ONTWERPRESOLUTIE over de mededeling van de Commissie "Versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (EMU)"
18.11.2013 - (2013/2841(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement
Pervenche Berès namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
B7‑0496/2013
Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie "Versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (EMU)"
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie van 2 oktober 2013 getiteld "Versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (EMU)" (COM(2013)0690),
– gezien het verslag van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, aan de Europese Raad van 26 juni 2012 getiteld "Naar een echte Economische en Monetaire Unie"[1],
– gezien de mededeling van de Commissie van 30 november 2012 getiteld "Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie: Aanzet tot een Europees debat" (COM(2012)0777),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2012 over de routekaart voor de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie[2],
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 maart 2013 getiteld "Naar een echte Economische en Monetaire Unie: Invoering van een instrument voor convergentie en concurrentievermogen" (COM(2013)0165),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 maart 2013 getiteld "Naar een echte Economische en Monetaire Unie: Voorafgaande coördinatie van plannen voor belangrijke hervormingen van het economische beleid" (COM(2013)0166),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 14 maart 2013[3], 28 juni 2013[4] en 25 oktober 2013[5],
– gezien zijn resolutie van 20 november 2012 getiteld "Naar een echte Economische en Monetaire Unie"[6],
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 februari 2013 getiteld "Naar sociale investering voor groei en cohesie - inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020" (COM(2013)0083) en zijn resolutie van 12 juni 2013 daarover[7],
– gezien zijn resolutie van 30 september 2013 over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2013[8],
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 oktober 2009 getiteld "Solidariteit in de gezondheidszorg: Verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU" (COM(2009)0567),
– gezien de openbare hoorzitting van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van 9 juli 2013 over de "Sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (EMU) - een Europese Werkloosheidsregeling",
– gezien het paper over automatische stabilisatoren van 4 oktober 2013 van de werkgroep van DG Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie van de Commissie,
– gezien de beleidsnota van 13 september 2013 van het European Policy Center (EPC) getiteld "Developing the social dimension of a deep and genuine Economic and Monetary Union",
– gezien de blauwdruk van Notre Europe voor een "Cyclical Shock Insurance in the euro area" van september 2013,
– gezien de interne discussienota van het Internationaal Monetair Fonds van september 2013 getiteld "Toward a Fiscal Union for the Euro Area"[9],
– gezien zijn resolutie van 4 juli 2013 over het effect van de crisis op de toegang tot zorg voor kwetsbare groepen[10],
– gezien het Kwartaaloverzicht van de werkgelegenheids- en sociale situatie in de EU van de Commissie van oktober 2013,
– gezien de vraag aan de Commissie over de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (O-000122/2013 - B7-0524/2013),
– gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de werkloosheid in de EU het alarmerend niveau van 26,6 miljoen werklozen heeft bereikt[11];
B. overwegende dat de jeugdwerkloosheid een ongekende hoogte heeft bereikt en gemiddeld 23 % voor de EU als geheel bedraagt;
C. overwegende dat de langdurige werkloosheid in de meeste lidstaten is gestegen, en in de EU als geheel een recordhoogte heeft bereikt;
D. overwegende dat de structurele werkloosheid en het gebrek aan afstemming tussen vraag en aanbod van arbeid toenemen;
E. overwegende dat de armoede in de EU is gestegen sinds 2007, terwijl de gezinsinkomens dalen, met als gevolg dat 24,2 % van de EU-bevolking momenteel de kans loopt tot armoede of sociale uitsluiting te vervallen;
F. overwegende dat sinds het begin van de crisis de armoede onder werkenden gestaag is toegenomen;
G. overwegende dat de stijgende armoede onder werkenden en het aantal werkloze gezinnen heeft geleid tot toename van de kinderarmoede,
