Ontwerpresolutie - B7-0440/2013Ontwerpresolutie
B7-0440/2013

ONTWERPRESOLUTIE over het ontwerp van toepassingsverordening van de Commissie op het ontwerp van verordening van de Commissie (EU) nr. …/.. of XXX tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

2.10.2013 - (D028112/02 – 2013/2758(RPS))

ingediend overeenkomstig artikel 88, leden 2 en 3 en lid 4, onder c), van het Reglement
Commissie vervoer en toerisme

Rapporteur: Brian Simpson namens de Commissie vervoer en toerisme

Procedure : 2013/2758(RPS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0440/2013
Ingediende teksten :
B7-0440/2013
Aangenomen teksten :

B7‑0440/2013

Resolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van toepassingsverordening van de Commissie op het ontwerp van verordening van de Commissie (EU) nr. …/.. of XXX tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

(D028112/02 – 2013/2758(RPS))
 

Het Europees Parlement,

–   gezien het ontwerp van verordening van de Commissie (D028112/02),

–   gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG[1], en met name artikel 8, lid 5,

–   gezien het advies van 12 juli 2013 van het in artikel 65 van bovengenoemde verordening bedoelde comité,

–   gezien artikel 5 bis, lid 3, onder b), van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[2],

–   gezien artikel 88, leden 2 en 3 en lid 4, onder c), van zijn Reglement,

A. overwegende dat Verordening (EG) nr. 216/2008 de Commissie algemene uitvoeringsbevoegdheden verleent voor het wijzigen van niet-essentiële onderdelen van de verordening, onder andere door deze te vervangen door nieuwe niet-essentiële onderdelen;

B.  overwegende dat artikel 8, onder f), van bijlage 4 bij Verordening (EG) nr. 216/2008 essentiële vereisten met betrekking tot vliegtijdbeperkingen bevat, en dat in dat artikel ook wordt bepaald dat bij vermoeidheidsregels rekening moet worden gehouden met een aantal, in datzelfde artikel opgesomde factoren;

C. overwegende dat het voorstel een eigen interpretatie bevat van ten minste drie van deze factoren (vermoeidheid, nachtdiensten en slaaptekort), dat deze interpretatie haaks staat op wetenschappelijk bewijs in ten minste vijf rapporten (2009-2013) en dat de voorgestelde regels ook niet wetenschappelijk worden gestaafd; overwegende dat dit betekent dat deze factoren niet grondig zijn onderzocht;

D.  overwegende dat de Commissie, door geen rekening te houden met alle factoren zoals bedoeld in de essentiële vereisten van artikel 8, onder f), van Verordening (EG) nr. 216/2008 en door haar voorstel te stoelen op andere, niet-veiligheidsgerelateerde factoren, essentiële vereisten aan de verordening toevoegt, en daarmee primaire wetgeving wijzigt;

E.  overwegende dat in artikel 22, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 216/2008 wordt bepaald dat uitvoeringsvoorschriften met betrekking tot vlieg- en diensttijden en rustperioden in eerste instantie alle materiële bepalingen van subdeel Q van bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 moeten omvatten, rekening houdend met de nieuwste wetenschappelijke en technische bewijzen;

F.  overwegende dat de Commissie, door geen eigen analyse te verrichten van de wetenschappelijke grondslag van het voorstel, heeft nagelaten voorzichtig en met beleid te werk te gegaan en verzuimd heeft zich te houden aan haar plicht om het beschikbare wetenschappelijk bewijs in aanmerking te nemen als er twijfel bestaat omtrent de veiligheid van delen van het FTL-voorstel;

G. overwegende dat het Parlement, in tegenstelling tot de lidstaten die de vergadering van de EASA-commissie hebben bijgewoond, geen toegang heeft gekregen tot de inhoudelijke bepalingen in de certificeringsspecificaties, en derhalve niet in staat was zijn recht op toetsing met volledige kennis van de zaken in kwestie uit te oefenen en ten opzichte van de lidstaten in een ongelijkwaardige positie kwam;

H. overwegende dat dit in strijd is met de regelgevingspraktijk, waarbij regels inzake vluchtuitvoering alle relevante en inhoudelijke bepalingen moeten bevatten; overwegende dat het verlenen van de bevoegdheid aan het EASA om beslissingen te nemen inzake essentiële vereisten het mandaat krachtens Verordening (EG) nr. 216/2008 overschrijdt en het Parlement de mogelijkheid ontneemt om ook maar enige vorm van democratische controle uit te oefenen;

1.  maakt bezwaar tegen de aanneming van het ontwerp van toepassingsverordening van de Commissie;

2.  verzoekt de Commissie haar ontwerp van toepassingsverordening op het ontwerp van verordening van de Commissie (EU) nr. …/.. of XXX tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad in te trekken;

3.  onderstreept dat voorschriften inzake vliegtijd van grote invloed zijn op de veiligheid van het luchtvervoer en de sociale belangen van het personeel, zoals bijvoorbeeld ook het geval is bij rij- en rusttijden in het wegvervoer, en dat besluiten over deze voorschriften duidelijk van politieke aard zijn; onderstreept dat aan deze vliegtijdvoorschriften belangrijke politieke aspecten vastzitten die in een vroeg stadium tijdens de voorbereiding van wetgevingsverslagen met medebeslissing zouden moeten worden behandeld, met volledige transparantie tegenover de Europese burgers, de Europese Raad en het Parlement;

4.  is ervan overtuigd dat de Commissie haar mandaat krachtens Verordening (EG) nr. 216/2008 overschreden heeft door de bevoegdheid om essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door middel van certificeringsspecificaties op het gebied van standby en verminderde rust over te dragen aan het EASA;

5.  is van mening dat belangrijke delen van de ontwerpverordening van de Commissie niet gebaseerd zijn op wetenschappelijke bevindingen, zoals wordt voorgeschreven door Verordening (EG) nr. 216/2008, en dat de Commissie heeft nagelaten voldoende wetenschappelijk bewijs aan te dragen om de gerede twijfel omtrent het veiligheidsrisico op het gebied van nachtdiensten en slaaptekort weg te nemen, hetgeen betekent dat het voorstel in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en de uitvoeringsbevoegdheden van genoemde verordening overschrijdt;

6.  acht het noodzakelijk nieuwe regels vast te stellen om vermoeidheid van de bemanning te voorkomen, en verzoekt de Commissie dan ook met spoed een nieuw voorstel in te dienen dat aan de vereisten van het mandaat en aan het evenredigheidsbeginsel voldoet; dringt er bij de Commissie op aan de volgende onderwerpen in haar herziene voorstellen op te nemen: een beperking van de vliegdiensttijd tot maximaal 10 uur, een maximale gecombineerde duur van standby en vliegtijd van 18 uur;

7.  onderstreept dat de lidstaten op basis van een clausule ter bevordering van de veiligheid, waar zij dit nodig achten en mits aan alle bepalingen van de verordening wordt voldaan, de vrijheid moeten hebben om strengere bepalingen dan die van de verordening toe te passen;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.