Ontwerpresolutie - B7-0480/2013Ontwerpresolutie
B7-0480/2013

ONTWERPRESOLUTIE over migratiestromen over de Middellandse Zee, in het bijzonder in het licht van de tragische gebeurtenissen bij Lampedusa

16.10.2013 - (2013/2827(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Daniel Cohn-Bendit, Hélène Flautre, Franziska Keller, Jean Lambert, Judith Sargentini, Jean-Jacob Bicep, Rebecca Harms namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0474/2013

Procedure : 2013/2827(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0480/2013
Ingediende teksten :
B7-0480/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0480/2013

Resolutie van het Europees Parlement over migratiestromen over de Middellandse Zee, in het bijzonder in het licht van de tragische gebeurtenissen bij Lampedusa

(2013/2827(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

–   gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–   gezien de Verdragen van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen hierbij,

–   gezien Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken[1],

–   gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 april 2013 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (COM(2013)0197),

–   gezien Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex)[2],

–   gezien de gemeenschappelijke mededelingen van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 20 maart 2013 getiteld "Europees nabuurschapsbeleid: naar een sterker partnerschap" (JOIN(2013)00004),

–   gezien zijn resolutie van 7 april 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid – de zuidelijke dimensie[3],

–   gezien de mondelinge vraag betreffende een permanent EU-overbrengingssysteem op vrijwillige basis van 20 mei 2013,

–   gezien het verslag van zijn Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken over het bezoek van een delegatie aan Lampedusa in november 2011,

–   gezien artikel 77 en artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat bij het meest recente drama bij Lampedusa, op 3 oktober 2013, meer dan 300 migranten zijn omgekomen;

B.  overwegende dat volgens de Internationale Organisatie voor Migratie sinds 1993 ten minste 20 000 mensen zijn omgekomen op zee, waaruit opnieuw blijkt hoe urgent het is het EU-immigratie- en asielbeleid te herzien om al het mogelijke te doen om de levens van mensen in gevaar te redden, en dat de lidstaten hun internationale verplichtingen inzake redding op zee moeten nakomen;

C. overwegende dat de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa in april 2012 goedkeuring heeft gehecht aan resolutie 1872(2012) getiteld "Lives lost in the Mediterranean Sea: Who is responsible?”, waarin werd geconcludeerd dat indien een ‘search and rescue’-zone niet wordt afgedekt omdat de staat die voor de desbetreffende zone verantwoordelijk is verzuimt zijn wettelijke plicht van het bieden van hulp waar te nemen, de verantwoordelijkheid voor het coördineren van de ‘search and rescue’-operatie ligt bij de staat waar de noodoproep voor het eerst binnenkomt;

D. overwegende dat er op het niveau van de EU nog altijd onduidelijkheid bestaat over de taakverdeling tussen de verschillende betrokken entiteiten (NAVO, het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), en de lidstaten) wat het bieden van bijstand aan schepen in nood betreft, alsook voor wat betreft de coördinatie van ‘search and rescue’-operaties;

E.  overwegende dat Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf[4] onder vissers en andere zeelieden tot verwarring heeft geleid omtrent de verantwoordelijkheid en de waarschijnlijkheid van straffeloosheid in het geval zij levens redden op zee;

F.  overwegende dat de EU-wetgeving reeds voorziet in een aantal instrumenten, zoals de Visumcode en de Schengengrenscode, die het mogelijk maken visa te verlenen op humanitaire gronden;

G. overwegende dat de lidstaten moeten worden aangemoedigd om gebruik te maken van de middelen die beschikbaar zullen zijn in het kader van het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor interne veiligheid, alsook van de middelen die beschikbaar zijn in het kader van de voorbereidende actie "Hervestiging van vluchtelingen in noodsituaties", die onder meer de volgende maatregelen omvat: steun voor mensen die reeds door het bureau van de hoge commissaris van de VN voor vluchtelingen (UNHCR) als vluchteling zijn erkend, ondersteuning van noodacties in het geval van groepen vluchtelingen die als prioritair zijn aangemerkt en die het slachtoffer zijn van een gewapende aanval en geconfronteerd worden met extreem gevaarlijke en levensbedreigende omstandigheden, zo nodig, verstrekking van extra financiële steun in noodsituaties aan de diensten van het UNHCR en zijn verbindingsorganisaties in de lidstaten en op EU-niveau;

