Ontwerpresolutie - B7-0026/2014Ontwerpresolutie
B7-0026/2014

ONTWERPRESOLUTIE over de eerbiediging van de grondrechten van vrij verkeer in de Europese Unie

13.1.2014 - (2013/2960(RSP))

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Timothy Kirkhope, Ryszard Antoni Legutko, Janusz Wojciechowski, Ryszard Czarnecki namens de ECR-Fractie

Procedure : 2013/2960(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0026/2014
Ingediende teksten :
B7-0026/2014
Aangenomen teksten :

B7‑0026/2014

Resolutie van het Europees Parlement over de eerbiediging van de grondrechten van vrij verkeer in de Europese Unie

(2013/2960(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien Titel IV van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en in het bijzonder artikel 151 daarvan,

–   gezien de toetredingsverdragen en de protocollen daarbij,

–   gezien de artikelen 21, 45 en 47 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de artikelen 15, 21, 29, 34 en 45 van het Handvest van de grondrechten,

–   gezien Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap[1], als gecodificeerd door Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie[2],

–   gezien de verklaring van vicevoorzitter Reding in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 5 december 2013 over het vrije verkeer,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het recht om in een andere lidstaat te wonen en te werken door de verdragen wordt erkend als een van de fundamentele vrijheden van de EU;

B.  overwegende dat op 1 januari 2014 in de gehele EU een eind is gekomen aan de tijdelijke beperkingen voor Bulgaarse en Roemeense ingezetenen;

C. overwegende dat mobiliteitsstromen hoofdzakelijk worden bepaald door de vraag op de arbeidsmarkt;

D. overwegende dat een correct geregeld vrij verkeer van werknemers de Europese economie kan helpen aanzwengelen en kan bijdragen aan een soepelere EU, die de uitdagingen van de mondialisering aan kan;

E.  overwegende dat een moderne Europese samenleving, in het bijzonder vanwege industriële veranderingen, globalisering, nieuwe arbeidspatronen, demografische veranderingen en ontwikkelingen op vervoersgebied, een grotere mate van mobiliteit van werknemers vergt;

F.  overwegende dat de Commissie onlangs voorstellen heeft geformuleerd om een antwoord te vinden op de openstaande vraagstukken met betrekking tot het vrije verkeer;

1.  wijst erop dat het vrije verkeer een positieve rol heeft gespeeld in de voltooiing van de interne markt en de ontwikkeling van de Europese economische groei;

2.  verzoekt de lidstaten hun verdragsverplichtingen na te komen wat de EU-regels op het gebied van vrijheid van verkeer betreft;

3.  onderstreept dat het vrije verkeer voor de EU een belangrijke troef zal blijven op voorwaarde dat het op een duurzame manier gereguleerd en uitgevoerd wordt en dat de EU in die zin actie onderneemt tegen misbruik van dat recht, zodat de EU-burgers hun geloof en vertrouwen in dat beginsel kunnen behouden;

4.  verzoekt de Raad de jongste mededeling van de Commissie over de hervorming en verduidelijking van het criterium van de "gewone verblijfplaats", de inspanningen om een oplossing te vinden voor de problemen met de sociale integratie, de bevordering van de uitwisseling van beste praktijken tussen de lokale overheden en regels inzake toegang tot de sociale zekerheid ernstig in overweging te nemen;

5.  dringt er op aan dat de lidstaten hun visuminformatiesystemen en hun Schengeninformatiesystemen effectief uitvoeren om de veiligheid van alle EU-burgers te waarborgen;

6.  verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat het gelijkheidsbeginsel en de fundamentele rechten voor alle burgers van de Europese Unie worden geëerbiedigd;

7.  verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat alle EU-werknemers een gelijke en eerlijke behandeling krijgen, dat er eerlijke concurrentie bestaat tussen de ondernemingen en dat economische en sociale dumping worden voorkomen;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.