Ontwerpresolutie - B7-0481/2013Ontwerpresolutie
B7-0481/2013

ONTWERPRESOLUTIE over de opschorting van de SWIFT-overeenkomst naar aanleiding van het surveillanceprogramma van de NSA

16.10.2013 - (2013/2831(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Kyriacos Triantaphyllides, Cornelia Ernst, Willy Meyer, Marie-Christine Vergiat, Patrick Le Hyaric, Nikolaos Chountis, Jacky Hénin, Jean-Luc Mélenchon, Younous Omarjee namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2013/2831(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0481/2013
Ingediende teksten :
B7-0481/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0481/2013

Resolutie van het Europees Parlement over de opschorting van de SWIFT-overeenkomst naar aanleiding van het surveillanceprogramma van de NSA

(2013/2831(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–   gezien artikel 87 van het VWEU,

–   gezien artikel 218 van het VWEU,

–   gezien artikel 225 van het VWEU,

–   gezien artikel 314 van het VWEU,

–   gezien de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering (TFTP),

–   gezien zijn resolutie van 4 juli 2013 over het surveillanceprogramma van de Amerikaanse NSA, surveillancediensten in verschillende lidstaten en de gevolgen voor de privacy van EU-onderdanen[1],

–   gezien Besluit 2010/412/EU van de Raad van 13 juli 2010 inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het Programma voor het traceren van terrorismefinanciering[2], en de begeleidende verklaringen van de Commissie en de Raad,

–   gezien zijn resolutie van 17 september 2009 over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan[3],

–   gezien zijn resolutie van 11 februari 2010 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het Programma voor het traceren van terrorismefinanciering[4],

–   gezien zijn resolutie van 5 mei 2010 over de aanbeveling van de Commissie aan de Raad om toestemming voor de start van onderhandelingen te geven voor een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan[5],

–   gezien zijn resolutie van 8 juli 2010 over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering[6] en de aanbevelingen van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0224/2010),

–   gezien de verslagen van 30 maart 2011 (SEC(2011)438) en van 14 december 2012 (SWD(2012)454) over de gezamenlijke herziening van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het Programma voor het traceren van terrorismefinanciering,

–   gezien het verslag van 1 maart 2011 over de controle op de tenuitvoerlegging door Europol van de TFTP-overeenkomst die in november 2010 door het gemeenschappelijk controleorgaan van Europol is uitgevoerd,

–   gezien de publieke verklaring van het gemeenschappelijk controleorgaan van Europol van 14 maart 2012 over de tenuitvoerlegging van de TFTP-overeenkomst,

–   gezien de beoordeling door het gemeenschappelijke controleorgaan van Europol van 18 maart 2013 met betrekking tot de resultaten van de derde controle op de uitvoering door Europol van zijn taken overeenkomstig de TFTP-overeenkomst,

–   gezien de brief van 18 april 2011 van Paul Breitbarth, Nederlands College Bescherming Persoonsgegevens, aan het hoofd van de delegatie van de gezamenlijke EU-commissie herziening TFTP,

–   gezien de brief d.d. 7 juni 2011 van Jacob Kohnstamm, namens de Groep gegevensbescherming artikel 29, aan mevrouw Melissa A. Hartmann, Deputy Assistant Secretary, US Department of the Treasury,

–   gezien de brief van 21 december 2012 van Jacob Kohnstamm, namens de Groep gegevensbescherming artikel 29, aan Juan Fernando López Aguilar, voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,

–   gezien de brief van 12 september 2013 van commissaris Malmström aan David Cohen, Under-Secretary of the US Department of the Treasury for Terrorism and Financial Intelligence, en gezien het antwoord van de heer Cohen van 18 september 2013,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 13 juli getiteld "Een Europees systeem voor het traceren van terrorismefinanciering: beschikbare opties" (COM(2011)429),

