ONTWERPRESOLUTIE over de voorbereiding van de Europese Raad (19 -20 december 2013)
9.12.2013 - (2013/2626(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Elmar Brok, Corien Wortmann-Kool, Jean-Pierre Audy, Michael Gahler, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra namens de PPE-Fractie
Roberto Gualtieri, Elisa Ferreira, Maria Eleni Koppa, Maria Eleni Koppa namens de S&D-Fractie
Guy Verhofstadt namens de ALDE-Fractie
B7‑0560/2013
Resolutie van het Europees Parlement over de voorbereiding van de Europese Raad (19 -20 december 2013)
Het Europees Parlement,
– gezien zijn resolutie van 12 juni 2013 over democratische besluitvorming in de toekomstige EMU[1], van 23 mei 2013 over toekomstige wetgevingsvoorstellen betreffende de EMU: reactie op de mededelingen van de Commissie[2], en van 21 november 2013 over de versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (EMU)[3],
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de EU-instellingen en de lidstaten zich vastberaden hebben ingespannen voor het herstel van financiële geloofwaardigheid en stabiliteit, in het bijzonder door het goedkeuren en doorvoeren van structurele hervormingen, en het vaststellen van het nieuwe kader voor economisch bestuur; overwegende dat een werkelijk functionerende bankenunie deze inspanningen moet voltooien;
B. overwegende dat betere economische beleidscoördinatie noodzakelijk is om het concurrentievermogen te verbeteren, de duurzaamheid te vergroten en meer banen in de EU te creëren;
C. overwegende dat de communautaire methode de aangewezen manier is om de uitdagingen waarvoor de EU en haar munt zich gesteld zien, aan te gaan;
D. overwegende dat alle besluiten gestoeld moeten zijn op parlementaire controle en verantwoordingsplicht van het niveau waarop de besluiten genomen worden;
E. overwegende dat volledige eerbiediging en grondige toepassing van het EU-recht het uitgangspunt van dit beleid is;
F. overwegende dat de EU in een snel veranderende en instabiele geostrategische omgeving, die wordt gekenmerkt door uitdagingen op het gebied van veiligheid, de heroriëntering van de VS op de regio Azië/Stille Oceaan, en de gevolgen van de financiële crisis, haar verantwoordelijkheid moet nemen als geloofwaardige verschaffer van veiligheid met werkelijke strategische autonomie, in het bijzonder in de naburige landen, waarmee zij haar eigen veiligheid zal vergroten;
G. overwegende dat versnelde coördinatie van de samenwerking op defensiegebied het enige antwoord is dat staatshoofden en regeringsleiders kunnen geven op deze geopolitieke tendensen en op de ongecoördineerde verlaging van defensie-uitgaven;
De bankenunie
1. herinnert de Europese Raad aan de politieke toezegging dat vóór het einde van de huidige zittingsperiode overeenstemming moet zijn bereikt over het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme; verlangt dat de Europese Raad de Raad van Ministers nogmaals dringend verzoekt de onderhandelingen over de richtlijn inzake depositogarantiestelsels en het herstel- en afwikkelingskader vóór het einde van 2013 succesvol af te ronden;
Verdieping van de EMU
2. verzoekt de Europese Raad een politieke toezegging te doen over het op de Verdragen gebaseerde wetgevingsproces dat moet leiden tot betere economische beleidscoördinatie; verwacht dat het Parlement en de andere EU-instellingen vóór het einde van de huidige zittingsperiode overeenstemming bereiken over de belangrijkste kenmerken van deze betere economische beleidscoördinatie;
3. verlangt dat op grond van deze betere economische beleidscoördinatie via de gewone wetgevingsprocedure een wetgevingshandeling over convergentierichtsnoeren wordt vastgesteld, waarin voor een bepaalde periode een zeer beperkt aantal doelstellingen wordt geformuleerd voor de meest urgente hervormingsmaatregelen;