H. overwegende dat de EU op dit moment met landen op de zuidelijke oever van de Middellandse Zee onderhandelt over mobiliteitspartnerschappen, waaronder met betrekking tot grensbeheer; overwegende dat Italië en Libië in juli 2013 besloten hebben hun samenwerking op het gebied van migratiebeheersing te intensiveren, na de ondertekening van de desbetreffende overeenkomst in april 2012; overwegende dat een aantal lidstaten (Spanje, Italië, Frankrijk, Malta, Portugal, Cyprus en Griekenland) en Libië in september 2013 besloten hebben de handen ineen te slaan in het kader van het project Seahorse Mediterraneo;

1.  is van mening dat ‘Lampedusa’ de EU wakker moet schudden en dat de enige manier om dit soort tragische gebeurtenissen in de toekomst te voorkomen erin bestaat op politiek niveau te onderkennen dat de verplichting van ‘save and rescue’ prevaleert boven alle andere regels en wetten, alsmede in het volgen van een gecoördineerde aanpak op basis van solidariteit en verantwoordelijkheid, ondersteund door gemeenschappelijke instrumenten;

2.  vraagt de EU en de lidstaten in hun externe optreden, en met name bij migratiebeheersing, alleen samen te werken met buurlanden die aangetoond hebben de mensenrechten van migranten, vluchtelingen en asielzoekers te respecteren, onder andere in de vorm van de oprichting van een doeltreffend systeem voor het beoordelen van asielaanvragen en het beschermen van vluchtelingen; dringt aan op meer financiële steun voor UNHCR; beveelt aan dat een zetelovereenkomst wordt gesloten tussen Libië en UNHCR; dringt aan op meer technische bijstand, met inbegrip van menselijke hulpbronnen, met het oog op een betere screening van vluchtelingen en een doeltreffender systeem voor hervestiging;

3.  vraagt, wat het interne beleid van de EU betreft, om verhoging van de begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO);

4.  onderstreept dat de overbrenging van personen die internationale bescherming genieten en van asielzoekers een van de meest concrete vormen van solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid is; benadrukt het belang van projecten zoals het EU-project voor overbrenging uit Malta (Eurema-project) en de verlenging ervan, in het kader waarvan personen die internationale bescherming genieten van Malta naar andere lidstaten zijn en worden overgebracht, en pleit voor de ontplooiing van meer soortgelijke initiatieven; betreurt dat dit project niet zo succesvol is geweest als werd verwacht omdat de lidstaten aarzelden om eraan deel te nemen; roept de lidstaten op om - in een geest van solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid - actiever aan het Eurema-project deel te nemen; vraagt de Commissie een voorstel te doen voor een permanent en doeltreffend mechanisme voor overbrenging binnen de EU;

5.  vraagt Frontex bijstand te verlenen aan die lidstaten die gezien de omstandigheden behoefte hebben aan meer technische en operationele hulp aan de EU-buitengrenzen, rekening houdend met het feit dat het soms ook gaat om humanitaire noodsituaties en redding op zee (artikel 2 van de hierboven vermelde Frontex-verordening); dringt er bij Frontex met klem op aan ten volle gebruik te maken van de instrumenten die het Agentschap ter beschikking staan om zijn strategie inzake grondrechten in het gebied van de Middellandse Zee uit te voeren, in het bijzonder door zijn 'fundamentalrightsoffcier' op te dragen de operatie Hermes aan een evaluatie te onderwerpen en daarbij specifieke aandacht te besteden aan de recente rampzalige gebeurtenissen in het Kanaal van Sicilië;

