ONTWERPRESOLUTIE over de oproep tot een meetbaar en bindend engagement tegen belastingontduiking en belastingontwijking in de EU
4.12.2013 - (2013/2963(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Cornelis de Jong, Willy Meyer, Patrick Le Hyaric, Marie-Christine Vergiat, Nikolaos Chountis, Marisa Matias namens de GUE/NGL-Fractie
B7‑0551/2013
Resolutie van het Europees Parlement over de oproep tot een meetbaar en bindend engagement tegen belastingontduiking en belastingontwijking in de EU
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 december 2012 over een actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking (COM(2012)0722),
– gezien de aanbeveling van de Commissie van 6 december 2012 over agressieve fiscale planning[1],
– gezien de aanbeveling van de Commissie van 6 december 2012 met betrekking tot maatregelen om derde landen aan te moedigen minimumnormen voor goed bestuur in belastingzaken toe te passen[2],
– gezien de mededeling van de Commissie van 27 juni 2012 over concrete manieren om de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking, ook in relatie tot derde landen, te versterken (COM(2012)0351),
– gezien zijn resolutie van 21 mei 2013 over de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en belastingparadijzen[3],
– gezien zijn resolutie van 19 april 2012 inzake de oproep om belastingfraude en belastingontduiking op concrete wijze te bestrijden[4],
– gezien de conclusies van ECOFIN en het ECOFIN-verslag aan de Europese Raad inzake belastingkwesties van 22 juni 2012,
– gezien de conclusies van ECOFIN van 14 mei 2013 over belastingontduiking en belastingfraude,
– gezien de verklaring van de G20-leiders na afloop van de top van Sint Petersburg van 5 en 6 september 2013,
– gezien de mededeling van de ministers van Financiën en de presidenten van de centrale banken van de G20 na afloop van hun bijeenkomst in Moskou van 15 en 16 februari 2013,
– gezien het rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) getiteld "Addressing Base Erosion and Profit Shifting" van 2013,
– gezien de studie van het Europees Verbond van Vakverenigingen (ETUC) over de gevolgen van bezuinigingsmaatregelen voor het functioneren van belastinginspecteurs[5],
– gezien het feit dat binnen de OESO een interparlementaire werkgroep in het leven is geroepen,
– gezien de OESO-studie getiteld "Hybrid Mismatch Arrangements: Tax Policy and Compliance Issues",
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat in de EU elk jaar naar schatting een bedrag van duizend miljard euro verloren gaat door belastingontduiking en belastingontwijking;
B. overwegende dat de inkomstenderving van invloed is op het niveau van de tekorten en schulden van de lidstaten, en erin resulteert dat er minder middelen beschikbaar zijn voor het aanzwengelen van overheidsinvesteringen, groei en werkgelegenheid;
C. overwegende dat de meeste belastingfraude toe te schrijven is aan de activiteiten van grote belastingbetalers;
D. overwegende dat de schaal waarop belastingen worden ontdoken en ontweken het vertrouwen van de burgers in de eerlijkheid en de legitimiteit van belastingstelsels ondermijnt;
E. overwegende dat belastingontduiking tot een oneerlijke concurrentiepositie voor kmo's ten opzichte van multinationals leidt;
F. overwegende dat unilaterale maatregelen in de lidstaten in veel gevallen ondoeltreffend en onvoldoende zijn gebleken, en er behoefte is aan een gecoördineerde, meersporige benadering met concrete strategieën en realistische doelstellingen op nationaal, EU- en internationaal niveau;
G. overwegende dat hybride dispariteiten tussen de belastinggrondslagen van de lidstaten oneerlijke achterdeurtjes creëren waarmee de verschillen tussen de belastingstelsels kunnen worden benut;
H. overwegende dat meerdere lidstaten de voor belastinginning bestemde financiële middelen hebben verlaagd, hetgeen een negatieve uitwerking heeft gehad op de aantallen belastinginspecteurs en hun doeltreffendheid; overwegende dat dergelijke verlagingen op de lange termijn schadelijk zullen zijn voor het vermogen van de lidstaten om belastingen te innen en een negatieve impact zullen hebben op hun inkomsten uit belastingen in het algemeen;