H. overwegende dat de ongelijkheden zowel binnen als tussen de lidstaten, met name in de eurozone, zijn toegenomen;
I. overwegende dat er hardnekkige verschillen blijven bestaan tussen de lidstaten, die resulteren in de snelle polarisatie van werkloosheid, en overwegende dat dergelijke verschillen ook toenemen tussen regio's en sociale groepen in sommige landen;
J. overwegende dat de sociale ongelijkheid sneller is gegroeid in de eurozone dan in de EU als geheel;
K. overwegende dat via de prestatiemonitor sociale bescherming sociale tendensen zijn vastgesteld die in het oog moeten worden gehouden;
L. overwegende dat de werkloosheid in de periferie van de eurozone in 2012 tot gemiddeld 17,3 % is gestegen, tegenover 7,1 % in het centrum van de eurozone;
M. overwegende dat het percentage van jongeren in de periferie van de eurozone die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen ("NEET") in 2012 tot gemiddeld 22,4 % is gestegen, tegenover 11,4 % in het centrum van de eurozone;
N. overwegende dat de armoede is toegenomen in tweederde van de lidstaten, maar zich in het overige derde deel heeft gestabiliseerd;
O. overwegende dat er belangrijke stappen zijn ondernomen om het economisch bestuur van de EU te versterken; overwegende dat de basis van de EU-integratie, met inbegrip van cohesiebeleid, sociale normen en de Europa 2020-strategie, momenteel echter wordt bedreigd;
P. overwegende dat aan de discussie over sociale onevenwichtigheden hetzelfde gewicht zou moeten worden toegekend als aan de discussie over macro-economische onevenwichtigheden;
Q. overwegende dat de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken op 9 juli 2013 een openbare hoorzitting heeft gehouden over de "Sociale dimensie van de EMU - een Europese werkloosheidsregeling", waar het idee van automatische stabilisatoren in de eurozone en mogelijke modaliteiten voor de invoering hiervan zijn besproken en onderzocht;
R. overwegende dat de trojka heeft bevestigd dat hoogwaardige deelname van de sociale partners en een sterk sociaal overleg, ook op nationaal niveau, noodzakelijk zijn voor en kunnen bijdragen aan het welslagen van alle hervormingen, met name de hervormingen van de EMU;
S. overwegende dat de bezuinigingen ten koste zijn gegaan van de kwaliteit van de werkgelegenheid, de sociale bescherming en de gezondheids- en veiligheidsnormen;
1. is verheugd over de mededeling van de Commissie getiteld "Versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (EMU)" en beschouwt deze als een eerste stap op weg naar de ontwikkeling van een sociale dimensie van de EMU;
2. is echter van mening dat er specifiekere voorstellen nodig zijn om ervoor te zorgen dat het economisch bestuur de sociale dimensie eerbiedigt;
3. dringt erop aan de sociale overwegingen centraal te stellen in de Europese integratie en te integreren in al het beleid en alle initiatieven van de EU;
4. is van mening dat de sociale dimensie een factor van afstemming/wisselwerking op het gebied van "benchlearning" moet zijn;
5. wijst erop dat het doel van de sociale dimensie van de EMU erin bestaat de huidige en toekomstige generaties sociale zekerheid en een toereikende levensstandaard te bieden; acht het derhalve van belang dat de EU-burgers waarnemen dat hun Unie sociale vooruitgang kan bevorderen;
6. is van mening dat de Europese integratie moet leiden tot de ontwikkeling van een sociaal Europa met een "sociale unie" als doel;
7. is voorstander van de voorgestelde invoering van een scorebord van belangrijke werkgelegenheids- en sociale indicatoren ter aanvulling van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden, teneinde de sociale gevolgen van economisch en ander beleid transparanter te maken aan de hand van ex-ante en ex-post effectbeoordelingen of toezicht, en dat kan worden gebruikt bij het opstellen van het gezamenlijk werkgelegenheidsverslag van de Commissie;
8. is gekant tegen harmonisatie of afstemming die de minimalisering van sociale normen in de lidstaten tot gevolg heeft;
9. betreurt het feit dat de voorgestelde indicatoren onvoldoende zijn om de werkgelegenheids- en sociale situaties in de lidstaten op omvattende wijze te weerspiegelen;
10. roept de Commissie op ervoor te zorgen dat alle relevante indicatoren gendersensitief zijn;
11. dringt erop aan dat in de voorgestelde indicator inzake jeugdwerkloosheid jongeren worden opgenomen tot de leeftijd van 30 jaar op vrijwillige basis, zoals bepaald door de Europese Jeugdgarantie;