6.  benadrukt in het bijzonder dat het belangrijk is de verantwoordelijkheden op het vlak van asiel te delen en beveelt aan een goed toegerust mechanisme in het leven te roepen dat stoelt op objectieve criteria en het recht van asielzoekers en begunstigden van internationale bescherming om zelf het land te kiezen waar zij een aanvraag willen indienen, teneinde de druk te verminderen op die lidstaten die, absoluut of verhoudingsgewijs, grotere aantallen asielzoekers en begunstigden van internationale bescherming opvangen;

7.  herinnert eraan dat solidariteit in de EU samen moet gaan met verantwoordelijkheid; herinnert eraan dat de lidstaten wettelijk verplicht zijn bijstand te verlenen aan migranten op zee; vraagt die lidstaten die hun internationale verplichtingen niet zijn nagekomen, niet langer schepen met migranten aan boord terug te sturen;

8.  vraagt de EU en de lidstaten elke wetgeving die personen die bijstand verlenen aan migranten op zee strafbaar stelt, in te trekken of te herzien; vraagt de Raad Richtlijn 2002/90/EG te herzien om duidelijk te maken dat humanitaire bijstand aan migranten op zee in nood wordt verwelkomd en nooit tot enigerlei vorm van bestraffing mag leiden; vraagt de lidstaten elke wetgeving die het illegaal betreden van en/of het illegaal verblijven op hun grondgebied als een misdrijf kwalificeert, in te trekken;

9.  is bezorgd over het feit dat steeds meer personen hun leven riskeren door de gevaarlijke overtocht per boot van de Middellandse Zee naar de EU te wagen; vraagt de lidstaten maatregelen te nemen die asielzoekers in staat stellen om op een veilige manier toegang te verkrijgen tot het asielstelsel van de Unie, zonder dat zij hun toevlucht hoeven te nemen tot mensensmokkelaars of criminele netwerken en zonder dat zij hun leven op het spel hoeven te zetten;

10. benadrukt dat bij de opvang van vluchtelingen en migranten behoefte is aan een coherentere aanpak en meer solidariteit met de lidstaten die onder bijzondere druk staan; vraagt de lidstaten ervoor te zorgen dat alle bepalingen van de verschillende instrumenten van het Gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) correct worden toegepast en gehandhaafd;

11. dringt erop aan overdrachten in het kader van Dublin II op te schorten wanneer de rechten van asielzoekers niet kunnen worden gewaarborgd, zoals in het geval van Italië, Griekenland en Malta; is van oordeel dat de Dublin II-verordening[5], die de toewijzing van verantwoordelijkheid voor asielaanvragen regelt, een onevenredige last legt op die lidstaten die een punt van binnenkomst in de EU zijn en niet voorziet in een eerlijke verdeling van de asielverantwoordelijkheid tussen de lidstaten; stelt vast dat het Dublin II-systeem zoals het tot dusverre is toegepast, in een context die werd gekenmerkt door zeer uiteenlopende asielstelsels en ontoereikende niveaus van tenuitvoerlegging van het asielacquis, tot ongelijke behandeling van asielzoekers heeft geleid, en daarnaast ook negatieve gevolgen voor gezinshereniging en integratie heeft gehad; onderstreept voorts de tekortkomingen ervan voor wat betreft de doeltreffendheid en kostenefficiëntie ervan, aangezien meer dan de helft van de overeengekomen overdrachten nooit plaatsvindt en er nog steeds sprake is van een groot aantal meerdere asielaanvragen; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat asielzoekers die op grond van de Dublin II-verordening naar een lidstaat worden teruggestuurd niet worden gediscrimineerd op grond van het feit dat ze Dublin II-repatrianten zijn;