–   gezien de schriftelijke vragen E-11200/2010, E-2166/2011, E-2762/2011, E‑-2783/2011, E-3148/2011, E-3778/2011, E-3779/2011, E-4483/2011, E-6633/2011, E‑-8044/2011, E-8752/2011, E-617/2012, E-2349/2012, E-3325/2012, E-7570/2012 en E-000351/2013,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering (hierna "de overeenkomst") op 1 augustus 2010 in werking is getreden;

B.  overwegende dat een meerderheid binnen het Parlement, na de tijdelijke TFTP-overeenkomst te hebben afgewezen, de huidige TFTP-overeenkomst alleen heeft goedgekeurd wegens de aangescherpte beschermingsmaatregelen die de persoonsgegevens en privacyrechten van EU-burgers moeten waarborgen;

C. overwegende dat het Amerikaanse Ministerie van Financiën een grote hoeveelheid relevante informatie omtrent deze overeenkomst als "EU-geheim" heeft geclassificeerd;

D. overwegende dat volgens de Groep gegevensbescherming artikel 29 de huidige procedure voor uitoefening van het recht op toegang mogelijk niet adequaat is en dat het wellicht niet mogelijk is om het recht op rectificatie, schrapping en blokkering uit te oefenen;

E.  overwegende dat in het uitvoeringsverslag 2012 van het Gemeenschappelijk Controleorgaan van Europol met de volgende woorden uitdrukkelijk de nadruk wordt gelegd op de tekortkomingen van de overeenkomst: "Europol ontvangt gemiddeld één verzoek per maand; elk verzoek heeft normaal betrekking op een periode van een maand, wat de termijn ervan betreft. Samen beschouwd hebben de verzoeken dus in essentie betrekking op een ononderbroken termijn. Ter verduidelijking: dit betekent dat de overeenkomst zoals zij momenteel ten uitvoer wordt gelegd, als gevolg zal hebben dat de gegevens over bepaalde financiële transacties door de aangewezen verstrekker aan de VS worden doorgegeven voor een termijn die, jaar na jaar, elke dag van het jaar omvat. Indien het inperken van de aangevraagde termijn, of het niet opvragen van de gegevens inzake grensoverschrijdende overmakingen, in werkelijkheid niet praktisch blijkt te zijn gezien de aard van het programma, zou dit erop kunnen wijzen dat het niet mogelijk is alle in artikel 4 beoogde waarborgen te garanderen";

F.  overwegende dat de Commissie werd verzocht uiterlijk op 1 augustus 2011 een juridisch en technisch kader voor het extraheren van gegevens op het EU-grondgebied aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen, en uiterlijk op 1 augustus 2013 een voortgangsverslag over de ontwikkeling van een vergelijkbaar EU-systeem overeenkomstig artikel 11 van de overeenkomst;

G. overwegende dat de Commissie niet een juridisch en technisch kader voor het extraheren van gegevens op het grondgebied van de EU heeft voorgelegd, maar op 13 juli 2011 een beschrijving heeft gepresenteerd van de verschillende stappen die zij heeft genomen om naar een dergelijk juridisch en technisch kader toe te werken, waarbij zij een aantal voorlopige resultaten bekendmaakte en enkele theoretische opties noemde voor een Europees systeem voor het traceren van terrorismefinanciering, zonder in details te treden;

H.  overwegende dat het voortgangsverslag over de ontwikkeling van een vergelijkbaar EU-systeem overeenkomstig artikel 11 van de overeenkomst nooit is voorgelegd;

I.   overwegende dat uit persberichten blijkt dat de nationale veiligheidsdienst van de VS (NSA) rechtstreeks toegang heeft gehad tot de IT-systemen van een aantal particuliere bedrijven en rechtstreeks toegang heeft gekregen tot betalingsberichten met betrekking tot financiële overmakingen en verwante gegevens door een verstrekker van diensten inzake internationaal betalingsberichtenverkeer die momenteel onder de overeenkomst valt;

J.   overwegende dat vertrouwelijke gesprekken tussen de diensten van de Commissie en de regering van de VS niet kunnen worden beschouwd als een onderzoek, en dat dit ook geldt voor het vertrouwen op verklaringen van de VS;