12. dringt erop aan dat op het scorebord indicatoren worden opgenomen inzake kinderarmoede, toegang tot gezondheidszorg, dakloosheid, alsmede een index voor fatsoenlijk werk, zodat een goede beoordeling van de sociale situatie in de EU kan worden gemaakt;
13. roept de Raad en de Commissie op concrete actie te ondernemen om de sociale gevolgen van beleidsmaatregelen en hervormingen transparanter te maken aan de hand van ex-ante en ex-post effectbeoordelingen van en toezicht op beleidshervormingen;
14. verzoekt de Raad concrete benchmarks te definiëren voor de werkgelegenheids- en sociale indicatoren in de vorm van een Europees minimumpakket aan sociale beschermingsmaatregelen, met het oog op de bevordering van opwaartse sociale convergentie en sociale vooruitgang;
15. verzoekt de Commissie en de lidstaten te bewerkstelligen dat het Parlement en de sociale partners kunnen worden betrokken bij het vaststellen van de werkgelegenheids- en sociale indicatoren;
16. benadrukt dat het nodig is het grote potentieel van sociaal ondernemerschap met betrekking tot alle aspecten van sociale innovatie op Europees niveau te ondersteunen, teneinde nationale socialezekerheidsstelsels te bevorderen, groei te stimuleren en nieuwe banen te creëren in de witte en groene economie, met name voor jongeren, in alle lidstaten en regio's;
17. benadrukt dat ervoor gezorgd moet worden dat het toezicht op werkgelegenheids- en sociale ontwikkelingen kan leiden tot meer begrip en gericht is op het beperken van de sociale verschillen tussen de lidstaten en het voorkomen van sociale dumping;
18. verzoekt de Commissie na te gaan of alle verslagen van de lidstaten stroken met de Europa 2020-doelstellingen, met name op het gebied van armoedebestrijding en werkgelegenheid, en om de onderlinge verbanden en samenhang tussen verschillende beleidslijnen nauwgezet te bestuderen;
19. betreurt het feit dat bij de risicobeoordeling, uitgevoerd in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden, niet adequaat rekening wordt gehouden met de sociale gevolgen van de onderlinge economische afhankelijkheid tussen de lidstaten;
20. betreurt het feit dat in bovengenoemde mededeling van de Commissie van 2 oktober 2013 niet wordt ingegaan op de rol en de modaliteiten van stabilisatoren;
21. is verheugd over de voorgestelde betrokkenheid van de sociale partners in het Europees semesterproces, onder meer in het kader van het Comité voor de sociale dialoog voorafgaand aan de jaarlijkse goedkeuring van de jaarlijkse groeianalyse (AGS);
22. is ingenomen met de oproep om de EU-begroting optimaal te benutten om de sociale dimensie van de EMU te ontwikkelen en de vrijwillige mobiliteit van werknemers verder te ondersteunen, teneinde het werkgelegenheidspotentieel van de EU maximaal te benutten;
23. verzoekt de sociale partners een nog actievere rol te spelen in het Europees semester; acht het overdreven formele karakter van het macro-economisch overleg betreurenswaardig;
24. verzoekt de Commissie bovengenoemde resolutie van het Parlement van 30 september 2013, bovengenoemde mededeling van de Commissie van 2 oktober 2013, alsmede de resolutie van het Parlement hierover beter te integreren in de opstelling van de AGS 2014;
25. brengt in herinnering dat een goed bestuur van de EMU en het effect ervan alleen doeltreffend kunnen zijn wanneer alle belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, hierbij betrokken worden; verzoekt de Commissie en de lidstaten het democratisch beginsel van de maatschappelijke dialoog te waarborgen aan de hand van de gestructureerde betrokkenheid van relevante maatschappelijke organisaties bij het economisch bestuur, en met name bij het Europees semester;
26. verzoekt de Europese Raad van december 2013 concrete stappen te ondernemen met betrekking tot de ontwikkeling van een sociale pijler als onderdeel van de EMU, op basis van de communautaire methode;
27. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de Europese Raad.
- [1] Doc. EUCO 120/12.
- [2] Doc. EUCO 205/12.
- [3] Doc. EUCO 23/13.
- [4] Doc. EUCO 104/2/13.
- [5] Doc. EUCO 169/13.
- [6] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0430.
- [7] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0266.
- [8] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0447.
- [9] SDN/13/09.
- [10] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0328.
- [11] Kwartaaloverzicht van de werkgelegenheids- en sociale situatie in de EU, oktober 2013.