4. herhaalt zijn verzoek aan de lidstaten erop toe te zien dat de nationale hervormingsprogramma's, die moeten worden vastgesteld op basis van voornoemde convergentierichtsnoeren en gecontroleerd moeten worden door de Commissie, worden behandeld in en aangenomen door hun nationale parlementen; meent dat dit van essentieel belang is om de zeggenschap over en de democratische verantwoordingsplicht binnen het hele proces te vergroten;
5. meent dat het aangewezen is dat de lidstaten zich vastleggen op volledige tenuitvoerlegging van hun nationale en geverifieerde hervormingsprogramma's; stelt voor dat de lidstaten op grond hiervan een "convergentiepartnerschap" kunnen aangaan met de EU-instellingen, waarbij voorwaardelijke financiering van hervormingen mogelijk is;
6. beklemtoont nogmaals dat intensievere economische samenwerking hand in hand moet gaan met een op stimulansen gebaseerd mechanisme; is van mening dat eventuele extra financiering of instrumenten, zoals een solidariteitsmechanisme, integraal deel moeten uitmaken van de EU-begroting, maar wel buiten de overeengekomen maxima van het meerjarig financieel kader moeten blijven;
7. herinnert eraan dat het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur (TSCG) uiterlijk op 1 januari 2018 geïntegreerd moet zijn in het EU-recht, op grond van een beoordeling van de ervaringen met de tenuitvoerlegging ervan, zoals bepaald in artikel 16 van het TSCG;
8. herhaalt zijn principiële standpunt dat de versterkte EMU de EU niet mag verdelen, maar integendeel voor een verdere integratie en een sterker bestuur moet zorgen, waaraan ook alle niet-lidstaten van de eurozone op vrijwillige basis kunnen deelnemen;
9. verzoekt de Europese Raad artikel 15, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) ten volle te eerbiedigen;
Defensiebeleid
10. is van mening dat de EU in een snel veranderende en instabiele geostrategische omgeving, die wordt gekenmerkt door uitdagingen op het gebied van veiligheid, de heroriëntering van de VS op de regio Azië/Stille Oceaan, en de gevolgen van de financiële crisis, haar verantwoordelijkheid moet nemen als een mondiale politieke speler en geloofwaardige verschaffer van veiligheid, in het bijzonder in de naburige landen, met werkelijke strategische autonomie, om internationale vrede en veiligheid te bevorderen, haar belangen in de wereld te verdedigen en de veiligheid van haar burgers te waarborgen, waarbij zij erop toeziet dat overlap met haar huidige activiteiten in het kader van de NAVO wordt vermeden; onderstreept in dit verband dat de EU een samenhangend beleid moet voeren en deze verantwoordelijkheid sneller moet nemen en efficiënter in de praktijk moet brengen;
11. stelt vast dat de EU momenteel wordt geconfronteerd met aanzienlijke financiële beperkingen en dat in de lidstaten om zowel financiële en budgettaire als politieke redenen, die al dan niet verband houden met de crisis in de eurozone, momenteel sprake is van een ongecoördineerde verlaging van het niveau van hun defensiebudget; wijst op de potentiële negatieve gevolgen van deze maatregelen voor hun militaire capaciteiten en bijgevolg voor het vermogen van de EU om zich op effectieve wijze van haar verantwoordelijkheden op het gebied van vredeshandhaving, conflictpreventie en versterking van de internationale veiligheid te kwijten;
12. is van mening dat de staatshoofden en regeringsleiders van de EU de kansen moeten benutten die de Europese Raad van december 2013 hun biedt door een duidelijk standpunt in te nemen vóór een sterker Europees defensiesysteem, zodat zij bovengenoemde uitdagingen aan kunnen gaan;
13. is in dit verband ingenomen met de mededeling van de Commissie van 24 juli 2013 "Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector" (COM(2013)0542) en het definitieve verslag van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid / hoofd van het Europees Defensieagentschap;
14. verzoekt de Europese Raad de voorstellen uit de verslagen van het Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDITB) ten uitvoer te leggen;
15. is van mening dat de lidstaten zich eerst moeten toeleggen op het verhelpen van de operationele tekortkomingen van het GVDB door hun steun toe te zeggen aan zowel de civiele missies als de militaire operaties van het GVDB, in het bijzonder door bij te dragen aan de capaciteit;
