ONTWERPRESOLUTIE over het te koop aanbieden van het EU-burgerschap
13.1.2014 - (2013/2995(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Jean Lambert, Judith Sargentini, Raül Romeva i Rueda, Ulrike Lunacek namens de Verts/ALE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0015/2014
B7‑0015/2014
Resolutie van het Europees Parlement over het te koop aanbieden van het EU-burgerschap
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 9 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien artikel 20, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien het arrest van het Hof van Justitie van 2 maart 2010 in Zaak C-135/08 Janko Rottman/Freistaat Bayern,
– gezien de door de Verts/ALE-Fractie ingediende mondelinge vragen O-000145/2013 en O-000144/2013 aan respectievelijk de Commissie en de Raad,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het burgerschap van de Unie is bedoeld als fundamentele status van de onderdanen van de lidstaten en moet worden beschouwd als een toegevoegde waarde van de EU die niet afhankelijk is van economische status;
B. overwegende dat vrij verkeer binnen de EU nauw verband houdt met het burgerschap van de Unie;
C. overwegende dat verschillende rechten, waaronder het vrije verkeer en het actief en passief kiesrecht in lokale en Europese verkiezingen, nauw verbonden zijn met het burgerschap van de Unie, en dat alle EU-burgers deze rechten moeten blijven waarderen en genieten;
1. merkt op dat het burgerschap van de Unie een belangrijke status is die wordt toegekend aan alle onderdanen van de lidstaten en waaraan aanzienlijke rechten zijn verbonden;
2. merkt op dat vrij verkeer binnen de EU nauw – maar niet uitsluitend – verbonden is met het burgerschap van de Unie;
3. verzoekt alle lidstaten bij het uitoefenen van hun bevoegdheden op het gebied van nationaliteit terdege rekening te houden met het recht van de Europese Unie;
4. betreurt ten zeerste dat bepaalde lidstaten nationaal burgerschap toekennen in ruil voor investeringen in de desbetreffende lidstaat; merkt op dat investerings-burgerschapprogramma's niet het enige voorbeeld zijn waarbij burgerschap te koop is, aangezien veel lidstaten grote bevolkingsgroepen buiten het EU-grondgebied bevoorrechte toegang tot EU-burgerschap bieden op grond van verre verwantschap of gemeenschappelijke etnische identiteit;
5. beschouwt het beginsel van de toekenning van burgerschap op grond van financiële capaciteit als oneerlijk met het oog op het grote aantal migranten dat jarenlang in de lidstaten komt werken zonder ooit de kans te krijgen het burgerschap zelfs maar aan te vragen;
6. meent dat de toekenning van nationaal burgerschap op grond van financiële capaciteit afbreuk doet aan de geest van wederzijds vertrouwen in burgerschapskwesties die grote gevolgen kunnen hebben voor vrij verkeer, stemrechten en de programma's voor visumvrijstelling die alle EU-burgers ten goede moeten komen;
7. gelooft in een open migratiebeleid, ongeacht nationaliteit, bezit of inkomen, en is van mening dat iedereen die een werkelijke band met de Unie heeft de mogelijkheid moet hebben om een verblijfsvergunning en burgerschap aan te vragen;
8. pleit voor een breder debat over gemeenschappelijke beginselen die als richtsnoer moeten dienen voor het beleid van de lidstaten op het gebied van nationaliteit;
9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen en de regeringen van de lidstaten.