ONTWERPRESOLUTIE over een EU-strategie tegen dakloosheid
8.1.2014 - (2013/2994(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Inês Cristina Zuber, Willy Meyer, Paul Murphy, Jacky Hénin, Martina Anderson, Marie-Christine Vergiat, Younous Omarjee, Kyriacos Triantaphyllides, Nikolaos Chountis namens de GUE/NGL-Fractie
B7‑0012/2014
Resolutie van het Europees Parlement over een EU-strategie tegen dakloosheid
Het Europees Parlement,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name artikel 34 hiervan,
– gezien het herziene Europees Sociaal Handvest van de Raad van Europa, met name artikel 31 hiervan,
– gezien zijn resolutie van 14 september 2011 over een EU-strategie inzake dakloosheid[1],
– gezien zijn resolutie van 11 juni 2013 over sociale huisvesting in de Europese Unie[2],
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat toegang tot huisvesting een grondrecht is en tevens een voorwaarde om in volledige waardigheid het burgerschap te kunnen verwerven en uitoefenen; overwegende dat toegang tot fatsoenlijke en passende huisvesting een internationale verplichting van de lidstaten is die de Unie moet eerbiedigen, aangezien het recht op toegang tot en ondersteuning bij huisvesting is vastgelegd in de grondwetten van een groot aantal lidstaten en wordt erkend in zowel artikel 34 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de artikelen 30 en 31 van het herziene Sociale Handvest van de Raad van Europa als artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;
B. overwegende dat de neoliberale bezuinigingsmaatregelen, die zijn aangescherpt met de zogeheten memoranda van overeenstemming van de trojka, met name in het kader van de zogeheten nationale hervormingsplannen, economisch bestuur en het Europees semester, en die door het begrotingspact nog strenger zullen worden, bijdragen tot verdieping van de sociale en economische crisis in verscheidene lidstaten met een zwakkere economie en daarmee tot sociale achteruitgang die gevolgen heeft voor de beschaving;
C. overwegende dat dit beleid ertoe leidt dat de lonen dalen, de binnenlandse vraag en de belastinginkomsten teruglopen, de socialezekerheidsstelsels worden ontmanteld en de overheidsinvesteringen drastisch worden teruggebracht; overwegende dat het leven voor arbeidersgezinnen hierdoor steeds moeilijker wordt, in het bijzonder voor vrouwen, kinderen en immigranten uit deze lagen van de bevolking, die het meest lijden onder de toenemende armoede en werkloosheid en onder onzeker en slecht betaald werk;
D. overwegende dat meer dan 26 miljoen mensen werkloos zijn, 19% van de kinderen het risico loopt in armoede te vervallen, 8% van de mensen zich in ernstige materiële deprivatie bevindt, 24,2% van de mensen het risico loopt in armoede te vervallen, werkende armen een derde vormen van de volwassenen in de werkende leeftijd die het risico lopen in armoede te vervallen, en dat 410 000 mensen elke nacht dakloos zijn;
E. overwegende dat de verslechterende economische en financiële crisis en de tenuitvoerlegging van bezuinigingsmaatregelen met bijbehorende dalende lonen en stijgende werkloosheid, in combinatie met hoge huren en stijgende hypotheeklasten, leiden tot een toename van het aantal uitzettingen en beslagleggingen door banken, in het bijzonder in landen als Spanje, waar sinds 2008 meer dan 400 000 uitzettingen hebben plaatsgevonden; overwegende dat het ontbreken van inbetalinggeving (datio in solutum) sociale en financiële uitsluiting veroorzaakt, hetgeen een groot obstakel is voor het vinden van andere huisvesting;
F. overwegende dat massale speculatie in de vastgoedsector ertoe heeft geleid dat de winsten voor banken en vastgoedspeculanten een hoge vlucht hebben genomen en een enorme vastgoedzeepbel kon ontstaan; overwegende dat het barsten van deze zeepbel er vervolgens toe heeft geleid dat miljoenen mensen in heel Europa een negatief eigen vermogen hebben en het risico lopen hun huis kwijt te raken, hetgeen tienduizenden gedwongen uitzettingen tot gevolg heeft gehad;