1.  herhaalt dat het gekant is tegen de uitwisseling van bulkgegevens met de Verenigde Staten en met derde landen in het algemeen in naam van de strijd tegen terrorisme;

2.  verwerpt de gekunstelde tweedeling tussen veiligheid en vrijheid; is van oordeel dat de vrijheid van het individu en de eerbiediging van de grondrechten binnen elke maatschappij een hoeksteen van de veiligheid vormen;

3.  brengt in herinnering dat veiligheidsmaatregelen – met inbegrip van maatregelen ter bestrijding van terrorisme – ontworpen moeten worden met het oog op de vrijheid van het individu en met inachtneming van de regels van de rechtsstaat, en onderworpen moeten zijn aan grondrechtelijke verplichtingen, inclusief die welke betrekking hebben op privacy- en gegevensbescherming;

4.  beklemtoont dat bij de noodzakelijkheids- en evenredigheidstoets van elke maatregel die de fundamentele rechten en vrijheden beperkt, rekening moet worden gehouden met het geheel van bestaande veiligheidsmaatregelen ter bestrijding van terrorisme en zware misdaad; is dan ook van oordeel dat elke bijkomende wetgevingsmaatregel die wordt voorgesteld in het kader van de bestrijding van terrorisme en zware misdaad, steeds strenger moet worden getoetst op noodzakelijkheid en evenredigheid; verzet zich in dit verband tegen de tendens om elke veiligheidsmaatregel te rechtvaardigen met een algemene verwijzing naar de strijd tegen terrorisme of ernstige misdaad;

5.  wijst er nogmaals op dat gegevensuitwisselingsovereenkomsten enkel kunnen worden gebaseerd op een consistent wettelijk kader voor gegevensbescherming dat voorziet in juridisch bindende normen voor de bescherming van persoonsgegevens, met name wat betreft specificiteit, gegevensminimalisatie, doorgifte, toegang, correctie, schrapping en schadeloosstelling;

6.  maakt zich ernstig zorgen over de persverslagen over de activiteiten van de NSA en de vermeende inbraken op de SWIFT-servers;

7.  dringt aan op een volledig, onafhankelijk technisch onderzoek ter plaatse naar de beschuldigingen dat de Amerikaanse autoriteiten onbevoegde toegang zouden hebben tot de SWIFT-servers of daar eventueel omwegen voor hebben gecreëerd; onderstreept dat een dergelijk onderzoek moet worden uitgevoerd door onafhankelijke IT- en cyberbeveiligingsdeskundigen;

8.  stelt zich op het standpunt dat onderschepping van SWIFT-gegevens door de NSA buiten de TFTP-overeenkomst om op zich al een inbreuk kan vormen op artikel 4 van de overeenkomst, en derhalve automatisch zou moeten resulteren in een verzoek tot beëindiging van de overeenkomst;

9.  is ervan overtuigd dat in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de TFTP-overeenkomst niet is uitgevoerd conform de daarin – met name in de artikelen 4, 12, 13, 15 en 16 – vervatte bepalingen, en dat wat dat betreft de gegevensbeschermingsbeginselen op het punt van specificiteit, noodzaak en evenredigheid dus niet zijn nageleefd;

10. verzoekt de Commissie de nodige stappen te ondernemen om de overeenkomst onmiddellijk te beëindigen;

11. dringt er bij de drie instellingen op aan dat zij zich zorgvuldig beraden over toekomstige alternatieven op het vlak van gegevensuitwisseling, een grondige effectbeoordeling uitvoeren met betrekking tot de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de mensenrechten, en erop toezien dat de gegevensbeschermingsbeginselen, met name de voorwaarden van noodzaak en evenredigheid, volledig in acht worden genomen;

12. verlangt ​​dat alle relevante informatie en documenten die worden uitgewisseld tussen de Commissie, de nationale regeringen en de regering van de VS, met inbegrip van de desbetreffende inlichtingen, direct voor overleg aan de nationale parlementen en het Europees Parlement ter beschikking worden gesteld;

13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en aan Europol.