16. onderstreept het feit dat met het Verdrag van Lissabon verscheidene nieuwe instrumenten zijn ingevoerd die verband houden met het GVDB, waarvan in de praktijk nog geen gebruik is gemaakt; benadrukt in dit verband dat deze bepalingen ten uitvoer gelegd moeten worden om het GVDB verder te versterken, en verzoekt de Europese Raad optimaal gebruik te maken van voornoemde instrumenten (zoals permanente gestructureerde samenwerking tussen de lidstaten - artikel 46, lid 6, en de mogelijkheid om missies en operaties in het kader van het GVDB met name aan een bepaalde groep lidstaten toe te vertrouwen (artikelen 42, lid 5, en 44, lid 1, VEU);
17. benadrukt hoe belangrijk het is een proces van strategische reflectie te starten met het oog op het formuleren van de doelstellingen en prioriteiten van de EU en het opstellen van een routekaart met een tijdschema voor intensievere samenwerking op het gebied van defensie (een witboek dat dient als kader voor het reflecteren over nationale processen);
18. verzoekt de Europese Raad uitgebreidere samenwerking aan te gaan op het gebied van bewapening, in het bijzonder door het Europees Defensieagentschap de bevoegdheid te verstrekken een volwaardige rol te spelen bij de bevordering van coördinatie, het houden van toezicht op het nakomen van toezeggingen, het voorrang geven aan investeringen in technologieën (waaronder strategische middelen zoals bijtanken in de lucht, satellietcommunicatie, strategisch luchttransport, op afstand bestuurde luchtvaartuigen, cyberdefensie en het Gemeenschappelijk Europees Luchtruim), het bereiken van een overeenstemming over meer inzet van coalities van bereidwilligen / kerngroepen, en het zoeken naar een werkbare oplossing voor het gebruik van gevechtsgroepen;
19. verzoekt de lidstaten steun toe te zeggen aan een robuust EDTIB dat de fragmentatie tegen kan gaan en de creativiteit en sterkte van Europese industrieën kan vergroten door nauwere coördinatie bij de planning van nationale defensiebegrotingen (mogelijk door het opzetten van een "Europees semester" voor defensieaangelegenheden) en nauwere samenwerking op industrieel niveau (harmonisatie van normen en certificering van defensiematerieel); verlangt dat de defensie-industrie verdere stimulansen en ondersteuning krijgt, waarbij een toezegging wordt gedaan voor ontwikkeling van cruciale defensietechnologieën en systemen (fiscale impulsen, financiële ondersteuning voor onderzoek en ontwikkeling, en de institutionalisering van synergie tussen civiele en militaire capaciteit);
20. benadrukt dat de kracht van de EU, in vergelijking met andere organisaties, schuilt in haar unieke mogelijkheid om onder auspiciën van één politieke autoriteit – de vicevoorzitter / hoge vertegenwoordiger – het volledige scala aan politieke, economische, ontwikkelingsgerichte en humanitaire instrumenten te mobiliseren ter ondersteuning van haar civiele en militaire crisismanagement, missies en operaties, en dat deze omvattende aanpak, hetzij door "soft power", hetzij door zo nodig robuustere acties, unieke en breed gewaardeerde flexibiliteit en efficiëntie oplevert;
21. steunt de instelling van een Raad van ministers van Defensie, waarmee defensie het gewicht krijgt toegekend dat zij verdient;
22. dringt erop aan dat de staatshoofden en regeringsleiders, in het licht van het strategisch belang van de Europese defensie en de omvang van de uitdagingen waarvoor de Unie zich gesteld ziet, in december 2015 de vooruitgang die is geboekt bij de tenuitvoerlegging van de conclusies van de Europese Raad van december 2013 beoordelen en zich daarbij baseren op een tenuitvoerleggingsverslag van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad en de Commissie.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0269.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0222.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0515.