ONTWERPRESOLUTIE over het te koop aanbieden van het EU-burgerschap
13.1.2014 - (2013/2995(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Jan Mulder, Renate Weber, Graham Watson namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0015/2014
B7‑0017/2014
Resolutie van het Europees Parlement over het te koop aanbieden van het EU-burgerschap
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 4 en 8 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat elke lidstaat geacht wordt zich verantwoordelijk te gedragen en de gemeenschappelijke waarden en verworvenheden van de Unie te beschermen, en dat deze waarden en verworvenheden van onschatbare waarde en niet in geld uit te drukken zijn;
B. overwegende dat bepaalde lidstaten regelingen hebben ingevoerd die direct of indirect neerkomen op de verkoop van het EU-burgerschap aan onderdanen van derde landen;
C. overwegende dat steeds meer lidstaten tijdelijke verblijfsvergunningen afgeven aan onderdanen van derde landen die in de betrokken lidstaat investeren;
D. overwegende dat in sommige lidstaten een permanente verblijfsstatus met toegang tot het gehele Schengengebied kan worden verkregen; overwegende dat in bepaalde lidstaten voorbereidingen gaande zijn voor de feitelijke verkoop van het staatsburgerschap;
E. overwegende dat in het bijzonder de Maltese regering bezig is met een regeling voor rechtstreekse verkoop van het Maltese staatsburgerschap, waarmee ook het EU-burgerschap zonder enige voorwaarde wat betreft verblijfsstatus gewoonweg te koop wordt aangeboden;
F. overwegende dat een dergelijke rechtstreekse verkoop van het EU-burgerschap een ondermijning betekent van het wederzijds vertrouwen waarop de Unie berust;
G. overwegende dat EU-burgers in het bijzonder vrij kunnen reizen en zich vrij kunnen vestigen binnen de EU, met name in het Schengengebied, dat zij actief en passief kiesrecht hebben bij gemeenteraadsverkiezingen en Europese verkiezingen, ongeacht het EU-land waar zij wonen, en zulks onder dezelfde voorwaarden als de burgers van dat land, en dat zij buiten de EU recht hebben op bijstand van de ambassade of het consulaat van een ander EU-land, en dit onder dezelfde voor waarden als de burgers van het betrokken land, indien hun eigen land geen vertegenwoordiging heeft;
H. overwegende dat de EU gestoeld is op wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, dat door de jaren heen stap voor stap is opgebouwd door de inzet en bereidwilligheid van de lidstaten en van de Unie als geheel;
I. overwegende dat er bezorgdheid bestaat over de kwaliteit van de toetsingsprocedure;
J. overwegende dat er voorts vrees bestaat voor mogelijke discriminatie, aangezien alleen de allerrijkste burgers van derde landen de prijs van het Maltese staatsburgerschap zullen kunnen opbrengen;
K. overwegende dat het niet duidelijk is of de Maltezers werkelijk baat bij dit nieuwe beleid zullen hebben, bijvoorbeeld in fiscale zin, aangezien investeerders uit het buitenland geen belasting hoeven te betalen; wijst erop dat het staatsburgerschap niet alleen rechten, maar ook verantwoordelijkheden inhoudt;
L. overwegende dat het EU-burgerschap een van de voornaamste verworvenheden van de EU vormt;
1. vreest dat deze nieuwe manier om het Maltese staatsburgerschap te verwerven het wezen van het Europese burgerschap ondermijnt;
2. verzoekt de Commissie als hoedster van de Verdragen een duidelijke uitspraak te doen over de vraag of deze regeling verenigbaar is met de letter en de geest van de Verdragen en de Schengengrenscode, alsook met de antidiscriminatiewetgeving van de EU;
3. wijst er andermaal op dat in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie het "beginsel van loyale samenwerking" tussen de Unie en de lidstaten verankerd is, op grond waarvan ze elkaar respecteren en elkaar steunen bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien;
4. dringt er bij alle lidstaten op aan dat ze hun verantwoordelijkheid voor de bescherming van de waarden en doelstellingen van de Unie erkennen en nakomen;
5. erkent dat verblijfsrecht en burgerschap onderwerpen zijn die tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren, maar verzoekt de lidstaten voorzichtig te zijn bij het uitoefenen van hun bevoegdheden op dit vlak; spreekt zijn bezorgdheid uit over de burgerschapsregelingen die door verscheidene lidstaten zijn opgesteld, en in de eerste plaats over de onlangs door Malta opgestelde regeling op grond waarvan het EU-burgerschap tegen betaling kan worden verkregen;
6. merkt op dat het EU-burgerschap inhoudt dat de houder een belang heeft in de Unie, en dat het afhankelijk is van iemands banden met Europa en de EU-lidstaten of van persoonlijke banden met EU-burgers; herinnert eraan dat het EU-burgerschap nooit handelswaar mag worden;
7. onderstreept dat de door het EU-burgerschap verleende rechten gebaseerd zijn op de menselijke waardigheid en tegen geen enkele prijs mogen worden gekocht of verkocht;
8. verzoekt de Commissie alle verschillende burgerschapsregelingen te beoordelen in het licht van de Europese waarden en te toetsen aan de letter en de geest van de wetgeving en de praktijk van de EU, en aanbevelingen te doen om te voorkomen dat dergelijke regelingen het vertrouwen ondergraven waarop de EU is gebouwd;
9. benadrukt dat de toegang tot fondsen niet het belangrijkste criterium mag zijn voor het verlenen van het EU-burgerschap aan onderdanen van derde landen; vraagt de lidstaten rekening te houden met de bezorgdheid inzake frauduleuze handelingen, zoals het witwassen van geld;
10. verzoekt Malta zijn huidige burgerschapsregeling in overeenstemming te brengen met de geest van de waarden van de EU of de regeling volledig in te trekken;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.