G. overwegende dat de sociale en gezinsprofielen van mensen die een beroep doen op sociale huisvesting zijn veranderd en dat de vraag naar dit soort huisvesting is toegenomen;
H. overwegende dat er in de meeste lidstaten een tekort aan sociale huisvesting en een toenemende vraag naar betaalbare woonruimte bestaat;
1. acht het dringend noodzakelijk dat deze nieuwe maatschappelijke realiteiten in kaart worden gebracht, zodat passende huisvestingsstrategieën kunnen worden opgesteld die aansluiten op de werkelijkheid in elke lidstaat;
2. herinnert eraan dat de verwezenlijking van het recht op huisvesting een voorwaarde is voor de volledige verwezenlijking van de overige grondrechten, met inbegrip van de politieke en sociale rechten; is van mening dat het recht op huisvesting vorm moet krijgen door burgers en gezinnen garanties te bieden op geschikte huisvesting die voldoet aan hun behoeften en die hun welzijn, persoonlijke levenssfeer en levenskwaliteit waarborgt, en zo bijdraagt tot de totstandbrenging van sociale rechtvaardigheid en samenhang en tot de bestrijding van sociale uitsluiting en armoede;
3. verlangt dat een ambitieuze, geïntegreerde EU-strategie wordt ontwikkeld die stoelt op ruimere begrotingssteun en middelen voor nationale strategieën, met als doelstelling om binnen het bredere kader van sociale integratie dakloosheid zo snel mogelijk uit te bannen;
4. benadrukt dat deze strategie alleen vruchten zal afwerpen wanneer zij geïntegreerd is in een overkoepelend plan ter bestrijding van armoede en werkloosheid, bevordering van economische ontwikkeling en beëindiging van de ondermijning van de rechten van werknemers, de normen en de hoogte van lonen, in combinatie met een beleid voor ruimtelijke ordening en huisvesting dat is gericht op tegemoetkoming aan de behoeften van mensen en de eerbiediging van hun rechten, en niet op financiële of speculatieve belangen;
5. is van mening dat de EU de lidstaten moet ondersteunen bij de tenuitvoerlegging van hun transitiestrategieën voor dakloze mensen, onder meer door:
• vaststelling van wetgeving tegen speculatie door middel van controle op de prijs van woonruimte;
• ontwikkeling van een netwerk van fatsoenlijke en geschikte opvanghuizen in stedelijke gebieden;
• veiligstelling van het universele en gratis karakter van deze opvanghuizen door middel van kaderwetgeving;
• waarborging van regelmatige monitoring van de bewoners van elk opvanghuis door multidisciplinaire teams, onder meer medisch personeel, en tenuitvoerlegging van plannen voor sociale integratie van personen wier handicap een actief leven niet in de weg staat;
• het opstellen van "directe accommodatieplannen", die zijn gebaseerd op het gebruik van het woningenbestand in de lidstaten (mits voorhanden) of op terugvordering van ongebruikte of leegstaande gebouwen, waarmee de beschikbaarheid van huisvesting voor alle dakloze mensen wordt gegarandeerd;
• instelling van multidisciplinaire teams die alle bij deze plannen betrokkenen monitoren en die interveniëren bij problemen van diverse aard (verslavingen, geestelijke en lichamelijke ziekten, moeilijkheden bij het verwerven van een plaats op de arbeidsmarkt. enz.) waar deze bevolkingsgroep mee te maken heeft;
• vaststelling van maatregelen, zoals de invoering van inbetalinggeving (waar dit niet bestaat) of afkondiging van de noodtoestand in de vastgoedsector indien dit noodzakelijk is voor de waarborging van het recht op huisvesting;
• invoering van een onmiddellijk verbod op uitzettingen en vaststelling van wetgeving die een verbod stelt op uitzetting van huiseigenaren die als gevolg van de economische crisis een betalingsachterstand hebben opgelopen bij de aflossing van hun hypotheek;
• invoering van een programma voor openbare werken zodat nieuwe en fatsoenlijke sociale huisvesting voor iedereen kan worden gebouwd;
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1] PB C 51 E van 22.2.2013, blz. 101.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0246.