I. overwegende dat sommige lidstaten ervoor gekozen hebben bijvoorbeeld de btw te verhogen, hetgeen zich met name laat voelen bij mensen met een laag inkomen; overwegende dat bij het innen van belastingen terdege aandacht moet worden besteed aan effecten zoals een billijke herverdeling, en verder overwegende dat belastingverhogingen in een sociaal juiste verdeling zouden moeten resulteren, teneinde te kunnen voorzien in de behoeften van cruciale sectoren, zoals gezondheidszorg en onderwijs;
1. herinnert eraan dat de financiële sector en zijn overmatig ingewikkelde speculatieve financiële producten aanzienlijk hebben bijgedragen tot de economische crisis waar de wereld zich mee geconfronteerd ziet; betreurt het dat de Europese leiders zo traag zijn met het tot stand brengen van een beter systeem van toezicht op de financiële markten en de spelers op die markten; herinnert eraan dat partijen links van het politieke midden altijd al op strikter publiek toezicht op deze markten en hun instrumenten hebben aangedrongen, en op maatregelen voor het aanpakken van belastingparadijzen, het sluiten van achterdeurtjes die ontwijking mogelijk maken en het bestrijden van agressieve belastingplanning;
2. neemt nota van de verklaringen van de Commissie, de Raad en afzonderlijke lidstaten, waaruit de bereidheid spreekt om het onderwerp belastingontduiking en -ontwijking in Europa aan te pakken door middel van een grotere nadruk op de bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning; vindt dat deze verklaringen veel eerder hadden moeten worden afgelegd;
3. herhaalt zijn dringende oproep aan de lidstaten om zich vast te leggen op de ambitieuze, maar realistische doelstelling van ten minste een halvering van de belastingkloof tegen 2020;
4. is van oordeel dat fiscaal beleid in eerste instantie gericht moet zijn op consolidering van belastinggelijkheid onder de burgers van de lidstaten, en verzoekt de lidstaten de welvaart in de EU gelijkelijk te verdelen door middel van de invoering van vermogensbelastingen, hogere belastingen voor de hoogste inkomens en het belasten van de financiële sector en zijn speculatieve financiële producten;
5. vindt dat belastingconcurrentie niet in het langetermijnbelang van de lidstaten en van de EU als zodanig is;
6. onderstreept dat, in de huidige crisis, bindende doelstellingen en daadwerkelijke toegewijdheid aan het bestrijden van belastingontduiking en -ontwijking door middel van het elimineren van de belastingkloof de broodnodige belastinginkomstenverhoging kan genereren, bij gelijkblijvende belastingtarieven;
7. is verheugd over het voorstel van de Commissie tot wijziging van de richtlijn betreffende moedermaatschappijen en dochterondernemingen om hybride dispariteiten beter aan te pakken en – gedeeltelijk – een eind te maken aan specifieke vormen van belastingontwijking, maar vindt de voorstellen niet ambitieus genoeg;
8. dringt erop aan de EU-doelstelling van halvering van de belastingkloof tegen 2020 aan te vullen met een pakket landenspecifieke belastingdoelstellingen en benchmarks voor het reduceren van de door belastingontduiking en -ontwijking gederfde belastinginkomsten;
9. onderstreept dat coördinatie en eensgezindheid bij het verwezenlijken van concrete belastingdoelstellingen goed zouden zijn voor de geloofwaardigheid van de door de Raad geformuleerde belofte om belastingontduiking en -ontwijking te zullen aanpakken, en ook de verwezenlijking van andere doelstellingen, zoals totstandbrenging van fiscale stabiliteit, dichter bij zouden brengen;
10. herhaalt dat nog eens kritisch gekeken moet worden naar het voorstel voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), en kijkt uit naar voorstellen die de CCCTB hetzij verplicht stellen, hetzij helemaal afschaffen;
