Ontwerpresolutie - B7-0028/2014Ontwerpresolutie
B7-0028/2014

ONTWERPRESOLUTIE over het te koop aanbieden van het EU-burgerschap

13.1.2014 - (2013/2995(RSP))

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Marie-Christine Vergiat, Alda Sousa, Marisa Matias namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2013/2995(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0028/2014
Ingediende teksten :
B7-0028/2014
Aangenomen teksten :

B7‑0028/2014

Resolutie van het Europees Parlement over het te koop aanbieden van het EU-burgerschap

(2013/2995(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien artikel 5, lid 3, en artikel 9 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–   gezien artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien de artikelen 20, 21, lid 1, en 45 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien de artikelen 13 en 15 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens,

–   gezien het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,

–   gezien het arrest van het Hof van Justitie van 2 maart 2010 in Zaak C-135/08 Janko Rottman/Freistaat Bayern,

–   gezien het document van het Europees migratienetwerk van 8 november 2012, met de titel "Ad-hoconderzoek over welvarende immigranten",

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de regels inzake verkrijging en verlies van de nationaliteit binnen de bevoegdheid van de lidstaten vallen; overwegende dat het burgerschap van de Unie een toegevoegde waarde is en niet in de plaats van het nationale burgerschap komt, maar dat het nog steeds is bedoeld als de fundamentele status van onderdanen van de lidstaten die niet afhankelijk mag zijn van hun economische situatie;

B.  overwegende dat het burgerschap van de Unie verscheidene rechten inhoudt, onder meer het actief en passief kiesrecht bij lokale en Europese verkiezingen en het recht van vrij verkeer, en dat deze rechten in de hele Europese Unie door de Unie zelf worden verleend;

C. overwegende dat het recht van vrij verkeer binnen de EU nauw verbonden is met het burgerschap van de Unie en dat het ook verleend wordt aan onderdanen van derde landen die legaal verblijven en wonen in een lidstaat van de Europese Unie;

D. overwegende dat iedereen het recht heeft een land, zijn eigen land incluis, te verlaten en naar zijn land terug te keren, overwegende dat iedereen recht heeft op een nationaliteit en overwegende dat niemand willekeurig zijn nationaliteit mag worden ontnomen, noch het recht mag worden ontzegd om van nationaliteit te veranderen;

E.  overwegende dat een aantal lidstaten onlangs maatregelen hebben goedgekeurd om de migratie van hoogopgeleiden of mensen met aanzienlijke economische middelen gemakkelijker te maken, met name door visums te verkopen;

F.  overwegende dat Malta wetgeving heeft goedgekeurd om paspoorten te verkopen in ruil voor aanzienlijke bedragen;

G. overwegende dat deze voorstellen verband houden met de economische en budgettaire situatie van een aantal lidstaten, met bezuinigingsmaatregelen en doelstellingen voor het terugdringen van tekorten en zware overheidsschulden als gevolg van het door de Unie opgelegde beleid; overwegende dat de maatregelen inzake het verkopen van nationaliteit tot doel hebben de overheidsbudgetten van de lidstaten te financieren of de investeringen in deze lidstaten te vergemakkelijken;

H. overwegende dat het verlenen van het burgerschap, de status van ingezetene of het recht op tijdelijk verblijf niet mag afhangen van de economische of sociale status; overwegende dat rechten en vrijheden aan iedereen worden verleend en derhalve niet het voorwerp kunnen zijn van een financiële transactie, ook niet wanneer deze door staten worden verricht;

I.   overwegende dat migranten die in de Europese Unie komen werken en wonen geen verschillende behandeling mogen krijgen naar gelang van hun economische of sociale status;

1.  veroordeelt met klem de goedkeuring van wetgeving of programma's voor het verlenen van burgerschap of permanente of tijdelijke verblijfsstatus, alleen op basis van financiële draagkracht of in ruil voor investeringsprojecten in de lidstaten; benadrukt dat deze praktijken de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie schenden en neerkomen op discriminatie tussen migranten;

2.  beklemtoont dat het burgerschap of permanente of tijdelijke verblijfsvergunningen, gezien de rechten die eraan zijn verbonden, niet als handelswaar mogen worden beschouwd;

3.  merkt op dat het burgerschap van de Unie een belangrijke rechtspositie is die aan alle onderdanen van de lidstaten wordt verleend, die als rechtstreeks gevolg heeft dat grondrechten worden toegekend en die verplichtingen schept voor de lidstaten van de EU;

4.  keurt het ten zeerste af dat deze praktijken worden toegepast, terwijl migranten die werken en gedurende vele jaren een waardevolle bijdrage leveren aan de Europese Unie zelfs niet de kans krijgen om het burgerschap aan te vragen in de lidstaten waar zij wonen; betreurt ten zeerste dat het burgerschap wordt verkocht aan bepaalde migranten, terwijl anderen hun leven in de waagschaal stellen om de beveiligingsmaatregelen aan de EU-grenzen te omzeilen;

5.  herinnert aan het belang dat het Parlement hecht aan een open migratiebeleid waarbij nationaliteit, bezit of inkomen geen rol speelt;

6.  betreurt het dat een aantal lidstaten nog steeds geen burgerschap of stemrecht hebben gegeven aan de mensen die vóór 1991 zijn toegekomen en hun nakomelingen ( in het geval van Letland gaat het om 15% van de bevolking), of geen stemrecht hebben gegeven aan onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven;

7.  vindt dat het verlenen van het nationaal burgerschap of de status van ingezetene op basis van financiële draagkracht een aantasting vormt van de geest van wederzijds vertrouwen in burgerschapskwesties tussen alle burgers en de personen die in de Europese Unie wonen, alsook tussen de lidstaten onderling, en is van oordeel dat dit enorme gevolgen kan hebben voor het vrij verkeer, stemrecht en de visumvrijsstellingprogramma's ten behoeve van alle EU-burgers;

8.  verzoekt alle lidstaten bij het uitoefenen van hun bevoegdheden op het gebied van nationaliteit, permanent of tijdelijk verblijf, terdege rekening te houden met de Europese en internationale mensenrechtenverdragen;

9.  pleit voor een breder debat over gemeenschappelijke beginselen die als richtsnoer moeten dienen voor het beleid van de lidstaten op het gebied van nationaliteit, burgerschap en permanent en tijdelijk verblijf;

10. vraagt de lidstaten dat zij al hun internationale verplichtingen nakomen, in het bijzonder het Europees Verdrag voor de rechten van de mens;

11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen en de regeringen van de lidstaten.