12. is van oordeel dat veilige en legale migratie naar de EU een doeltreffender instrument is dan illegale immigratie, met alle daarmee verbonden risico’s, zoals mensensmokkel, mensenhandel en de gevaren op zee; verzoekt de lidstaten in dit verband diegenen die behoefte aan internationale bescherming hebben toegang te verlenen via het visumsysteem, en met name gebruik te maken van artikel 25 van de Visumcode, waarin staat dat de lidstaten visa met een beperkte territoriale geldigheid mogen verstrekken wanneer zij dit nodig achten op basis van humanitaire overwegingen, of van artikel 5, lid 4, onder c), van de Schengengrenscode, waarin staat dat de lidstaten onderdanen van derde landen toegang tot hun grondgebied mogen verlenen op basis van humanitaire overwegingen; verzoekt de lidstaten hun consulaten in regio’s met grote aantallen vluchtelingen meer gekwalificeerd personeel te geven; vraagt de Commissie en de lidstaten prioriteit toe te kennen aan het onderzoeken van meer mogelijkheden om migranten legale toegang tot de EU te geven; vraagt de lidstaten de onderhandelingen over het voorstel voor een richtlijn met betrekking tot seizoensgebonden arbeidsmigranten[6] zo snel mogelijk af te sluiten; verzoekt de Commissie een routekaart op te stellen voor het ontwikkelen van een EU-regeling voor legale migratie;

13. herinnert de lidstaten eraan dat personen die om internationale bescherming vragen naar de bevoegde nationale asielinstanties moeten worden doorverwezen en toegang moeten krijgen tot billijke en doeltreffende asielprocedures, en tot humane opvang;

14. vraagt de Commissie en de lidstaten de huidige situatie te blijven monitoren en noodplannen uit te werken, waarbij het ook mogelijk moet zijn om, indien de omstandigheden dat vereisen, de richtlijn tijdelijke bescherming[7] toe te passen;

15. vraagt de lidstaten in overeenstemming met het bestaande internationale en EU-recht het beginsel van non-refoulement in acht te nemen; verzoekt de lidstaten onmiddellijk een einde te maken aan elke vorm van onrechtmatige en langdurige detentie in strijd is met het internationaal en Europees recht, in het bijzonder van minderjarigen, en herinnert eraan dat maatregelen om migranten vast te houden altijd pas als allerlaatste oplossing moeten worden ingezet, moeten stoelen op een administratief besluit, naar behoren gerechtvaardigd moeten zijn en slechts voor een beperkte periode mogen gelden;

16. moedigt de lidstaten aan om in dringende behoeften te voorzien middels hervestiging bovenop de bestaande nationale quota's, alsook door middel van toelating op humanitaire gronden; moedigt de lidstaten aan gebruik te maken van de nog beschikbare fondsen in het kader van de voorbereidende actie, c.q. het proefproject voor hervestiging; vraagt de lidstaten een bijdrage vast te stellen, en het bedrag per persoon op te trekken;

17. roept de Unie op snel in te stemmen met de nieuwe regels voor door Frontex gecoördineerde operaties op zee, teneinde over doeltreffende en gecoördineerde reddingsmaatregelen op EU-niveau te beschikken, en ervoor te zorgen dat bij de operaties de relevante internationale mensenrechtenwetgeving, de vluchtelingenwetgeving en -normen en de verplichtingen krachtens het zeerecht volledig worden geëerbiedigd; is van oordeel dat de regels voor ‘search and rescue’ bij gezamenlijke operaties juridisch bindend moeten zijn en vraagt de lidstaten dit te bekrachtigen;

18. verzoekt de Unie en de lidstaten te werken aan de instelling van doeltreffende en voorspelbare mechanismen voor het vinden van veilige plaatsen voor het aan land brengen van geredde vluchtelingen en migranten; herinnert eraan dat een veilige plaats een locatie is waar de veiligheid en de bescherming van de grondrechten van de betroffen persoon, met inbegrip van het beginsel van non-refoulement, niet worden bedreigd;

19. verzoekt de Unie en de lidstaten om een profilerings- en verwijzingsmechanisme op te zetten, met inbegrip van toegang tot een eerlijke en efficiënte asielprocedure voor degenen die eventueel internationale bescherming nodig hebben, gebaseerd op het inzicht dat het aan land brengen niet noodzakelijkerwijs impliceert dat het land waar op zee geredde personen worden ontscheept alleen de verantwoordelijkheid moet dragen voor de afwikkeling van procedures en het aandragen van oplossingen;

20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.