en milieunormen, mensenrechten, beveiliging, werknemers- en consumentenrechten, volksgezondheid en openbare veiligheid, en culturele diversiteit; dringt erop aan specifieke clausules met betrekking tot deze doelstellingen in de overeenkomst op te nemen;

11. beveelt aan dat beide partijen wat markttoegang betreft, bepaalde sectoren van de toezeggingen inzake liberalisering mogen uitsluiten teneinde strategische nationale belangen te beschermen;

12. dringt nogmaals aan op een effectieve clausule inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en doeltreffende sociale en milieuclausules;

13. benadrukt dat de overeenkomst buitenlandse investeerders in de EU ertoe moet verplichten de Europese sociale normen en de vereisten van de sociale dialoog in acht te nemen;

14. verzoekt de Commissie om gesprekken aan te gaan over dergelijke overeenkomsten tussen de EU en Taiwan;

15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsook aan de Taiwanese regering en de Taiwanese wetgevende Yuan.