11. dringt nog eens aan op herziening van de rente- en royaltyrichtlijn, en vindt dat ook de overboekingstarieven onder de loep moeten worden gelegd, teneinde de belastingconcurrentie tussen de lidstaten aan banden te leggen;
12. is van oordeel dat belastingamnestie geen passend middel is voor het doeltreffend bestrijden van belastingfraude en -ontduiking, en beschouwt het zelfs als een slechte praktijk, die indruist tegen de belangen van de lidstaten en de EU;
13. verzoekt de lidstaten zich bij de herziening van de richtlijn betreffende moedermaatschappijen en dochterondernemingen ambitieus en transparant op te stellen;
Boekhouden en beheer
14. is van mening dat aanscherping van de (transparantie)regelgeving voor vennootschapsregisters en trustregisters een absolute voorwaarde is om belastingontwijking aan te pakken;
15. herhaalt dat voorschriften voor het per land verslag uitbrengen voor grensoverschrijdende bedrijven in alle sectoren van essentieel belang zijn om ontwijking van de vennootschapsbelasting op te sporen; spoort de EU met klem aan op dit vlak opnieuw het initiatief te nemen en zich ervoor in te zetten het per land verslag uitbrengen tegen 2015 ingang te doen vinden als de internationale norm voor de financiële en niet-financiële verslaglegging door vennootschappen;
16. verzoekt de Commissie de lidstaten te helpen bij het in kaart brengen van die onderdelen van de EU-wetgeving en de administratieve samenwerking tussen de lidstaten die kunnen worden verbeterd om belastingfraude terug te dringen;
17. dringt er bij de lidstaten op aan te zorgen voor soepele samenwerking en coördinatie tussen hun belastingstelsels om onbedoelde niet-belastingheffing en belastingontwijking en belastingfraude te vermijden;
Belastingverdragen
18. verzoekt de lidstaten de belastingverdragen die zij onderling en met derde landen hebben gesloten tegen het licht te houden, en daarbij vooral te bekijken of deze verdragen elementen bevatten die belastingontwijking in de hand helpen en/of effectieve bronbelasting in bepaalde lidstaten bemoeilijken;
19. verzoekt de Commissie te onderzoeken of de EU een coördinerende rol kan vervullen bij het opschonen van belastingverdragen tussen lidstaten, teneinde deze op één lijn te brengen met de door de Europese Raad geformuleerde doelstellingen en belastingontwijking moeilijker te maken;
Overige initiatieven
20. verzoekt de lidstaten hun publieke of nationale belastingdiensten te versterken, het aantal belastinginspecteurs te vergroten, de doeltreffendheid van de belastinginspecties te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen; beschouwt dit als een conditio sine qua non voor het effectief belasten van multinationals en andere grote belastingbetalers;
21. herhaalt zijn standpunt dat het steeds verder verhogen van de btw-tarieven niet alleen nauwelijks billijk te noemen is, maar ook slecht is voor het herstel van de economie; zou in dit verband graag zien dat de belastingdruk wordt verschoven van consumptie en arbeid naar productie en winst;
22. dringt aan op een evenwichtiger en billijker belastingstelsel, met inbegrip van de invoering van vermogensbelastingen, met het oog op het financieren van een duurzaam en sociaal evenwichtig herstel van de economie; is van oordeel dat hervormingen erop gericht moeten zijn een sociaal rechtvaardig, economisch rendabel en administratief compleet en efficiënt belastingstelsel te ontwikkelen;
23. verzoekt de EU en haar lidstaten concrete maatregelen te nemen voor het afschaffen van belastingparadijzen;
24. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat ondernemingen die in staatshanden zijn niet aan belastingontduiking en -ontwijking doen;
25. vindt dat leden van het Europees Parlement betrokken moeten worden bij de inspanningen van de OESO gericht op het in het leven roepen van een interparlementaire werkgroep voor de bestrijding van belastingontduiking en -ontwijking;
26. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.